C.H.H. ‘Kik’ Aalders (1913-1945), slachtoffer van de atoombom op Nagasaki

Vanwege dodenherdenking 4 mei 2016 schreef ik dit verhaal over het leven van mijn oudoom C.H.H. ‘Kik’ Aalders (1913-1945), een man die zijn leven liet in Nagasaki in 1945. De atoombom op Nagasaki maakte een einde aan de Tweede Wereldoorlog, maar helaas ook aan het jonge leven van Kik Aalders. Zijn broer, W.J.A. ‘Willy’ Aalders (1915-1998), was op dat moment ook in Nagasaki maar overleefde de inslag gelukkig wel. De willekeur en grilligheid van het lot blijkt uit dit familieverhaal. Een verhaal dat niet vergeten mag worden en ter nagedachtenis dient aan alle slachtoffers van de atoombom ‘Fat Man’ op Nagasaki 9 augustus 1945.

Op 18 september 1913 werd Kik Aalders geboren op de plantage Soengei Silau in het sultanaat Asahan op Sumatra. Als derde zoon uit het huwelijk J.G. Aalders-Schaafsma werd hij vernoemd naar zijn moeder. Een jaar na zijn geboorte, in 1914, verhuisde het gezin Aalders-Schaafsma naar iets zuidelijker gelegen sultanaat Bila, waar vader Jan Gijsbert Aalders (1872-1957) werd aangesteld tot general-manager van de Sennah Rubber Company. De tocht naar Bila werd afgelegd per boot. Het sultanaat Bila lag nog meer afgelegen dan het al afgelegen Asahan. Het vlakke, lage en moerassige landschap van Bila wordt doorsneden door de Bila-rivier. Deze rivier was voor stoombootjes met een geringe diepgang voor een groot deel goed bevaarbaar. Door de jaarlijkse overstromingen ontbraken in de benedenstreken wegen en voetpaden. De gemeenschap tussen de kampongs onderling heeft steeds door middel van de sampans te water plaatsgevonden. De havenplaats van Bila was Laboean Bilik, maar de plantage Calixberge van de Sennah Rubber Company – waar de familie Aalders zetelde – lag meer landinwaarts. In tegenstelling tot de primitieve aard van het landschap, mocht de familie zich verheugen op een bijna vorstelijk paleis op de plantage Calixberge. Zoals indertijd gebruikelijk, diende het onderkomen van de hoofdadministrateur/general-manager als visitekaartje van het bedrijf; daardoor werd voor de bouw van dat huis niet op de centen gelet.

Woonhuis van de familie Aalders op de rubberplantage Calixberge in Bila

Ondanks dit materiële comfort, was het plantageleven bovenal een eenzaam en zeker niet ongevaarlijk bestaan. Men was zich bewust van het ontbreken van een politiemacht, beperkte medische voorzieningen en de risico’s van malaria. Daarnaast leefden zij temidden van de natuur en het bijbehorende Wildlife. Over dit laatste weet een kleindochter zich nog de volgende overleveringen te herinneren:

De familie Aalders hield honden, waarvan er één ’s nachts gepakt werd door een tijger. Hij waakte onder het huis. De jongens kregen aapjes, kleine met grote ogen, maar dat ging al gauw fout. De vlooien bleken onvermijdelijk en het bleken bijterige beestjes. De jongens zijn ’s nachts een keer gered door het personeel. Toen zij een grote, giftige slang hun slaapkamer zagen binnengaan, wisten zij de slang op tijd te vangen.”

Door het gebrek aan een ziekenhuis in Bila reisde mijn overgrootmoeder naar de grote, booming stad Medan in het sultanaat Deli om daar in 1915 te bevallen van een zoon W.J.A. ‘Willy’ Aalders (1915-1998) en in 1917 van zoon G.B. ‘Gijs’ Aalders (1917-1997). Met Gijs was het gezin compleet; 1 dochter Lies en 5 zonen (Pier, Jan, Kik, Willy en Gijs).

Het gezin Aalders-Schaafsma op Calixberge (Bila, 1916). Kinderen van links naar rechts (waarschijnlijk): Willy, Pier, Jan en Kik.

Door gezondheidsproblemen van mijn overgrootvader J.G. Aalders kwam plotseling een einde aan het plantersbestaan in den vreemde. In 1918 nam J.G. Aalders ontslag als general-manager bij de Sennah Rubber Company en het gezin repatrieerde in 1919. Kik Aalders was toen 6 jaar oud. Terug in Europa woonde het gezin achtereenvolgens te Bosch en Duin 1919-1921, Heidelberg 1921-1924, Helmond 1924-1926, Bosch en Duin 1926-1948 en laatstelijk Hilversum.

