“Over de tong gaan” – de V.O.C. carrière van Dr. Anthoni van den Heuvel

Over de tong gaan”

de V.O.C.-carrière van Dr. Anthoni van den Heuvel

De Verenigde Oostindische Compagnie is al eeuwen een zeer geliefd onderwerp voor studies en discussies. De visie op het Nederlandse koloniale verleden is in de loop der tijd flink veranderd. Vroeger roemde de Nederlanders haar gewezen gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen voor zijn doorzettingsvermogen en vastberadenheid, tegenwoordig wordt dit overschaduwd door zijn gruweldaden. Hoewel de kwalificatie “gruweldaden” subjectief is, zal er tegenwoordig niemand zijn die zijn massa-slachting op Banda in 1621 zal vergoeilijken. Maar hoe interessant is het werkelijk om met een bril uit de 21e eeuw te oordelen over gedane zaken in het verleden? Daarentegen vind ik het reuze interessant om te kijken hoe tijdsgenoten oordeelden over toenmalige aangelegenheden. Mijn voorvader, de advocaat-fiscaal van Oost-Indië Dr. Anthoni van den Heuvel (ca. 1592-1640), fungeerde als openbaar aanklager in dienst der V.O.C. In die hoedanigheid – en later als 8e gouverneur van Ambon – raakte hij verwikkeld in verschillende spraakmakende en discutabele zaken. In dit familieverhaal stel ik zijn familie en carrière centraal wat een bijzonder tijdsbeeld oplevert…



020

In 1538 maakte Cornelis Anthoniszoon bovenstaande tekening van Amsterdam. Het is de oudste plattegrond van Amsterdam. Amsterdam werd door de Amstel gescheiden in twee delen; de oude zijde (met daarop de Oude Kerk, die ligt tussen de Warmoestraat en de Oudezijds Voorburgwal) en de nieuwe zijde (de kant van de Nieuwe Kerk, die ligt tussen de Nieuwendijk en de Nieuwezijds Voorburgwal). Amsterdam, dat rond 1300 stadsrechten had gekregen, wist in de daaropvolgende paar eeuwen uit te groeien tot de belangrijkste handelsstad van het graafschap Holland. De Oostzeehandel bracht tot aan het einde van de zestiende eeuw het meeste geld in het laadje van de Amsterdammers. Hierdoor was de stad rond 1550 al een paar keer uit haar voegen gegroeid; Amsterdam strekte zich toen tot de Singel, Geldersekade en Kloveniersburgwal.

Amsterdam steunde aanvankelijk de Spaanse koning Filips II, maar koos in 1578 alsnog de partij van Willem van Oranje. Daarmee kende de stad sindsdien een gereformeerde regering. Zij hielden zich bezig met verdere stadsuitbreidingen en de broodnodige verdediging van de stad. De noodzaak van deze verdedigingswerken werd goed duidelijk na de inname van Antwerpen in 1585 door de Spaanse hertog van Alva. Hierop trokken veel Antwerpse kooplieden naar Amsterdam; zij werden met open armen ontvangen aangezien zij over een interessant handelsnetwerk beschikten en daarnaast was hun kennis en geld meer dan welkom. De bevolking groeide van 30.000 inwoners in 1570 tot 60.000 inwoners in 1600; een verdubbeling in 30 jaar tijd. De machtspositie, als handels- en havencentrum in de regio, verschoof in korte tijd van Antwerpen naar Amsterdam.

De Amsterdammers handelden aan het einde van de zestiende eeuw niet enkel met de Oostzee-landen, maar tevens met de Levant, Archangelsk en Zuid-Amerika. Daarnaast ontstond een handel in ‘vreemde’ specerijen afkomstig uit de Nieuwe Wereld. In de jaren ’90 van de zestiende eeuw raakten de Amsterdammers geinteresseerd in de zeer lucratieve handelsroutes van de Portugezen en Spanjaarden in Oost-Indië. Daarop werd in 1594 een eerste expeditievloot samengesteld onder de Compagnie van Verre; vier schepen met in het totaal 249 bemanningsleden durfden de avontuurlijke reis naar de Nieuwe Wereld aan. Cornelis de Houtman – die eerder in Portugal zeekaarten op de kop had weten te tikken – werd aangesteld tot opperkoopman van deze expeditie. Op 2 april 1595 vertrokken de vier schepen van de rede van Texel. Ruim twee jaar later – in augustus 1597 – keerden drie van de vier boten in het vaderland terug. De andere boot, de ‘Amsterdam’, hadden zij in brand gestoken doordat er te weinig bemanningsleden in leven waren om alle vier boten te bemannen. Slecht 89 bemanningsleden wisten de reis namelijk te overleven!1 Desondanks was het groot feest in Amsterdam! Java was bereikt en ze hadden weinig last gehad van de Portugezen! Ondanks dat het financieel gewin tegenviel, werden gelijk nieuwe compagnieën opgericht om te handelen met de Nieuwe Wereld.2 Om die onderlinge concurrentie tegen te gaan werd in 1602 besloten deze compagnieën te verenigen in de nieuw op te richten Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.).

1602 stond niet enkel in het teken van de oprichting van de V.O.C. Het jaar begon voor zeer veel Nederlanders uiterst zorgelijk; er woedde namelijk een pestepidemie in de Nederlanden. In Amsterdam stierven daaraan in 1602 meer dan 1.700i inwoners; zij vonden op het nieuwe Karthuizerkerkhof hun laatste rustplaats. “Het kerkhof kwam door de groei van Amsterdam al snel in de stad te liggen, namelijk in de Jordaan. Het Karthuizerkerkhof was niet veel meer dan een groot, hobbelig grasveld, zonder graftekens of paden en met aan de rand enkele bomen. Voor de bewoners uit de overvolle Jordaan was dit kerkhof dan ook de plek om je was te bleken, een potje te kaatsen, te vliegeren en te wandelen, ook al was dit allemaal verboden”3ii

1602 was tevens het jaar dat de 41-jarige Pouwels Harmens (van den Heuvel) en zijn 37-jarige echtgenote Annetgen Hyncken overleden. Aangezien zij beiden in 1602 het leven lieten, is het goed mogelijk dat ook zij stierven aan de pest en daardoor hun laatste rustplaats vonden op het Karthuizerkerkhof.4 Zij waren de ouders van de hoofdpersoon van dit artikeltje, Dr. Anthoni van den Heuvel.

‘De Gulden Clock’ in de Warmoesstraat

Met deze handtekeningen ondertekenden de 26-jarige Pouwels Hermans en 22-jarige Annetgen Hyncken op 7 november 1587 hun ondertrouw in Amsterdam. Pouwels Hermans woonde op dat moment op de Oudezijds Voorburgwal en werd geassisteerd door zijn vader Herman Pouwels. Annetgen Hyncken, of door de schepenen ‘Hynckaert’ geschreven, woonde in het huis ‘De Gulden Clock’ in de Warmoesstraat en werd geassisteerd door de jufvrouw Aeltgen Horswinckel.

De meest aanzienlijke kooplieden en regenten van Amsterdam woonden in de zestiende eeuw in de Warmoesstraat. Begin zeventiende eeuw verplaatste dit elitaire bolwerk naar de nieuwe grachtengordel. Het huis ‘De Gulden Clock’ staat in het zogenaamde ‘Blaauwlakenblok’, een van de oudste buurten van Amsterdam.5 De uitstraling van deze straat aan het einde van zestiende eeuw was anders dan een eeuw tevoren. In de 15e eeuw vonden enkele stadsbranden plaats die zich dankzij de houten behuizingen en rieten daken razendsnel konden verplaatsen. Om het risico op nieuwe stadsbranden te verkleinen werd na de stadsbrand van 1452 o.a. besloten dat rieten daken moesten worden vervangen door leien daken en daarnaast verdienden stenen wanden de voorkeur boven houten wanden. Hierdoor veranderde het straatbeeld gestaag. Aan de houten structuur van de huizen veranderde door de eeuwen heen overigens weinig. De houten draagbalken werden ondersteund door zogenaamde ‘balksleutels’. Onderstaande balksleutel uit 1570iii, versierd met het wapen van Amsterdam, was Annetgen Hyncken ongetwijfeld bekend; deze is namelijk afkomstig uit het huis ‘De Gulden Clock’! Uit dit huis zijn meerdere balksleutels bewaard gebleven; de andere balksleutels stellen De Liefde, De Gerechtigheid en het Wapen van Polen voor.


Over dit huis, waar Annetgen Hyncken in 1587 woonde, is veel bekend. De heer Glaudemans schrijft in zijn artikel ‘Koopmansrenaissance, Het Amsterdamse woonhuisinterieur in de zestiende eeuw’ iv o.a.: “Vaak blijft onze kennis over de zestiende-eeuwse interieurafwerking beperkt tot een collectie van losse fragmenten. Een enkele keer blijken de puzzelstukjes een vrij compleet beeld op te leveren, zoals bij de interieurafwerking van het huis ‘De Gulden Clock’, Warmoesstraat 145, een van de rijkste huizen van de zestiende eeuwse stad. Het was een groot, hoog handelshuis met een deels boven straatniveau gelegen kelder. Bij de bouw omstreeks 1560 kreeg het weliswaar bakstenen zijmuren maar werd de draagconstructie zoals gebruikelijk in Amsterdam uitgevoerd als een zwaar houtskelet. De achtergevel werd opgetrokken in baksteen, terwijl de voorgevel op traditionele wijze nog in hout werd gebouwd. Direct bij de bouw verscheen er achter het huis een achterhuis, met het hoofdhuis verbonden via een nu verdwenen gallerij. De beletage van het hoofdhuis bestond uit een grote ruimte, een representatieve zaal die zich uitstrekte van voor- tot achtergevel. Aan de achterzijde bevond zich tegen de linker zijmuur een grote schouw, waarvan nu nog slechts de afdruk zichtbaar is. De zaal werd alleen doorbroken door een niet meer bestaande trap, halverwege tegen de andere zijmuur. Deze niet meer bestaande , ruime spiltrap was opengewerkt om de ruimte niet te veel op te delen en op de eerste verdieping met beschot ontimmerd. De afdrukken van deze wanden en die van de aansluitende scheidingswand tussen een voor- en achterkamer zijn nog steeds in de vloer en het plafond af te lezen. Ook de ruimtes op de verdieping hadden een representatieve functie, gelet op de fraaie afwerking van de eikenhouten moer- en kinderbalken, zorgvuldig afgedicht met eikenhouten spreidsel. Beide vertrekken beschikten over een grote schouw tegen de linker zijmuur. Van de oorspronkelijke zwanenhalskorbelen op deze verdieping is er slechts een bewaard gebleven. De vertrekken deden vermoedelijk dienst als woon- en slaapvertrekken, functies die in die tijd nog gecombineerd werden. Gaan we via de spiltrap nog een verdieping hoger, dan komen we in een wat gedrukte ruimte, die duidelijk niet voor representatieve doeleinden bestemd was. Opvallend voor deze opslagverdieping zijn de onversierde holle korbelen en luikvensters in beide zijmuren. De nu dichtgemetselde vensters kunnen alleen dienst hebben gedaan in de periode dat de buurhuizen nog aanzienlijk lager waren en Warmoesstraat 145 dus ver boven zijn buren uitstak. Boven deze verdieping bevonden zich in de kap nog twee opslagzolders, die tot in deze tijd compleet bewaard zijn gebleven.” In 1740 kreeg het pand een nieuwe voorgevel in Lodewijk XIV-stijl.v