Overgrootvader Jan Gijsbert Aalders met drie van zijn zonen; van links naar rechts: Gijs B. Aalders, vader Jan Gijsbert Aalders (1872-1957), W.J.A. ‘Willy’ Aalders en C.H.H. ‘Kik’ Aalders

Kik Aalders was scholier aan het Christelijk Lyceum te Zeist en ging vervolgens Rechten studeren aan de Universiteit Utrecht. Hij verkreeg in 1936 zijn doctoraal Indisch Recht. Hoewel hij als kind slechts korte tijd in Nederlands-Indie had gewoond, lonkte het tropische, avontuurlijke bestaan. De liefde voor Indië zal hij hebben meegekregen van zijn vader; die maakte na zijn repatriëring nog verschillende reizen naar het Indisch Archipel. De avontuurlijke inslag spreekt ook uit zijn affiniteit voor de padvinderij; hij was laatstelijk leider van de welpen in Zeist. Kik Aalders vertrok kort na zijn afstuderen naar Nederlands-Indië waar hij een baan vond bij het Departement van Justitie in Batavia (Jakarta). In 1939 verloofde hij zich met Coby van Vooren, eveneens een planters-kind uit Indië. Op 8 november 1940 traden zij aldaar in het huwelijk. Ondertussen was Nederland al bezet door de Duitsers. Ook de spanningen in Nederlands-Indië liepen steeds hoger op…

De Indische Courant d.d. 1 juli 1941 meldde:

Tijdelijk voor den duur van een jaar ter beschikking gesteld van den Legercommandant, teneinde door dezen bij het leger tewerkgesteld te worden, mr. C.H.H. Aalders, thans red. bij het dep. van justitie.”

Op 7 december 1941 vond de Japanse aanslag op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor plaats. De volgende dag, 8 december, verklaarde o.a. Amerika en Nederland de oorlog aan Japan. Japan had al langere tijd een oogje op Nederlands-Indië vanwege de schatten aan rubber en olie en zag nu haar kans schoon om Nederlands-Indië te veroveren. Al op 17 december 1941 zetten de eerste Japanners voet op Indische bodem…

Uiteraard werden ook de Nederlandse mannen in Indie opgetrommeld om de kolonie te verdedigen; hieronder vielen o.a. Kik Aalders en zijn broer Willy . Willy Aalders (1915-1998) had zich in 1936 gevestigd in Nederlands-Indië als handelscorrespondent. De Japanners waren niet te stuitten en de Japanse bezetting werd een feit. De Europese mannen en vrouwen werden op Java in de vreselijke ‘Jappenkampen’ ondergebracht, waar velen stierven door mishandeling en ontberingen. De communicatie met het door de Duitsers bezette Nederland was uiteraard zeer lastig. Ter illustratie een passage uit een brief van mijn overgrootvader J.G. Aalders aan zijn oudste zoon, mijn grootvader P.J.G. ‘Pier’ Aalders (1909-1961) d.d. 9 juli 1943:

Vanmorgen ontvingen we bericht van het Rode Kruis dat Willy in het Prisoner of War Java Camp zit en dat ik aan hem kon schrijven wat we natuurlijk onmiddellijk gedaan hebben. Jullie begrijpen wat een ontroerend moment dat voor ons was, sedert dec. 1941 hadden we niets van hem vernomen. Heerlijk dat hij nog in leven is en we hem nog hebben.”

De informatie blijkt verouderd, want Willy en zijn broer Kik Aalders waren inmiddels al ergens anders… In 1942/1943 bouwden de Japanners bij Nagasaki een kamp: Fukuoka 14. Dit was ingericht voor 300 krijgsgevangen uit Nederlands-Indie. Ze waren in Batavia en Surabaja ingescheept in de Maebasi Maru en van 9 februari tot 2 april 1943 bijeen gebracht in het Changi-kamp te Singapore. Vandaar ging het transport via Saigon (5 april) en Taiwan (15 april) naar Modji, het punt waar de Japanse eilanden Kyushu en Hondo elkaar tot op een afstand van duizend meter naderen. Driehonderd mannen zagen in Modji even de kersenbloesem bloeien voor ze in een geblindeerde trein naar Nagasaki vertrokken. Uitgeput liep men de volgende morgen van het station naar het kamp. Onder hen bevonden zich de broers Kik en Willy Aalders. Door de slechte hygiene en heersende dysenterie overleden de eerste maand de eerste zeven Nederlandse krijgsgevangen in Nagasaki. Kik en Willy Aalders waren gelukkig sterk van gestel. De krijgsgevangenen moesten werken op de Mitsubishi-werf, die – typisch genoeg – in de negentiende eeuw door de Nederlandse marine was gesticht.

Intussen waren enkele functies verdeeld: Kik Aalders werd, als luitenant, de commandant van de gevangenen. Als zijn bediende (toban) werd zijn broer Willy Aalders aangewezen. Hierdoor werden zij (evenals twee anderen, de heren Hoyer en Jolly) vrijgesteld van dienst op de werf. Zij bemiddelden tussen de gevangenen en de Japanners.

De krijgsgevangenen kregen niet een status zoals vereist door de Geneefse Conventie. Ze moesten beloven niet weg te lopen en eerbied voor de Japanse vlag en keizer tonen. Dan kon de gevangene bij het Japanse leger worden ingedeeld als arbeidskracht, een rang en status beneden die van soldaat. Wie die status niet aanvaardde, had zich maar dood moeten vechten. En vele Japanse commandanten wilden bij deze laatste keuze wel helpen. (…)

Ook in Fukuoka 14 moest een verklaring getekend worden dat men niet zou deserteren of iets tegen de keizer zou ondernemen. Luitenant [Kik] Aalders en vaandrig Jolly protesteerden tegen die ondertekening, maar toen deze werd afgedwongen, nam Aalders de verantwoordelijkheid daarvoor op zich. Als jurist adviseerde hij toen om te tekenen, omdat een afgedwongen verklaring niet bindend is.” aldus Dr. J. Stellingwerf in ‘Fat man in Nagasaki’ (1980).

Stellingwerf vervolgt in zijn boek: “Zijn [luitenant Kik Aalders’] invloed was beperkt. Hij was geen geboren leider die actief met allen meeleefde en voor hen in de bres sprong. Maar wel had hij, pas dertig jaar oud, een gezag dat op eruditie, aanwezig zijn, zorgzaamheid en verantwoordelijkheidsbesef berustte. De soldaat die vermoeid of verontwaardigd van de werf kwam verwachtte misschien meer van hem, maar de mogelijkheden die Aalders bezat, gebruikte hij wel degelijk om meer voeding en een betere behandeling voor zijn mensen te verlangen. Ook al gedroeg hij zich niet opmerkelijk stoer en flink, hij was volgens ieder wel een nobel en goed mens.”

Op 8 mei 1945 capituleerde Duitsland. De Tweede Wereldoorlog was echter nog niet voorbij. Op 10 mei 1945 werd in Amerika vergaderd over een aanval op Japan met een nieuw ontwikkeld wapen: de atoombom. Daarnaast werden in juli en 1 augustus werden ‘normale’ bombardementen uitgevoerd op Japan. “In Nagasaki hadden de bombardementen van juli en 1 augustus het normale werk verstoord. Er was voor de gevangenen van Fukuoka 14 veel puin te ruimen. Luitenant Aalders had geklaagd over de schuilloopgraven. Ze lagen te dicht bij de fabrieken en boden onvoldoende veiligheid. Op 4 augustus werd toestemming gegeven nieuwe schuilplaatsen in de rotsen uit te hakken, een paar honderd meter van het kamp af aan de overzijde van de spoorweg. (…) Op zondag 5 augustus begon men in twee ploegen op twee plaatsen te hakken. De gangen werden ongeveer 1,50 meter hoog en 1,20 meter breed. Op 9 augustus was men in de ene gang verder gevorderd dan in de andere, van enkele tot meerdere meters. (…)” (Stellingwerf)

Op 6 augustus 1945 viel de eerste atoombom, ‘Little Boy’, op Hiroshima, een stad van grote militaire en economische betekenis. Op 9 augustus 1945 waren de Amerikanen van plan de tweede atoombom, ‘Fat Man’, te gooien op de stad Okura. Door slecht zicht werd besloten te atoombom te gooien op een alternatieve plaats, Nagasaki. Het doelwit werd met 3 mijl gemist, waardoor de explosie plaatsvond gedeeltelijk in een dunbevolkt gebied…