Overzichtstekening van het huis ‘De Gulden Clock’vi

Annetgen Hyncken woonde dus in een van de meest vooraanstaande panden van het zestiende eeuwse Amsterdam. Maar was zij wel de Lady of the House? Het antwoord daarop is nee. Dit pand werd in de jaren ’50 van de zestiende eeuw gebouwd door de familie Horswinckel. In 1556 woonde Evert Horswinckel in ‘De Gulden Clock’ en bleek toen buurman te zijn van ene Dirck Schaep. Deze Mr. Dirck Schaep, telg uit een van de meest aanzienlijke Amsterdamse geslachten, maakte zich tussen 1572 en 1578 zeer gevreesd als maarschalk van ‘t Nedersticht in dienst van de Spaanse koning Filips II. Na de Alteratie van 1578 moest hij – en alle andere Spaansgezinden regenten – het veld ruimen en konden de protestantse ballingen weer veilig naar huis terugkeren.



Het unieke, zestiende-eeuwse cassetteplafond van ‘De Gulden Clock’. Onder dit plafond hebben Pouwels Harmens en Annetgen Hyncken elkaar wellicht ontmoet…

Waarom woonde de 22-jarige Annetge Hyncken in 1587 in bij de familie Horswinckel in ‘De Gulden Clock’? Annetge Hyncken werd rond 1565 in Amsterdam geboren als dochter van Egghert Hyncken en Beatris Benningh. Haar moeder was een telg uit een oud-Amsterdams regentengeslacht. In 1567 vond een gezinsdrama plaats: op 2 juli 1567 werd een broertje of zusje van Annetge Hyncken begraven in de Oude Kerk en een maand later – op 3 augustus 1567 – volgden haar beide ouders. Praktisch het hele gezin Hyncken-Benningh overleed binnen een maand tijd; dit lijkt te duiden op een epidemie, mogelijk de pest. Het 2-jarige weeskindje Annetge Hyncken werd opgenomen in het gezin van haar oom Evert Horswinckel; hij was sinds 1565 weduwnaar van haar tante Marij Jacobsdr. Benningh. Evert Horswinckel had kort te voren, in mei 1567, ook een dochtertje verloren. Annetge Hyncken en haar nicht Aeltgen Horswinckel groeiden samen op in ‘De Gulden Clock’ en werden goede vriendinnen; dit verklaart waardoor Annetgen Hyncken bij haar ondertrouw door Aeltgen Horswinckel6 werd geassisteerd. Een zwager van Aeltgen Jonckheyn-Horswinckel was overigens Elbert Symonsz. Jonckheyn (1564-1618), één van de oprichters van de V.O.C. (1602)

Evert Horswinckel was pachter van de impost op bieren en wijnen (1570-1571)vii; hij collecteerde deze belastingheffing bij de brouwers, kloosters, tappers en wijnhandelaren. Horswinckel werd daarbij bijgestaan door een biersteker; een man die het bier ‘afsteekt’ om zodoende de hoeveelheid bier en het alcoholpercentage te meten. Aan de hand daarvan werd de accijns bepaald. In 1592 kwam Pouwels Harmens (van den Heuvel) voor als bierstekerviii; vermoedelijk is hij wegens diens betrekking in contact gekomen met het nichtje van de impostmeester op bier en wijn Evert Horswinckel, Annetgen Hyncken. Pouwels Harmens (van den Heuvel) komt ook voor als koopman, al was het hem – gezien zijn betrekking als biersteker – uiteraard verboden om te handelen in bier.

Uit het huwelijk van Paulus Harmens (van den Heuvel) en Annetgen Hyncken werden (tenminste) drie kinderen geboren. Van slechts twee zonen heb ik de dopen gevonden: in 1589 werd zoon Egghert gedoopt in de Nieuwe Kerk en in 1592 werd zoon Jacob gedoopt in de Oude Kerk. De doop van hun zoon Anthoni van den Heuvel, de hoofdpersoon van dit artikeltje, heb ik helaas nog niet gevonden. Hij zou rond 1592 zijn geboren. Wat er van zijn twee broers geworden is, is mij niet bekend. Wel is bekend dat Anthoni ongeveer 10 jaar oud moet zijn geweest toen hij zijn ouders verloor. Welke familie de zorg op zich nam voor het weeskind is niet bekend; wellicht de Amsterdamse regentenfamilie Benningh.


Advocaat-fiscaal van OostIndië

De jeugd van Anthoni van den Heuvel (ca. 1592-1640) in Amsterdam stond in het teken van de expedities naar het Verre Oosten en de daaraan verwante massale bedrijvigheid, ondernemingslust en toestroom van ‘nieuwelingen’ in Amsterdam. Wellicht dateert zijn eerste herinnering uit 1597 – 5 jaar oud zijnde – toen de 89 bemanningsleden van de Compagnie van Verre feestelijk in de stad Amsterdam werden onthaald. Naast vreugde was er ook verdriet; van de oorspronkelijk 249 bemanningsleden bleken ongeveer 160 mannen de reis niet te hebben overleefd.7 Het hoge aantal doden was voornamelijk te wijten aan ziektes, gebrekkige voeding en geweldadigheden. Naast confrontaties met inlanders, waren er ook verschillende confrontaties tussen de bemanningsleden onderling. Zelfs Cornelis de Houtman, leider van de compagnie, werd tijdelijk gevangen genomen doordat hij werd verdacht van moord op kapitein Jan Meulenaer. Ondanks al het leed, mag men deze reis toch als een succes bestempelen: de weg naar Oost-Indie was vanaf nu bekend en bleek relatief veilig. Van fouten leert men; dus de Amsterdammers zullen heel wat hebben opgestoken van deze eerste expeditie 😉

Anthoni van den Heuvel kreeg (zoals gemeld) op 10-jarige leeftijd een zeer bittere pil te verwerken; zijn beide ouders stierven. Vermoedelijk stierven zij, evenals zijn grootouders Hyncken-Benningh, aan een immer gevreesde en niemand ontzienende pestepidemie. Hij werd wees en opgenomen in een – mij onbekend – gezin. Aan welstand zal het hem in ieder geval niet hebben ontbroken, aangezien hij in 1610 promoveerde aan de Parijse universiteit Sorbonne tot Doctor utriusque Iuris.

1610 was tevens het jaar dat hij voor het eerst in het huwelijk trad: op 27 september 1610 trouwde hij in Amersfoort met Janneken Lauwers8. Hij schreef zich toen Antony Pouwels van den Heuvel; dit is de enige akte die ik heb gevonden waarin hij met patroniem. Bij de doop van hun tweede zoon (Pouwels genaamd) trad als doopgetuige op de Amsterdamse burgemeester Cornelis Benningh (-1617). Deze Cornelis Benningh was niet enkel burgemeester van Amsterdam, maar tevens regent van het Burgerweeshuis en een ver-familielid van Anthony van den Heuvel; het waarom Cornelis Benningh deze eer te beurt viel, is mij daardoor niet duidelijk.

Dr. Anthoni van den Heuvel was werkzaam als advocaat tussen 1610 en 1623. In 1623 werd hij aangesteld tot secretaris van Monnickendam. Deze functie heeft hij slechts een korte periode uitgeoefend, want in 1627 gooide hij zijn leven radicaal om: hij vertrok naar Oost-Indie9! De bewindhebbers der V.O.C. in Amsterdam noteerden op 24 september 1627:

Met dese vloot [‘Prins Willem’] gaet mede over Mr. Anthony van Heuvel, aengenomen omme in Indien gebruyckt te worden, ‘t seyde als advocaet-fiscael, often in eenige andere qualiteyt, sortabel met syne studien, als eenige plaetse vacant sal werden, off sooals U.E. hem sullen goetvinden te employeeren; ende sal winnen f 100 per maent, ende alsoo sijn huysvrouw medegaet, wert haer tot een vereeninge toegelecht 100 daelders eens, die alhier voldaen sijn.”ix

Of zijn echtgenote ook de reis naar Oost-Indie heeft ondernomen, is mij niet bekend. De reisvergoeding van 100 daalders is overigens illustratief voor de koers van de V.O.C. in die jaren; de V.O.C. wilde namelijk zoveel mogelijk nette en enigszins vermogende Nederlandse kolonisten – mannen en vrouwen – laten vestigen in Oost-Indie. ‘Alleen‘ een grote Nederlandse kolonie in Azië zou immers de toekomst voor de V.O.C. aldaar kunnen waarborgen… Gouverneur-generaal Jan Pietersz. Coen had graag 100.000 Nederlanders verwelkomt in het Indonesisch archipel, maar dat werd een grote teleurstelling. Slechts weinig Nederlanders bleken voor dit avontuur te porren; het onveilige klimaat zal hiertoe hebben bijgedragen.

De vloot – waarmee Dr. Anthonie van den Heuvel op 12 oktober 1627 vertrok van Texel met eindbestemming Batavia – bestond uit maar liefst 11 schepen, genaamd ‘Delfshaven’, ‘Vliegende Draak’, ‘Kampen’, ‘Nassau’, ‘Terschelling’, ‘Ter Veere’, ‘Vlieland’, ‘Vlissingen’, ‘Wieringen’, ‘Prins Willem’ en ‘Zeeburg’. “Van de vloot, onder de commandeur Adriaen Block Martensz., in het najaar van 1627 in zee geloopen, zagen de schepen Prins Willem, waarop hij zich bevond, en Nassau, op den 23en Mei 1628, het land van ‘de Eendracht’ op 25 ½ graad Z.br., doch in zijn brief van den 5en November 1628, geeft hij daarover geene bijzonderheden. Deze schepen waren den 7en April uit de Tafelbaai vertrokken.”x ‘Eendrachtsland’ was tussen 1616 en 1644 de benaming voor Australië.

De commandeur van de vloot, Adriaen Block Martensz., had op dat moment al een indrukwekkende V.O.C.-carriere achter de rug. Na een aantal jaren een rustig, teruggetrokken leventje te hebben geleid in Lisse, had hij zich weer aangemeld bij de V.O.C. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan…. In Batavia werd hij hartelijk ontvangen door zijn oude vriend, de gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen! Maar de hartelijkheid was snel verdwenen toen duidelijk werd dat twee schepen waren vergaan op de kust van Wright. Block had tegen de instructies in besloten het Britse eiland Wright aan te doen en daarbij liepen twee van zijn schepen op de klippen. Desondanks werd hij toegelaten in de Raad van Indië.

Coen was een jaar eerder voor de tweede maal aangetreden als gouverneur-generaal. Ook Coen had enkele rustige jaren in Nederland doorgebracht, om vervolgens in 1627 als getrouwd man terug te keren op diens post in Batavia. Coen stond bekend om zijn vastberadenheid en doorzettingsvermogen, maar hij ging daarbij geen enkele confrontatie uit de weg. Daarnaast is hij ook bekend – en later vooral verguisd – vanwege zijn medogenloos harde optredens. Met name de inlanders moesten het vaak ontgelden. In 1618 besloot hij zonder toestemming van de lokale vorst de handelspost van de V.O.C. te Batavia te versterken. Dit leidde uiteraard tot zeer grote spanningen tussen de V.O.C. enerzijds en de Javanen – en British East-India Company – anderzijds. Batavia werd een sterke vesting met kasteel en was vanaf 1619 – na Ambon – de nieuwe zetel van de gouverneur-generaal.

In de zomer van 1628 kwam Van den Heuvel met het convooi onder leiding van Block aan ter rede van Batavia; de gloednieuwe, doch nog onvoltooide Hollandse vestingstad in Oost-Indië. De eerste pioniers leefden de eerste decennia in een permanente staat van angst voor de vijandige, Javaanse omgeving.xi In de jaren 1628 en 1629 belegerde de vorst van Mataram de vestigstad tweemaal. “Tijdens de eerste belegering deed het in verhouding kleine leger van Coen een uitval en versloeg de slecht bewapende Javanen. Regen en ziektes deden de rest. De tweede belegering in 1629 kwam niet als een verrassing. Coen was er achter gekomen dat grote voedselvoorraden waren aangelegd ten behoeve van een legermacht en liet die vernietigen. Desondanks stuurde de vorst van Mataram een leger van 100.000 man om Batavia te belegeren, maar moest de belegering wegens voedselgebrek afbreken.”xii Voor het vernietigen van de voedselvoorraden richtte Coen zich tot zijn oude maat Block; Block werd aangesteld tot bevelhebber over een aantal jagten. “Deze slaagde er in om den geheelen voorraad rijst voor het leger van Mattaram bestemd en de stad [Tegal] zelve, te verbanden. Een ander scheepskommandeur, Wagensveld, vernielde een tweeden voorraad rijst te Gabang; onder het gebied van Cheribon.”xiii



plattegrond van Batavia circa 1627 (reproductie ca. 1920, coll. Tropenmuseum)

Doordat in de jaren 1628 en 1629 de vesting Batavia werd bedreigd door Javanen, was verbouw van rijst niet mogelijk buiten de vestingsmuren van Batavia. Daardoor was de bevolking van Batavia aangewezen op voedsel van overzee. Toen men in 1628 tevergeefs uitzag naar rijst uit Siam en andere gewesten, stuurde gouverneur-generaal Coen “de koopman Jan de Coster den 22sten maart 1628 met de fluit Amstelveen naar Cotawarangy gezonden, om in allerijl rijst, al was ‘t zelfs maar (om tijd te winnen) gesneden pady, aan te koopen. De Coster, die een aanbestedingsbrief van het Indisch Bestuur aan de koning van Cotawarangy medenam, moest op ‘s vorsten gunst en medewerking ernstig aandringen, voornamelijk op grond, dat deze togt louter en alleen plaats greep ‘wegens des konings verzoek’ en met het doel om eene proeve te nemen van den handel in zijn rijk. (…) Onze koopman, wien een goed onthaal te beurt viel, trachtte de inlanders te bewegen in ‘t vervolg zelve hunne producten te Batavia aan te voeren; hij kocht inmiddels 80 lasten rijst (…) en 100 lasten pady (…). Spoedig daarna werden met ‘t jacht ‘Purmerend’ nog 43 lasten rijst en 11 lasten pady van Cotawaringy aangevoerd.”xiv Dankzij deze voorraad rijst en pady hoefde de bevolking van Batavia niet meer te vrezen voor hongersnood. De opperkoopman De Coster heeft als eerste Nederlander handelscontacten gelegd met de koninkrijken Banjarmasin (1626)xv en Cotawarangy (Kotawaringin) (1628). De Coster overleed in 1628, waarna zijn weduwe in januari 1629 trouwde met – de inmiddels weduwnaar – Dr. Antoni van den Heuvel.

Voor Van den Heuvel lag een juridische loopbaan binnen de V.O.C. in het verschiet. De bewindhebbers der V.O.C. ter kamer Amsterdam voorzagen voor hem een carriere als advocaat-fiscaal, maar die post was op het moment van Van den Heuvel’s aankomst in Indië nog vergeven. 11 juli 1628 schreef gouverneur-generaal Coen op het kasteel van Batavia o.a.:

Voorders alzoo den achtbaren Raedt van Justitie deses Casteels, by vertreck van eenighe der raedtpersoonen, verswackt is geworden, ende Jan van der Burcht, oppercoopman deses Casteels, eenigen tijt herrewaerts ‘t presidentampt in ghemelten Rade by provisie waergenomen hebbende, vermits syne menichvuldige dagelijcxe occupatien soo promptelijck ter vergaderinge niet vaceren can, als d’expeditie van de voorvallende rechtssaecken wel vereyscht, is mede goedgevonden, dat men den persoon van Mr. Anthoni van Heuvel, uytgecomen met ‘t schip Prins Willem in qualite van advocaet-fiscael, in gemelten rade voor tweede persoon surrogeren sal, omme by absentie van gemelten Van der Burcht de saecken als vice-president te dirigeren ende beleyden.”xvi

Twee maanden later kwam de post van advocaat-fiscaal eindelijk beschikbaar en Van den Heuvel wist de voltallige Raad van Indië voor zich te winnen. Op 28 september 1628 schreef Coen:

Alsoo by d’afflyvicheyt van Willem Wijntgies, wylen advocaet fiscael, gemelte ambt is comen te vaceren ende oversulcx nodich sy, omme in de bevorderinge van de dagelijckse voorvallende rechtssaecken geen verachtering te lyden, daerinne een ander gequalificeert ende bequaem persoon metten eersten gesurrogeert werde, is op ‘t voordragen van den E. heer Gouverneur-Generaal met eenparige advysen goetgevonden, dat men den persoon van Anthonis van den Heuvel, by d’heeren Meesters in qualite van advocaet fiscael onder een tractement van f 100 ter maent aengenomen ende met ‘t schip Prins Willem daervoor in ‘t lant gecomen, daertoe committeren ende authoriseren sal.”xvii Met de handtekeningen van Jan Pietersz. Coen, Willem Jansz., Jaecques Lefebvre, Jan van Gorcom en Anthonio van Diemen was het nu officieel: Dr. Anthoni van den Heuvel was voortaan een van de twee hoogste juridische ambtenaren van Oost-Indië. Hij werkte daarmee nauw samen met Mr. Pieter Vlack, de president van de Raad van Justitie.

Gouveneur-generaal Coen en advocaat-fiscaal Van den Heuvel waren uit hetzelfde hout gesneden; van een zachte aanpak moesten zij beiden niets weten. Hierdoor werden zij door sommigen gevierd, maar door nog veel meer gevreesd. Als advocaat-fiscaal van Oost-Indië fungeerde Van den Heuvel als openbaar-aanklager van de V.O.C. De advocaat-fiscaal werd – onder voorwaarden – toegestaan om martelingspraktijken te gebruiken om verdachten aan het praten te krijgen; “(…) This procedure was perfectly legal, though Dutch law did stipulate that a confession extracted under torture was not in itself enough to secure a conviction. Instead, the prisoner would be allowed to recover his senses and then asked to confirm the admissions he had just made. Only a ‘freewill confession’ of this sort, made no more than a day after torture was applied, was acceptable as evidence of guilt. Naturally, however, the retraction of confessions made under duress was not the end of the matter and generally led only to the application of even harsher tortures (…).” aldus Dash in zijn boek ‘Batavia’s graveyard’xviii

Van den Heuvel heeft als advocaat-fiscaal opgetreden in twee zeer spraakmakende zaken: de zaak rondom Sara Specx (1629) en de zaak tegen de muitende bemanningsleden van ‘De Batavia’ (1629/1630)

De zaak Sara Specx 1629

Gouverneur-generaal Coen maakte zich grote zorgen over het ‘gebrek’ aan christelijke moraal en de levenswijze van de Nederlandse kolonisten. Alcoholmisbruik, overspel en wangedrag kwamen veel voor onder de kolonisten en waren de geheelonthouderxix Coen een doorn in het oog en diende met harde hand te worden bestreden.


Jan Pietersz. Coen (1587-1629)

In 1627 werd Coen – en diens kersverse echtgenote Eva Coen-Ment10 – de zorg toevertrouwd over de twaalfjarige Sara Specx. Sara Specx, de dochter van de hoge V.O.C.-functionaris Jacques Specx en een Japanse vrouw, woonde twee jaar lang ten huize van de gouverneur-generaal. Haar vader vertrok voor twee jaren naar Holland. In 1629 kreeg Sara Specx een relatie met de vaandrig Pieter Cortenhoeff, zoon van de toen inmiddels overleden Jacob Cortenhoeff en een Arakanse vrouw. Pieter Cortenhoeff woonde tijdelijk in bij Anthony van Diemen, Raad van Indië.

In de zomer van 1629 trof Jan Pietersz. Coen in zijn huis de jonge Sara Specx in bed aan met Pieter Cortenhoeff. “Coen raakte door deze losbandigheid buiten zinnen van woede en wilde beiden onmiddellijk laten doden. Toen hij hiervan werd weergehouden door Vlack, Van Diemen en [Anthoni] van den Heuvel riep hij woedend uit dat hij ‘wel merckte dat men al te samen een deel hoerenjagers waren ende dat hij sijn spillen wel mochte packen soo men malcanderen niet anders wilde voorstaen’. Op aandrang van anderen vond er nog iets van een rechtzaak plaats.”xx

Van den Heuvel trad uiteraard op als advocaat-fiscaal / openbaar aanklager in deze zaak; de zaak diende snel te worden beslecht. Van den Heuvel zal niet ongevoelig zijn geweest voor de emotie van de gouverneur-generaal. “Coen nam de zaak zoo heftig op ‘dat niemand hem er over durfde aan [te] spreken”xxi. Van den Heuvel eiste ophanging tegen Pieter Cortenhoeff en dat Sara Specx ‘in een zak gestoken en verdronken zou worden.’ De jongman is werkelijk onthoofd en zij in het Stadhuis van Batavia met open deuren door beulshanden ‘strengelijk’ gegeeeseld, dingsdag 6 Junij 1629. Ongetwijfeld had Coen op deze uitspraak pressie geoefend. Specx, de opvolger van Coen, was toen niet te Batavia; twee dagen voor zijn aankomst overleed Coen, 21 september 1629.