Al een paar dagen stond de radio in het Japanse wachtlokaal van [kampcommandant] Tanaka hard aan. Op 7 augustus waren er bijzonder verontrustende berichten. Op 7 augustus vertelde een van de bewakers dat de Amerikanen een elektrobom hadden gegooid op Hiroshima. Een paar gevangenen wisten er zodoende iets van. (…) Na het bombardement van 1 augustus en na deze berichten, werden uit voorzorg zoveel mogelijk medicijnen, vaseline en verband van het Rode Kruismagazijn overgebracht naar de schuilloopgraaf bij de ziekenzalen. (…) In het kamp werden veel grappen verteld en uitgehaald. Het leven was in zekere zin ook zorgeloos omdat men geen verantwoordelijkheid droeg. Vriendschappen werden tussen enkelingen gesloten, maar verder hielp men elkaar als lotgenoten.” (Stellingwerf)

Op 9 augustus 1945 viel de atoombom bij Nagasaki. In de volgende aangrijpende brief informeert Willy zijn ouders vanuit Manilla d.d. 27 september 1945:

Wat mis ik Kik erg! 9 augustus ‘s morgens om 11 uur zagen wij een lichtflits en onmiddelijk daarop hoorden we een ontzettende explosie. ‘t Heele kamp was op de been, deels in de fabriek, deels in het kamp zelf. De slag kwam geheel onverwacht, want de ongelukkige Jap had geen alarm gemaakt; ook niet in de stad. Ik was in een van de kamers van onze barak bezig met vegen op de eerste verdieping en zakte met mijn verdieping en het dak op de begane grond. Ik had geen pijn, maar bloedde flink uit snijwonden aan beide polsen en op een arm. Later bleek, dat ik een paar veel diepere wonden in mijn rug had, die ook erger bloedden. Ik liep zoo gauw mogelijk naar buiten over ingestortte muren, hoopen van hout en dakpannen. De lucht was nog 5 a 10 minuten grijs van stof en opgeblazen zand. Buitengekomen zag ik alles wit worden en moest gaan zitten. Andere kampbewoners hebben voor mijn vervoer gezorgd door ondersteuning. Voor het naar buitengaan was ik langs onze slaapkamer gegaan omdat Kik 10 min. voor de explosie had gezegd wat te zullen gaan slapen. Maar daar vond ik hem niet. Ik heb toen anderen gevraagd hem te gaan zoeken. Tenslotte vonden zij hem in een kamer in dezelfde barak, waar ik was tijdens de explosie. Vandaar hem ze hem naar de dichtsbijzijnde heuvels gebracht om uit de directe gevarenzone te zijn; want kort na de ontploffing waren op verschillende plaatsen in de stad branden uitgebroken die snel om zich heen groeiden. Vandaar ging een transport van alle zieken, gewonden en ook de gezonden naar boven, waar we den nacht zouden doorbrengen. Den volgenden morgen, voordat we allemaal naar beneden gingen om naar een nieuw kamp gebracht te worden, zag ik Kik eigenlijk pas voor het eerst. Zijn voorhoofd was erg opgezwollen en de beide boven oogleden door bloeduitstortingen zoo gezwollen, dat zijn oogen slechts met kleine moeite konden openen. Een ellendig gezicht! (…) De dokter besloot hem ‘s avonds een injectie te geven in de hoop dat hij daardoor een rustige nacht zou hebben. (…) Wat verpleging betreft, de 2 Holl. doktoren en de Holl. verplegers deden alles om de patienten zoo goed mogelijk te helpen. Toen ik hoorde dat Kik gewond was, vroeg ik natuurlijk dadelijk hoe het met hem was omdat ik me uiteraard ongerust maakte. Maar de dokter stelde mij gerust dat er geen gevaar bij was. Men dacht dat het een ernstige hersenschudding was, maar tenslotte is gebleken, dat de hersenbasis ook gebroken was. Den volgenden morgen heb ik bij hem gezeten zoo goed en zoo kwaad als het ging en hij is toen erg rustig geweest, wat mij hoopvol maakte. Maar de omstandigheden voor de patienten waren slecht. Ze lagen op de grond in het stof; ook waar wij bivakeerden was alles verwoest en verbrand met het gevolg dat ze herhaaldelijk verplaatst moesten worden om niet in de volle zon te liggen. Daarbij kwam de angst voor nieuwe aanvallen. Na veel orders en tegenorders gingen we op stap naar een nieuw kamp buiten de gevaarszone. Dit transport heeft Kik een stuk slechter gemaakt, zoodat bij aankomst in het kamp de hoop moest worden opgegeven. Den volgenden dag ‘s middags 14/8 is Kik overleden. Hij is in die 5 dagen geen moment bij bewustzijn geweest, zoodat we elkaar niets hebben kunnen zeggen. Ik voelde me ellendig van verdriet en machteloosheid. Wat vreeselijk zielig, dat hij na al die beroerde jaren de belooning niet heeft mogen smaken van vrijheid, terugkeer naar gezin en werk. Ettelijke plannen hadden we al gemaakt en wat verlangde hij naar Coby en [zijn zoontje, geb. 1942]. Ik heb aan Ds. Keers – voor zoover mij bekend de beste huisvriend van de Van Voorens – per vliegtuig geschreven om Coby voorzichtig op de hoogte te stellen en hoop erg, dat de brief terecht komt.”