De indruk van dit vonnis was niet gering. Te Batavia was ieder ‘perplex en verbaest’. In het vaderland was de deernis en verontwaardiging zoo groot, dat men ‘in schuiten, op wagenen, banken en maaltijden er elkander van verhaalde en vertelde.’ (…)”xxii De fascinatie voor deze trieste zaak heeft de eeuwen overleefd; de Nederlandse schrijver Slauerhoff verwerkte de affaire in zijn toneelstuk “Jan Pieterszoon Coen” (1931) en anderen gebruikten de affaire om de wreedheid van de omstreden gouverneur-generaal te bevestigen.


Jacques Specx (1585-1652)

Zoals gemeld stierf gouverneur-generaal Coen op 21 september 1629; slechts twee dagen voordat Jacques Specx in Batavia terugkeerde. Hij stierf aan een kortstondige ongesteldheid, hoewel sommigen beweerden dat het onder ogen komen van de naderende Jacques Specx, de vader van de gegeselde Sara Specx, de aanleiding was voor zijn plotselinge dood. De begrafenis van Jan Pietersz. Coen werd georganiseerd door zijn opvolger: Jacques Specx. Specx en de eerder genoemde Adriaen Block Martensz. liepen voorop in de statige begrafenisstoet. Doordat de kerk in 1628 was afgebrand werd Coen in het stadhuis van Batavia begraven.

De nieuwe gouverneur-generaal Jacques Specx was natuurlijk witheet van woede toen hij hoorde wat zijn dochter was aangedaan. Hij koesterde wrok jegens de drie mannen die het proces hadden geleid. De kerkenraad van Batavia hield zich evenmin afzijdig; “In de resolutie van den kerkenraad te Batavia van den 18den maart 1630 vinden wij dienaangaande vermeld, dat de raad zich bij Specx vervoegde, om hem aan te sporen aan het Heilig Avondmaal te komen, waarin hij echter bezwaar maakte, om reden van het proces zijner dochter, waarin Bontius, Vlack en Van den Heuvel gezeten hadden en die ‘aan ‘s Heeren tafel toegelaten werden. Met den heer Vlack en doctor Bontius, die de straffe des doods tegen Pieter Kortenhoeve gestemd hebben en aan de mishandelingen zijner dochter schuldig gehouden werden; en met den voorschreven Van den Heuvel, als fiscaal en executeur van eene valsche approbatie niet resolveeren konde aan de tafel des Heeren te treden.’ Hierom, en ten gevolge van een twist tusschen Bontius en Van den Heuvel, die ergernis gaf, werd besloten ‘dat de E. heeren aangeseit werden te gelieven haar E. van de tafel des Heeren en het genot van het Heilig Avondmaal te onthouden, alsoo sulx bevonden werd … te behooren’.”xxiii

De Heeren-XVII waren het overigens niet eens met de bemoeienis van de kerkenraad en gelastte hen dat zij zich niet als “directeurs van den conscientie van de Justitie (die Godt de Heere oordeelen sal) te qualificeeren [hadden]”.xxiv De rechtzaak Specx had overigens al spanning veroorzaakt tussen de heren Coen en Van Diemen en later ook Van Diemen en Van den Heuvel: “Het vonnis werd ondertekend door Coen en zijn zwager Pieter Vlack, voorzitter van de Raad van Justitie. Van Diemen als het derde lid van die Raad weigerde het vonnis te ondertekenen. Hij zag niet in waarom Pieter zoveel zwaarder gestraft moest worden dan Sara.

Het voorval heeft de relatie tussen Coen en Van Diemen verstoord (…). Voor Van Diemen was de zaak niet af. Tien jaar later nog schreef Van Diemen in een brief aan de Heeren Zeventien vet en groot geschreven ‘Notoire Leugen’ over de hernieuwde aantijging uit de koker van [Anthoni] van den Heuvel dat hij met het vonnis zou hebben ingestemd.” aldus Menno Witteveen in diens biografie over Antonio van Diemen.xxv Met Antonio van Diemen (1593-1645) is het overigens helemaal goed gekomen, hij werd in 1636 aangesteld tot gouverneur-generaal van Oost-Indië. Hij was overigens een volle neef van mijn voorvader Nicolaas Hoevenaar, brouwer te Culemborg.11


Antonio van Diemen (1593-1645)

Ondanks de spanningen tussen de heren Specx, Vlack en Van den Heuvel waren zij voorlopig nog tot elkaar aangewezen. Er diende zich namelijk nog een andere, zeer spraakmakende zaak voor….

De ondergang van het V.O.C.-schip ‘De Batavia’ (1629)


De replica van het V.O.C.-schip “De Batavia”, tussen 1985 en 1995 gebouwd op de Batavia-werf in Lelystad. (foto: A. van er Zee).

Als kind bracht ik met mijn ouders jaarlijks een bezoekje aan deze werf om de vorderingen te bekijken. Bijzonder dat nu blijkt dat een directe voorvader zich zo heeft bemoeid met de bemanning van dit bekende schip…

Drie dagen na de dood van zijn voorganger [Coen] is Jacques Specx tot gouverneur-generaal van Indie benoemd. Daarom kregen hij en de fiscaal, Antony van den Heuvel, de taak zich te verdiepen in de rechtzaken van de overige muiters van de ‘Batavia’, die aan het eind van de eerste week van december (1629) met de ‘Sardam’ waren aangekomen en – zo mag men rustig aannemen – onmiddellijk waren overgebracht naar de gruwelijke kerkers. (…)”xxvi

Het V.O.C.-schip ‘De Batavia’ werd tussen 1627 en 1628 gebouwd in Amsterdam. Op 29 oktober 1628 vertrok het schip voor het eerst onder leiding van de schipper Adriaen Jacobsz. en de opperkoopman Francois Pelsaert met bestemming Batavia. Het schip voer in een kleine vloot. De lading was zeer kostbaar; o.a. 12 kisten met zilveren muntgeld en goud ter waarde van 260.000 gulden, zilverwerk van Mogol-keizer Jahanghir, Romeinse juwelen en 130 blokken bewerkt zandsteen die een poort moesten gaan vormen in de nieuwbouw van het kasteel van Batavia. Tijdens de reis naar Batavia ontstond bij de schipper Adriaen Jacobsz het idee om ‘De Batavia’ te kapen; de lading was zo kostbaar dat hij droomde van een zorgeloos bestaan in den vreemde. De schipper probeerde zoveel mogelijk steun voor dit idee onder de bemanning te vergaren. De schipper besloot om een de route iets aan te passen, zodat ‘De Batavia’ uit het zicht van de andere V.O.C.-schepen zou worden onttrokken. Deze keus kwam hem echter duur te staan; het schip liep bij Morning Reef voor de Australische Westkust op de klippen. 40 van de 322 opvarenden verdronken, de anderen vonden – met een sloep – een veilig heenkomen op het nabijgelegen Beacon Island. Opperkoopman Pelsaert en de schipper Adriaen Jacobsz besloten met de 9 meter lange reddingssloep naar Batavia te varen om hulp te halen voor de achtergebleven bemanningsleden. Deze reis nam ruim een maand in beslag en kostte wonderbaarlijk genoeg niemand het leven.

Ondertussen bleven ruim 200 bemanningsleden achter op Beacon Island. Jeronimus Cornelisz., een van de achtergeblevenen, was zich er van bewust dat Pelsaert in Batavia de vermeende kaping zou rapporteren en dat hij door zijn medemuiter, schipper Adriaen Jacobsz., in een kwaad daglicht zou worden gesteld en misschien wel de volledige schuld in de schoenen zou krijgen geschoven. Hij zette dus het plan van de muiterij door: hij wilde proberen het hulpschip, dat wellicht zou terugkomen uit Batavia, te kapen, om daarmee alsnog een veilig heenkomen te zoeken. Daarvoor was het echter nodig om een eenwicht op de eilanden te verkrijgen. Hij deed dit enerzijds door een groep soldaten naar de nabijgelegen Wallibi eilanden te sturen, onder het valse voorwendsel daar water en voedsel te zoeken en daarna moordpartijen onder verwachte tegenstanders te organiseren. Zijn kapersgroepje voerde een waar schrikbewind onder de reizigers; ca. 120 mensen werden door hen vermoord. De laatste slag die Jeronimus Cornelisz. moest leveren, het uitschakelen van de soldaten die hij naar een ander eiland had verplaatst, werd echter onderbroken door de komst, in september 1629, van het reddingschap ‘Saerdam’. De leider van de soldaten, Wiebbe Hayes, kon Pelsaert, die het schip aanvoerde, tijdig waarschuwen voor de ophanden zijnde kaping. Pelsaert en zijn mannen waren daardoor snel in staat de opstand de kop in te drukken. Vrijwel alle deelnemers aan de muitertij kregen ter plaatse, of later in Batavia, de doodstraf. Alleen schipper Adriaen Jacobsz. weigerde ook na martelingen te bekennen en het bewijs tegen hem kon niet sluitend gemaakt worden. Het is onbekend wat zijn lot uiteindelijk was. Hoewel Pelsaert geen rol speelde in de muiterij werd hem door de V.O.C. wel aangerekend dat hij te weinig gezag had getoond. Wiebbe Hayes werd voor zijn verdediging beloond en bevorderd. Opmerkelijk is verder dat Jeronimus Cornelisz., de leider van het schrikbewind op de eilanden, zelf geen moorden had gepleegd. Zijn intelligentie, overtuigende praat en lage moraal waren voldoende om anderen daartoe te brengen.”xxvii

Dr. Jacobus Bontius opvolger van Dr. Anthoni van den Heuvel

De zaak tegen de muitende bemanning van ‘De Batavia’ was voorlopig de laatste grote zaak van Van den Heuvel als advocaat-fiscaal. De relatie tussen de nieuwe gouverneur-generaal Specx en Van den Heuvel kwam niet meer goed. Specx wist het voor elkaar te krijgen dat Van den Heuvel per 1 mei 1630 werd opgevolgd door Dr. Jacobus Bontius:

1e. De resolutie van den gouverneur-generaal (Specx) en de raden van Indie, van den 1sten mei 1630: item alsoo bij departement van Antonio van Heuvel (die dus toen reeds was gedepoteerd) gewezen advocaat-fiscaal, gemeld ampt is komen te vaceeren en noodig sij, tot maintenu van de Iustitie en Compagnie’s regt, wederom door een ander gequalificeerd persoon bekleed werd: en alsoo ons jegenwoordig van een fiskaal, daarvoor bij de Majores aangenomen, ontbloot vinden, werd goed gevonden, bij provisie , een uit den raad van Iustitie te eligeeren, daarvan dr. Jacobus Bontius vooreerst de last bevolen werd.”xxviii



Dr. Jacobus Bontius (1592-1631)xxix

De keuze voor Dr. Jacobus Bontius is opmerkelijk, hij was immers één van de betrokkenen in het proces tegen Sara Specx en haar verloofde Pieter Cortenhoeff. Bontius heeft de gouverneur-generaal Specx er blijkbaar van kunnen overtuigen dat hij een verzachtende rol heeft gespeeld in het proces. Als niet alles mij bedriegt, dan heeft Bontius er veel toe bijgedragen om den oorspronkelijken eisch van den advokaat-fiskaal Antonie van den Heuvel (de doodstraf voor Sara Specx) te doen verminderen en het vonnis te verzachten, en zal bij hem de invloed zijner twee vrienden, De Roy en Heurnius, zich ook zeker hebben doen gevoelen. De bijzonderheid , dat geen der Bataviasche predikanten de veroordeelden naar de gerechtsplaats wilde vergezellen (…) geven veel te denken.”xxx

Opvallend is dat Bontius geen juridische achtergrond had; hij was medisch doctor. Hij werd door de V.O.C. aanvankelijk aangesteld tot Doctor, Apothecary and Surgeon-Supervisor of the Indies en arriveerde in 1627 – evenals gouverneur-generaal Jan Pietersz. Coen – te Batavia.xxxi

Op 30 november 1631 overleed Jacobus Bontius op ongeveer 40-jarige leeftijd. Hierdoor kwam de positie van advocaat-fiscaal weer vrij en wist Van den Heuvel alsnog de meerderheid van de Raad van Indië voor zich te winnen: Van den Heuvel keerde weer terug op zijn oude post van Advocaat-Fiscaal.

Uit de brieven, zoowel van Heeren-XVII als van Gouverneur-Generaal en Rade, blijkt herhaaldelijk, dat deze beide colleges het belang van een goede rechtspraak volkomen inzagen, doch dat gebrek aan deskundige ‘stoffe’ tot het vervullen van rechterlijke ambten en onvoldoende controle, telkens weer leidden tot een praktijk, die in strijd was met hun wenschen. Zoo bevatte de missive der Hooge Regeering van 15 december 1633 wederom klachten over de wijze, waarop te Batavia de justitie werd geadministreerd. Over den advocaat-fiscaal, Mr. Anthony van den Heuvel, wordt daarin o.m. gezegd, dat hij ‘veele menschelyke defecten ende impertinentien subject is’. Uit de bij deze missive gezonden bijlagen hadden Heeren-XVII tevens kunnen concludeeren, dat de hoogste justitieele ambtenaren, met name Dr. Pieter Vlack, eerst advocaat-fiscaal en later president van den Raad van Justitie, alsmede genoemde Van den Heuvel, bij (…)”xxxii

8e gouverneur van Ambon

Doordat de bewindhebbers van visie verschilden met gouverneur-generaal Jacques Specx, besloten zij hem te vervangen door Hendrik Brouwer (1581-1643). Brouwer was het brein achter een nieuw vaarroute naar Oost-Indie: hij koos er in 1611 voor om vanaf Kaap de Goede Hoop de intertropische convergentiezone te vermijden en zuidwaarts te zeilen tot de ‘Roaring Forties’, waar een groot deel van het jaar sterke westenwinden waaien, daarna tussen de 35e en 40e graad oostwaarts te zeilen om vervolgens pas ter hoogte van de Straat van Soenda bij Java noordwaarts te sturen. De reisduur naar Indie verkortte daardoor van een soms meer dan één jaar naar vijf tot zes maanden. De tijdwinst betekende een belangrijke kostenbesparing, evenals een grote vermindering van het aantal gevallen van scheurbuik onder de bemanning. De V.O.C. stelde Brouwers route in 1617 verplicht. Het vaststellen van de lengtegraad was echter moeilijk en soms landden de zeevaarders op de kust van Australië of leden schipbreuk op de riffen van de Houtman Abrolhos voor de kust van Australië.xxxiii Een voorbeeld hiervan is het V.O.C.-schip ‘De Batavia’.

In het begin van 1632 benoemden de bewindhebbers Henricq Brouwer, die zich voor 3 jaren opnieuw verbonden had, tot gouverneur-generaal. In maart met de ‘Zutphen’ en ‘Delfshaven’ uitgezeild, was hij den 13n Mei bij Isla de Mayo en den 4n September bij de eilanden van Batavia. (…)

Brouwer kwam uit, vervuld met een geest van achterdocht en vervolgingslust. Het was alsof in Indie bijna iedereen de Compagnie benadeelde, en alsof er een Augiasstal moest opgeruimd worden. Dit gewilde werk begon reeds op de uitreis. Brouwer vorderde in zee al de brieven op, die de schepen aan boord hadden, het waren er 2500. De brieven, die aan de Compagnie’s dienaren gericht waren, werden eenvoudig opengemaakt, maar tot beschaming van hen, die hiertoe aanleiding of last hadden gegeven, werd niets van belang gevonden, ten nadeele van de Compagnie. Toch werden enkele zaken opgeteekend en in handen van den fiscaal [Van den Heuvel] gesteld.”xxxiv

Corruptie was inderdaad een groot probleem binnen de V.O.C. Zelfs hoge functionarissen, zoals de eerder genoemde Adriaen Block Maertensz. en de gouverneur van Ambon Artus Gijsels, maakten zich hieraan schuldig. “De gouverneur Artus Gijsels, beschuldigd (zooals vele anderen) van ‘particulariteijten ende baetsouckentheden’ moest voor een ander plaats maken. De fiscaal en extra-ordinaris raad van India Antonie van den Heuvel, wiens diensttijd verstreken was, zou met de vloot van Philips Lucasz. als vice-commandeur naar Nederland gaan, maar werd weer voor 3 jaren aangenomen en benoemd, om Gijsels op te volgen, ‘alhoewel gemelte E. van den Heuvel veele menschelijcke defecten ende inpertinentien subject is’.

Met de ‘Buijren’, die den 6n Januari 1633 van Batavia naar Amsterdam vertrok, ging Johan Ottens, die den vice-gouverneur Gijsbert van Lodensteijn verving, mede naar Ternate en Van den Heuvel als commissaris, om later Gijsels te vervangen.”xxxv

Artus Gijsels (1593-1676) startte zijn carriere bij de V.O.C. op zeer jonge leeftijd; hij was slechts 16 jaar oud toen hij zijn eerste zeereis ondernam. In 1618 schopte hij het tot opperkoopman op Ambon, op dat moment nog de belangrijkste V.O.C.-vestingsplaats in Oost-Indië. Op Ambon, op het kasteel Victoria om meer precies te zijn, zetelde tot 1619 de Nederlandse gouverneur-generaal. Het gouvernement Ambon was vanwege de nootmuskaat, foelie en met name kruidnagelen zeer lucratief en daarmee een zeer belangrijk gewest voor niet alleen de V.O.C., maar ook voor de Portugezen… In 1605 wisten de Nederlanders de Portugezen uit de Molukken te verdrijven. Daarmee kwam een einde aan bijna 100 jaar Portugese heerschappij in de Molukken. In 1620 keerde Artus Gijsels voor een kleine tien jaar terug naar Nederland. Hij nam een vijftal Ambonese prinsen mee zodat zij in Nederland konden studeren. In 1631 keerde Gijsels terug op Ambon, ditmaal in de functie van gouverneur. Ook de Ambonese prinsen keerden met hem mee terug naar Indie.12 xxxvi


“Victoria opt eylant Amboina” (Wouter Schouten, 17e eeuw)

Het bieden van scholing aan de Ambonese prinsen lijkt te duiden op een goede verstandhouding tussen gouverneur Gijsels en de Ambonezen, maar de verscheidene eilanden en stammen die het gouvernement Ambon telde waren uiterst divers; er waren moslims, christenen en ‘heidenen’ en het ene eiland erkende de suprematie van Ternate en de ander weer van de V.O.C. Daarnaast sloten de stamhoofden contracten af met de V.O.C., maar zij wisten ondertussen niet te voorkomen dat hun onderdanen handel dreven met anderen (zoals de Engelsen). Dit leidde niet enkel tot grote spanningen en onrust binnen het gouvernement Ambon, maar ook tussen de gouverneur van Ambon en de Raad van Indië. Het V.O.C.-monopolie moest worden nageleefd en de volken moesten onder de duim worden gehouden.

In 1633 werd de advocaat-fiscaal Van den Heuvel als commissaris naar de Molukken gestuurd om de situatie daar te onderzoeken. Op 10 maart 1633xxxvii arriveerde hij in de Molukken. Op het eiland Seram kwam Van den Heuvel in contact met de Alfuren; over dit volk schreef Van den Heuvel in 1633: “Het zijn ongedisciplineerde, woeste barbaren, menseneters zelfs. Hun woonplaatsen heeft niemand van ons gezien, want ze houden zich op in de wildernis, op hoge bergen en tegen rotswanden. Ze eten in het veld hun verslagen vijanden op, en ook slangen, sprinkhanen, hagedissen en vleermuizen, evenals bepaalde groene kruiden en vruchten van bomen. Ze mogen niet trouwen, noch met een vrouw omgaan voordat ze twee hoofden van hun vijanden hebben afgehakt.”xxxviii Het eiland Seram was het grootste eiland van het gouvernement Ambon en lag even ten noorden van het eiland Hitoe waarop Ambon lag.

Gouverneur Artus Gijsels probeerde tevergeefs met veel geweld de smokkelhandel neer te slaan; vele smokkelvaartuigen, maar ook nagelbomen werden door hem ter represaille in brand gestoken. Toen commissaris Van den Heuvel in 1633 op het kasteel Victoria op Ambon aankwam, bleek de gouverneur niet thuis. “Hy vond den Heer Landvoogd niet t’huis, alzoo die toen op Erang, en ‘er dierhalven voor hem de beste gelegenheid van de wereld was, om na zyn gedrag (dat hy ook met alle vuiligheid deed, te vernemen) waar op naderhand niet veel goeds quam te volgen. Altoos men gaf zeer quaad rapport van hem op Batavia. Of dit de Heer Van den Heuvel uit zich zelven, dan of hy dat door ophitzing van eenige geveinsde vrienden van den Heer Gysels aan ‘t Kasteel gedaan had, is onbekend.”xxxix

In 1633 ondernamen commissaris Van den Heuvel en gouverneur Gijsels verschillende expedities en was Van den Heuvel getuige van onderhandelingen met lokale vorsten. In september 1633 “toonde de Heer Van den Heuvel, by zyn rapport aan haar Edelheden ten laste van de Heer Gysels, dat hy zich aan veel baatzoekingen tot nadeel der E. Maatschappy schuldig gemaakt, en tot zynen particulieren handel duizend paar zyde, en ettelyke honderd paar zayette koussen, verscheidene zyde stoffen, veelerlei klynodien van goud en zilver, en een party koper-werk, mede in Amboina gebragt, die goederen daer uitgevent, en wel 10 a 12.000 Ryxdaalders daar van gemaakt had, alzoo de zyde koussen tot 10 Ryxdaalders ‘t paar verkogt waren.

Ook gaf hy voor, dat hy uit de gemelde zyde stoffen aan Sarassi, gezant des Konings van Ternate, wel voor 800 Ryxdaalders aan waarde verkogt, en hem die in betaling der Koninklyke tollen aangesmeerd, en contante penningen van de E. Maatschappy daar voor genoten had.

Als ook dat Daniel Robol, een Ambons vryborger, nog 300 Ryxdaalders wegens zulke gekogte goederen aan hem schuldig was. (…)”xl

Zo volgde meer aantijgingen van Van den Heuvel aan het adres van gouverneur Gijsels; hij schreef hierover met zowel de Raad van Indie in Batavia als met de Heeren-XVII in Nederland. Van den Heuvel hoopte dat gouverneur-generaal Hendrik Brouwer gevoelig zou zijn voor deze aantijgingen, juist doordat Brouwer een strijd was begonnen tegen de corruptie in Indie. Van den Heuvel voorzag een gouden toekomst voor hemzelf binnen de V.O.C. en blijkt weinig bescheiden van aard te zijn geweest…

(…) [Van den Heuvel] verzogt ondertusschen ook om na ‘t Vaderland te gaan dat hem toegestaan wierd, hebbende geen andre verbeelding van zyne gedane diensten, dan dat hy van daar zekerlyk Opperlandvoogd [= gouverneur-generaal, DJ] van Indien zou gemaakt werden; dog haar Edelheden hadden hem ondertusschen al een man vol menschelyke zwakheden en onbetaamlykheden (hoedanig zy hem bevonden hadden) beschreven, en daar by gevoegt, dat hy den Heer Gysels wel sterk (vermits hy na zyne Landvoogdy haakte) beschuldigde; dog dat hy nog zeer weinig tot zyn nadeel bewezen had.”xli Achteraf wordt aangenomen dat de aantijgingen van Van den Heuvel niet allen lijken te kloppen; “de rest [was] meest onwaar en verzonnen”xlii. In september/oktober 1633 kreeg hij van zijn meerderen het advies “liever Advocaat-Fiscaal te blyven”xliii.

In december 1633 hoorde gouverneur Gijsels dat de Kapitein Hitoe, Kakiali genaamd, een opstand aan het beramen was tegen de Nederlanders! Een grote schok aangezien hij – en diens vader – van oudsher een bondgenoot was van de Nederlanders. Daarnaast was Gijsels al verwikkeld in verschillende geschillen met lokale volken. Een zeer chaotische en onrustige tijd…

In februari 1634 was commissaris Van den Heuvel naar Batavia afgereisd om de Raad van Indië te onderhouden over de situatie in de Molukken en het over het functioneren van gouverneur Gijsels. “De Heer Van den Heuvel uit Ternate op Batavia ondertusschen gekomen zynde, had zoo veel van Amboina’s waggelenden staat opgegeven, en zoo veel tot laste van den Landvoogd Gysels gezegt, dat hy den 18 februari 1634 na Amboina gezonden wierd, om den Heer Gysels te lichten, en in zyn plaats daar te regeeren; dog hy vertraagde met zyn schepen zoo lang voor Macassar en Boeton, dat ‘t heel Wester-saizoen byna ten einde liep, en Amboina dus in gevaar stond om door 44 jonken van buiten, en door de verraders van binnen, overrompeld te werden.”xliv

Van den Heuvel was in februari 1634 commandeur over de vloot die Ambon te hulp moest schieten. Eén van de schepen was het V.O.C.-schip ‘De Gouden Leeuw’. Op 3 maart 1634 verging dit schip, onder commando van Van den Heuvel, op een onbekend rif bij Borneo! Tegen de instructies in had Van den Heuvel het schip verlaten. Het rif, waar het schip is vergaan, werd sindsdien het Gouden Leeuwseiland of Lamey genoemd. Gelukkig was het schip al zo goed als afgeschreven. Op 7 maart 1631 werd aan de Heren XVII geschreven: “De Gouden Leeuw is onbequaam bevonden omme met retouren naer ‘t vaderlandt over te gaen, jaa is inwendich soo vergaen, dat, onaengesyen de handt daer extra-ordinaris aangehouden is, niet langer in ‘t vaerwater sal connen continueren.”xlv Wel liet de V.O.C. het schip rondvaren in de Indische wateren, tot diens ondergang op 3 maart 1634. Dit was de voornaamste aanleiding voor de vertraging.

4 mei 1634 arriveerde Van den Heuvel op Ambon en werd op 8 dito geinstalleerd als 8ste gouverneur van Ambon. “Deeze nieuwe Landvoogd [Van den Heuvel] verbeelden zig, dat hy wel haast het oproer in Amboina zouden dempen en nam, onder schyn van Vriendschap, den Kapitein Hitoe [Kakiali] genaamd, en eenige van zyn aanhang gevangen; dewyl deeze de groote oorzaak van het oproer was en toegelegd had, om tegens de plechtige verbonden aan, de Wapenen teegen de Maatschappye optevatten, ja zelvs daaromtrent by den Koning van Makasser om hulp en bystand had verzogt.”xlvi

Van den Heuvel had een slinks plannetje bedacht om Kapitein Hitoe Kakiali gevangen te nemen. “Op 20 mei 1634 gingen de hoofden van Hitu scheep om de oversteek naar Luhu te maken. Kakiali zou daar als pas benoemde Kapitan Hitu het overleg bijwonen tussen de nieuwe gouverneur van Ambon [Van den Heuvel] en Leliato, de Ternataanse stadhouder op Hoamoal. De gouverneur zou natuurlijk zijn beklag doen over het feit dat de kruidnageloogsten van Hoamoal grotendeels aan handelaren uit Makassar werden verkocht. Zo ging het al jaren. Maar voor de kust van Luhu waren de hoofden van Hitu bij de gouverneur [Van den Heuvel] aan boord uitgenodigd en tot hun verbijstering onverwachts gegijzeld. In het daarop volgende zeegevecht leek het einde der tijden aangebroken; de lucht werd zwart, de golven bruisten en het strijdrumoer was oorverdovend.”xlvii

Kakiali werd door Van den Heuvel opgesloten op het kasteel Victoria op Ambon. Van den Heuvel was als gewezen advocaat-fiscaal bekend met de fijne kneepjes van het ‘ondervragings-vak’ en zal geen middel hebben geschroomd om Kakiali te ondervragen over diens plannen. Hitoe was voortaan verdeeld; aanhangers van Kapitein Hitoe Kakiali drongen aan op vrijlating en tegenstanders van Kakiali sloten een verbond met gouverneur Van den Heuvel. Veele Hitoeezen hielden zig egter niet aan dit verbond en weigerden zig onder de gehoorzaamheid van onzen Landvoogd te begeeven, ook hadden de Inwoonders van ‘t Eiland Amblau, ons volk in de Logie aldaar vermoord; ‘t welke meest wierd toegeschreeven, aan de straffe wijze van Regeering, die Van den Heuvel in Amboina had ingevoerd.”xlviii

Ondertussen was de oud-gouverneur Gijsels in Batavia in gesprek met de Raad van Indië. Hij wist zich daar met succes te verdedigen tegen Van den Heuvel’s aantijgingen. In februari 1635 werd Gijsels met een vloot van 8 schepen naar Ambon gestuurd om Van den Heuvel te laten vervangen door de oud-militair Jochem Roelofsz. van Deutecom.xlix

De zojuist afgezette gouverneur Van den Heuvel keerde op hoge poten terug naar Batavia. Hij vond het schandalig dat hij uit zijn functie was gezet en nam geen blad voor de mond. In May [1635] vertrok de Heer Van den Heuvel na Batavia, die, over de schande, hem by dit opontbod aangedaan, zeer tegen haar Edelheden verbittert, zich niet bedwingen kon eenige vuile woorden en lasteringen tegen de hooge Regeering, den Heer Opperlandvoogd [Hendrik Brouwer], en de Raaden van Indien te uiten, dat hem zeer qualyk bequam”l

Blijkens een resolutie van 11 oktober 1636:

Zekeren Antonio van den Heuvel, voorheen Advocaat-fiscaal van Indie, ter zaake van zeker proces, de leeden van den Raad van Justitie gelasterd en in verbis gezegd hebbende, dat ze alle jdioten of weetnieten waaren, en onbekwaam over zijne zaak te vonnissen, met bijvoeging dat de aller grootste van hun schelmen en dieven waaren, werd dierwegens in verzekering genomen… 11 October 1636”li (…) “Van den Heuvel werd, ingevolge resolutie van G.-G. en Rade d.d. 11 October 1636, in arrest gesteld en voor den Raad van Justitie gedaagd, omdat hij in het publiek de leden van dien Raad voor idioten en weetnieten had uitgemaakt. Hij werd deswegen veroordeeld, om op het schavot met gevouwen handen en gebogen knieen God, de regeering en de justitie om vergiffenis te bidden; voorts om zijn tong met een priem doorstoken te worden, daarna gegeeseld en voor 25 jaar uit ‘s Compagnies gebied gebannen. De regeering keurde dit vonnis goed, maar schonk hem bij resolutie van 20 december 1636 vrijstelling van de geeseling.”