Kik Aalders werd 31 jaar oud. Zijn weduwe, Coby Aalders-van Vooren, hertrouwde met haar zwager, de kolonel der genie G.B. ‘Gijs’ Aalders (1917-1997). Uit dit huwelijk werden nog drie kinderen geboren. Willy Aalders overleefde gelukkig de atoombom op Nagasaki en werd met de andere krijgsgevangenen in Nagasaki overgebracht naar Manilla. Vorig jaar dook de bijzondere kleurenfilm op van de bevrijding van de krijgsgevangen van Nagasaki. Helaas heb ik Willy Aalders tussen hen niet ontdekt. 

Afbeelding bovenaan artikel: Charles Burki, “Dit was Nagasaki. De stad werd in een klap met de grond gelijk gemaakt. Wij bergen onze zwaargewonde commandant, luitenant [Kik] Aalders” (vervaardigingsjaar: 1945) (bron: geheugenvannederland.nl, 2016)

Ik dank Dr. J. Stellingwerf voor diens uitvoerige onderzoek naar de krijgsgevangenkampen te Nagasaki. Zijn uiterst boeiende boek ‘Fat Man in Nagasaki’ heb ik met veel interesse gelezen. Mocht men aanvullingen en/of correcties hebben, houd ik mij uiteraard van harte aanbevolen.

Ter nagedachtenis aan Kik Aalders, Willy Aalders en de vele andere tienduizenden slachtoffers van de atoombom op Nagasaki 9 augustus 1945; de bom die een einde maakte aan de Tweede Wereldoorlog.



7 reacties op “C.H.H. ‘Kik’ Aalders (1913-1945), slachtoffer van de atoombom op Nagasaki

    • Geachte heer Frijling,

      Dank voor uw attentie. Ik zal de pagina met interesse volgen.

      met vriendelijke groet,
      Derk Jordaan

  1. Naar aanleiding van het feit dat ik in het recente boek van Diederik van Vleuten de naam Aalders tegenkwam, die als controleur het huwelijk van zijn oom Jan had voltrokken, kwam ik via Google op deze site.
    Kik Aalders was getrouwd met mijn tante Coby, die na het overlijden van Kik trouwde met haar zwager Gijs Aalders. Mijn moeder was Nan van Vooren, de zuster van Coby.
    Het uitgebreide verhaal van het overlijden van Kik in Japan kende ik slechts fragmentarisch.

    • Geachte heer Reuvers,
      hartelijk dank voor uw reactie. Fijn te horen dat u via deze weg meer te weten bent gekomen over de internering van oom Kik. De controleur Aalders valt alleen niet te plaatsen binnen onze familie. Dat was een mooie anekdote geweest.
      met vriendelijke groet,
      Derk Jordaan

  2. Met interesse Heb Ik de informatie gelezen over Kik Aalders vooral het verhaal van broer Willy over het verlies van zijn broer was bijzonder. Ik ben de dochter van de officier Hoyer die samen met de broer van mijn moeder Jolly op de kamer ingedeeld waren met de broers Aalders. Ik heb heel wat naslag gedaan over de voetsporen van mijn vader In de oorlog en ben twee maal naar Nagasaki geweest.
    Kunt u mij uw emailadres sturen? Groeten, Maureen

  3. Thank you for this story. My grandmother is Elisabeth Aalders, Kik’s sister. I only recently learned of what happened to him in Nagasaki.

    • hi Stephane,
      thank you for your message. I am working on a first family book / genealogy Aalders and got some kind help of John Adam. Nice to hear the family stories are circulating more these days. I am sure John Adam will let you know more about the book when it’s ready.
      Kind regards,
      Derk

Laat een antwoord achter aan Arthur Frijling Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*