Hiermee kwam een einde aan de V.O.C.-loopbaan van Van den Heuvel. Het is heel typisch dat zijn Indische loopbaan juist eindigde op het schavot..’. Door sommigen wordt beweerd dat Van den Heuvel onvoldoende op de hoogte was van de gespannen situatie in het gouvernemnt Ambon. Daarentegen bleek Artus Gijsels, die lange tijd heeft gewoond op Ambon, ook niet in staat om rust te brengen. Ook over de latere gouverneur van Ambon, Jochem Roelofsz. van Deutecom, was men niet te spreken; “dit was een trotsch en hoogmoedig man en (…) handelde hy egter de Amboineezen zoo Bondgenooten als onderdaanen, zeer slegt en zelvs veel erger dan Van den Heuvel, waardoor meest alle de Inwoonders van ons afvielen, eenigen met hunne goederen naar het gebergten vluchten en veelen van hun zig by de oproerige begaven, die met deezen onderstand stoutmoedig wierden en een onzer Forten langen tyd belegerden (…)”lii De onrust op de Molukken was met Van den Heuvel’s vertrek blijkbaar niet opgelost. In 1637 trok gouverneur-generaal Antonio van Diemen met 17 schepen naar Ambon en sloeg de opstand met harde hand neer.

Laatste levensjaren van Dr. Anthoni van den Heuvel (1592-1640)

De V.O.C.-carriere van Van den Heuvel eindigde in 1636 roemloos op het schavot van Batavia. In 1637 keerde hij – ongetwijfeld verbitterd – terug naar Nederland. Hij ging in gesprek met de Britse East-India Company en werd tot raad aangesteld in dienst van koning Karel I van Engeland (1600-1649). Deze koning was een heel opmerkelijke persoonlijkheid; hij streefde namelijk naar absolute macht en wist dat – door het ontbinden van het kabinet in 1629 – te bewerkstelligen. Deze “Elf jaar van tirannie” duurde van 1629 tot 1640. Uiteindelijk kwam het de koning duur te staan, hij blies zijn laatste adem uit op het schavot.

Zoals uit het artikeltje blijkt waren er grote spanningen tussen de Engelsen en Nederlanders in het Indisch archipel. De Engelsen probeerden te infiltreren in de specerijenhandel die in handen was van de Nederlanders. In de jaren ’30 van de zeventiende eeuw zochten de beide concurrenten toenadering; ze wilden zich verenigen in het verdrijven van de Portugezen en Spanjaarden uit Zuidoost-Azië. De Engelsen trokken zich terug uit het Indisch archipel en richtten zich voortaan op de handel met India. Hiertoe waren onderhandelingen gaande tussen de Britse East India Company en de V.O.C.

In 1639 werden Van den Heuvel en de heer Boswell als afgevaardigden van de Britse East India Company naar de V.O.C. gestuurd om te onderhandelen. Van den Heuvel kreeg echter de deur in zijn gezicht; de bewindhebbers van de V.O.C. weigerden met hem te onderhandelen!

Van den Heuvel vestigde zich laatstelijk als procurator Iuris Civillis in Den Haag alwaar hij op 26 december 1640 overleed. Hij kreeg een “statelijke begrafenis” en werd bijgezet in de Kloosterkerk.

Gezin Van den Heuvel

Dr. Anthoni van den Heuvel is tweemaal getrouwd geweest. 27 september 1610 trouwde hij in Amersfoort met Janneken Lauwers (postuum, in 1629, ook Janneken Laurens van den Broecke genoemd). Op 28 januari 1629 hertrouwde hij in Batavia met Anna van Mackum, weduwe van de eerder genoemde opperkoopman Jan de Coster. Jan Pieterszoon Coen schreef 21 november 1628: “Wert mede goetgevonden om goede reden ende consideratien dat men d’ondergeschreven weduwen tot onderhout maentelijck sal laten genieten d’helft van ‘t rantsoen, ‘t welck hun mannen in haer leven getrocken hebben, soo lang als ongetrouwt blyven ofte totdat anders hierinne souden mogen resolveren, te weten: (…)

[huysvrouw] van Jan de Coster in sijn leven oppercoopman (…)liii

Lang heeft Anna van Mackum geen uitkering ontvangen; zij hertrouwde binnen afzienbare tijd. Anna van Mackum komt overigens in Nederland voor onder de naam Anna (Hendriksdr.) Visschers; mogelijk was zij geboortig van Makkum. Uit het eerste huwelijk werden twee zonen geboren en uit het tweede huwelijk nog een zoon.

 

De weduwe Anna van den Heuvel-Visschers bleef nog enkele jaren in Den Haag wonen. In een conflict met de V.O.C. – over betaling van achterstallige maentgelden en rantsoenen – werd zij terzijde gestaan door de schatrijke koopman Willem Muylman (1590-1670). Deze Muylman heeft een groot kapitaal vergaard als koopman op Italië en de Levant. Hij was een zwager van de bekende anatoom Dr. Tulp (van het beroemde schilderij van Rembrandt “De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp).13

In 1642 werd Willem Muylman door de weduwe Anna van den Heuvel-Visschers aangesteld om namens haar te onderhandelen met de V.O.C. en koning Karel I van Engeland. In 1644 leidde deze onderhandelingen tot een schikking tussen de V.O.C. en de weduwe Van den Heuvel-Visschers; de V.O.C. betaalde haar 23.000 gulden. Een eis van 10.000 Britse ponden aan het adres van de Engelse koning bleef ongehoord; die trok zich weinig aan van anderen en was inmiddels verzeild geraakt in een onhoudbare politieke situatie die hij uiteindelijk met zijn leven moest bekopen…

In 1645 overleed Anna van den Heuvel-Visschers in Heerenveen. Hierop werd haar vermogen verdeeld onder haar zoon Anthonius van den Heuvel en haar stiefzoon Jacobus van den Heuvel. Het contact tussen Willem Muylman en de familie Van den Heuvel was goed…

In 1647 rustten de heren Willem Muylman, zijn broer Henrico Muylman (consul te Genua) en Jacob van den Heuvel in Amsterdam twee schepen uit voor de Oost-Indische Compagnie der Edelen van Genua, die onder Genueze vlag, doch onder Hollandse schippers, naar Oost-Indie voeren om de monopolie-positie van de V.O.C. te ondermijnen. Dit werd hun echter verhinderd.liv De verbittering jegens de V.O.C. was blijkbaar overgewaaid van Dr. Anthonius van den Heuvel op diens oudste zoon Jacob van den Heuvel…

De V.O.C. kon niet standaard rekenen op eeuwige de trouw van haar oud-ambtenaren. De voorganger van Dr. Anthoni van den Heuvel, de oud-gouverneur Artus Gijsels (1593-1676), deed eveneens pogingen om een niet-Nederlandse Oost-Indische Compagnie op te richten en werd raadgever op het gebied van koloniale en maritieme zaken van de Keurvorst van Brandenburg.lv Typisch genoeg kon Nederland wel eeuwen lang rekenen op haar Molukse onderdanen die tot het laatste ogenblik – de onafhankelijkheidsverklaring in 1949 – trouw dienden in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Bij hun strijd voor een onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken bleef steun van Nederland uit, wat tot op heden een groot pijnpunt is voor de Molukse gemeenschap.

Nawoord

Voor dit familieverhaal heb ik enig onderzoek gedaan in de stadsarchieven van Amsterdam en Den Haag, echter is de strekking van het verhaal te danken aan de vele publicaties op het gebied van de V.O.C. Ik noem deze auteurs hieronder met de grootste erkentelijkheid. Graag had ik voor aanvullend onderzoek nog bepaalde interessante V.O.C.-documenten ingezien bij het Nationaal Archief, echter zijn deze op dit moment uitpandig in verband met een digitaliseringsproject.

Het onderzoek naar de familie Van den Heuvel is daardoor nog zeker niet afgerond. Ik houd mij daarvoor van harte aanbevolen voor tips, correcties en aanvullingen. In de toekomst hoop ik nog te weten te komen wie de voogden waren van Anthoni van den Heuvel (ik vermoed stiekem een Benningh), daarnaast weet ik nog te weinig over zijn studieperiode, zijn werkzame leven in Amsterdam, Monnickendam en Den Haag en ben ik geinteresseerd in de afkomst van zijn beide echtgenotes. Afijn, dat is het leuke aan genealogisch onderzoek: er blijven gegevens boven water komen die het familieverhaal verfijnen…

Genealogie van het geslacht Van den Heuvel

I

Herman Pouwels,

vermeld als getuige bij de ondertrouw van diens zoon te Amsterdam 7 november 1587. Huwde met N.N.

II

Pouwels Harmens,

geboren circa 1561, wonende op de Oudezijds Voorburgwal te Amsterdam (1587), koopman en biersteker (1592) aldaar, overleden Amsterdam in 1602.
huwde (ondertrouw 7 november 1587) met

Annetgen Hyncken (alias Hinckaert, Hencken, Hinken, Huncken),

geboren circa 1565, wonende in het huis ‘De Gulden Clock’ in de Warmoesstraat te Amsterdam (1587), bij haar ondertrouw geassisteerd door haar nicht Aeltgen Horswinckel, overleden Amsterdam in 1602, dochter van Egghert Hyncken (Hencken) (-1567) en Beatris Benningh (1567) en adoptiefdochter van haar oom Evert Horswinckel.

Uit dit huwelijk (tenminste) drie zonen geboren:

a) Egghert Pouwels, gedoopt Amsterdam (Nieuwe Kerk) 12 maart 1589 (getuige: Metken Hencken?)

b) Jacob Pouwels, gedoopt Amsterdam (Oude Kerk) 2 januari 1592 (getuige: Lysbeth Jacobs)

  1. Anthoni Pouwels, volgt III

III

Dr. Anthoni van den Heuvel (alias Anthoni Pouwels van den Heuvel, 1610),

geboren Amsterdam circa 1592 (doop niet gevonden), gepromoveerd aan de Sorbonne in Parijs tot Doctor utriusque Iuris 1610, achtereenvolgens advocaat, stadssecretaris van Monnickendam, advocaat-fiscaal van Oost-Indie (1628-1630 en 1631-1634), gouverneur van Ambon 1634-1635, raad namens koning Karel I van Engeland bij de British East-India Company 1639, procurator Iuris Civilis te Den Haag, overleden Den Haag 26 december 1640, begraven in de Kloosterkerk aldaar.

huwde 1e (ondertrouw Amsterdam 21 augustus 1610, ondertrouw Amersfoort 25 augustus 1610) Amersfoort 27 september 1610 met

Janneken Lauwers (alias Janneken Laurens van den Broecke, postuum 1629).

huwde 2e Batavia 28 januari 1629 met

Anna (Hendricksdr.) Visschers (alias Anna van Mackum, 1629), overleden Heerenveen 27 maart 1645, weduwe van Jan de Coster (opperkoopman in dienst der V.O.C.).

Uit het eerste huwelijk werden (tenminste) geboren:

a) Jacob van den Heuvel, volgt IVa

b) Pouwels van den Heuvel, gedoopt Amsterdam (Oude Kerk) 23 april 1615 (getuigen: burgemeester Cornelis Benningh en (Baefgen?) Joannesdr.)

Uit het tweede huwelijk werd (tenminste) geboren:

c) Anthonius van den Heuvel, volgt IVb

IVa

Jacob van den Heuvel (alias Jacob van den Heuvel Benningh, 1652),

geboren circa 1614 (doop niet gevonden), koopman op Oost-Indie in compagnie met de broers Willem en Henrico Muylman (1647).

huwde (ondertrouw Amsterdam 21 april 1640) met

Cornelia van Triest,

geboren Amsterdam circa 1618 (doop niet gevonden), dochter van Barent van Triest en N.N.

Uit dit huwelijk werden (tenminste) geboren:

a) Barent van den Heuvel, gedoopt Amsterdam (Oude Kerk) 18 december 1642 (getuige: Mary Stevens)

b) Anthony van den Heuvel, gedoopt Amsterdam (Noorderkerk) 31 januari 1644 (getuige: Neeltjen Eeverts)

b) Anthony van den Heuvel, gedoopt Amsterdam (Oude Kerk) 7 augustus 1650 (getuigen: Jan Quadt en Cornelia van der Cruis)

c) Sophia van den Heuvel Benningh, gedoopt Amsterdam 26 juni 1652 (getuige: Annetje Cornelis)

IVb

Anthonius van den Heuvel,

geboren tussen 1629 en 1640, notaris te Heerenveen, overleden aldaar 4 juni 1694.

huwde 1 februari 1663 met

Christina van Stellingwerf,

geboren circa 1645, overleden 21 juni 1711, dochter van Ds. Phocaeus Joachimi Stellingwerf en Antje Regneri Hachtingius.

Uit dit huwelijk werden geboren:

a) Pauvel van den Heuvel, gedoopt Heerenveen 27 januari 1665

b) Johannes van den Heuvel, volgt V

c) Anthonius van den Heuvel, gedoopt Heerenveen 20 juni 1675

V

Dr. Johannes van den Heuvel,

geboren Heerenveen 17 juni 1666, gedoopt aldaar 20 juni 1666 (“tijdens een dank-, bede- en vierdag ter gelegenheid van overwinning op de Engelsen”), advocaat voor het Hof van Friesland, overleden 13 mei 1718, begraven te Heerenveen.

huwde Leeuwarden 27 september 1696 met

Gesina Haagswolt, gedoopt Steenwijk 9 december 1666, overleden Beers in februari 1755, begraven te Oosterwierum (bijzetting te Heerenveen was niet mogelijk vanwege de winter), dochter van burgemeester Wouterus Haagswolt en Geertruy Tolling.

Uit dit huwelijk werden geboren:

a) Christina van den Heuvel, gedoopt Leeuwarden 27 augustus 1697, overleden 25 juni 1760, huwde Oosterwierum 25 september 1718 met Mr. Johan Willem Petraeus, gedoopt Leeuwarden (R.K. par. Nieuwestad) 4 september 1693, advocaat Hof van Friesland en secretaris der grietenij Baarderadeel 1723-1733, eigenaar van de Unia-State te Beers, overleden aldaar 24 februari 1733, zoon van Dr. Petrus Hendricus Petraeus en Gratiana Florentina van Loo.

Zij is de overgrootmoeder van Christina Schaafsma-Petraeus (1807-1849), de grootmoeder van mijn overgrootmoeder Christina Helena Harmanna Aalders-Schaafsma (1879-1953).

b) Anthonides van den Heuvel, gedoopt Leeuwarden 9 september 1703

c) Wouterus van den Heuvel, gedoopt Leeuwarden 31 deceber 1704

d) Geertruid van den Heuvel, gedoopt Leeuwarden 17 oktober 1706, begraven aldaar 15 april 1733, huwde Leeuwarden (Grote Kerk) 2 maart 1727 met Dr. Bernardus Johannes Swalue, gedoopt Leeuwarden 29 juli 1703, advocaat Hof van Friesland, lid vroedschap en burgemeester van Leeuwarden, begraven aldaar 29 maart 1751, zoon van Dr. Bernhardus Swalue en Hester de Lespierre. Hij hertrouwde Stavoren 16 december 1736 met Alida Binkes.

Appendix
Notariele aktes Den Haag betr. Anna van den Heuvel-Visschers (1642-1644)
inv. nr. 194a, fol. 12r-4, fol. 13, fol. 36
inv. nr. 187a, fol. 96
inv. nr. 73, fol. 158










12 bemanningsleden waren achtergebleven op Bali.

2Een van die compagnieen was de Nieuwe Compagnie van de Vaart op Oost-Indie. Een van haar oprichters was Elbert Symonsz. Jonckheyn, een zwager van de Aeltgen Jonckheyn-Horswinckel (-1622). Deze compagnie ging in 1602 op in de V.O.C.

3Het Karthuizerkerkhof was in gebruik tussen 1602 en 1860.

4Helaas heb ik van hen geen inschrijvingen gevonden in de begraafregisters van Amsterdam

5Dit blok werd al in de 13e eeuw bewoond.

6Aeltgen Horswinckel en haar echtgenoot, de koopman Cornelis Symensz. Jonckheyn, lieten in 1584 in de Oude Kerk een zoontje dopen genaamd Jacob. Haar

7Aan ziektes of geweldadigheden

8Postuum ook Janneken Laurens van den Broeck genaamd (1629)

9Hij woonde voor vertrek korte tijd in Haarlem

10De Amsterdamse Eva Ment (1606-1658) was een dochter Claes Cornelisz. Ment en Sophia Benningh. Via haar moeder, het Amsterdamse regentengeslacht Benningh, was zij verwant aan Dr. Anthony van den Heuvel.

11Anthony van Diemen (1593-1645) was een zoon van Meeus Anthonis van Diemen, burgemeester van Culemborg, en Christina Hoevenaer. Een broer van Christina Hoevenaer, Hubert Hoevenaer, was de vader van de brouwer Nicolaas Hoevenaar. Een zuster van Christina van Diemen-Hoevenaer en Hubert Hoevenaer was Geertruid van Riebeeck-Hoevenaer, de grootmoeder van de bekende Jan van Riebeeck (1619-1677). Mijn afstamming van het geslacht Hoevenaar loopt via de families Jordaan-Smits-Hoevenaar.

12Een van de vijf prinsen overleed op reis; drie keerden met Gijsels terug op Ambon, de andere prins was elders in Indie achtergebleven.

13Willem Muylman (1590-1670) huwde in 1624 met Eva de Vlaming van Oudtshoorn (1596-1672). Haar zuster Margaretha de Vlaming van Oudtshoorn (1598-1678) huwde in 1630 met Dr. Nicolaes Tulp (1593-1674)

ivR. Glaudemans, “Koopmansrenaissance; Het Amsterdamse wooninterieur in de zestiende eeuw” (http://bulletin.knob.nl/article/viewFile/323/319, 2015)

vNieuwsbrief Stichting Bouwhistorie Nederland, nr. 40, mei 2006 (http://www.bouwhistorie.nl/userfiles/SBNNieuwsbrief40mei2006.pdf, 2015)

viNieuwsbrief Stichting Bouwhistorie Nederland, nr. 40, mei 2006 (http://www.bouwhistorie.nl/userfiles/SBNNieuwsbrief40mei2006.pdf, 2015)

viiiDoop zoon Jacob Pouwels, Amsterdam 2 januari 1592 (stadsarchief.amsterdam.nl, 2015)

ixH.T. Colenbrander, e.a., “Jan Pietersz. Coen” (uitgegeven door Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indie, 1919-1953) (delpher.nl, 2015)

x“Verhandelingen en Berigten betrekkelijk het zeewezen, de zeevaartkunde, de hydrographie, de kolonien en de daarmede in verband staande wetenschappen” (redactie J. Swart) (1867) (https://books.google.com/books?id=Aw9OAAAAcAAJ&pg=RA1-PA154&lpg=RA1-PA154&dq=%22prins+willem%22+1627+vloot&source=bl&ots=ABbgRULKVk&sig=Qvfzj8G6xDAmnfKt72axMqf4SUM&hl=en&sa=X&ved=0ahUKEwit9JWwttTJAhWIdj4KHUupA0E4ChDoAQgnMAI#v=onepage&q=%22prins%20willem%22%201627%20vloot&f=false, 2015)

xiH.E. Niemeyer, “Batavia, een koloniale samenleving in de 17de eeuw” (2005)

xiiiJhr. Mr. J.K.J. De Jonge, “De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indie” (1870) (http://www.archive.org/stream/depkomstvanhetn00haargoog/depkomstvanhetn00haargoog_djvu.txt, 2015)

xivL.C.D. Van Dijk, “Neerland’s vroegste betrekkingen met Borneo, den Solo-archipel, Cambodja”

xvH. Breitenstein, “21 Jahre in Indien” (2015)

xviH.T. Colenbrander, e.a., “Jan Pietersz. Coen” (uitgegeven door Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indie, 1919-1953) (delpher.nl, 2015)

xviiH.T. Colenbrander, e.a., “Jan Pietersz. Coen” (uitgegeven door Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indie, 1919-1953) (delpher.nl, 2015)

xxM. Witteveen, “Antonio van Diemen, de opkomst van de V.O.C. in Azie” (2011) (http://dare.uva.nl/cgi/arno/show.cgi?fid=221338, 2015)

xxivL.S.A.M. Von Romer, “Dr. Jacobus Bontius” (in: Bijblad op het Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indie) (1932) (delpher.nl, 2015)

xxvM. Witteveen, “Antonio van Diemen, de opkomst van de V.O.C. in Azie” (2011) (http://dare.uva.nl/cgi/arno/show.cgi?fid=221338, 2015)

xxixCountway Library, Harvard Medical School

xxxiiSTAPEL, F. W.. (1933). BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS DER RECHTSPRAAK BIJ DE VEREENIGDE OOSTINDISCHE COMPAGNIE. Bijdragen Tot De Taal-, Land- En Volkenkunde Van Nederlandsch-indië, 90, 89–139. (http://www.jstor.org/stable/20770631, 2015)

xxxivN. MacLeod, “De Oost-Indische compagnie als zeemogenheid in Azie” (1921) (delpher.nl, 2015)

xxxvN. MacLeod, “De Oost-Indische compagnie als zeemogenheid in Azie” (1921) (delpher.nl, 2015)

xlvi“Geschiedenis van het begin, den voortgang en den tegenwoordigen staat van den koophandel en de bezittingen der generaale Nederlandsche geoctroijeerde Oost-Indische Compagnie” (1792) (http://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=dpo%3A7398%3Ampeg21%3A0247&query=%22anthony+van+den+heuvel%22&coll=boeken&page=2, 2015)

xlviii“Geschiedenis van het begin, den voortgang en den tegenwoordigen staat van den koophandel en de bezittingen der generaale Nederlandsche geoctroijeerde Oost-Indische Compagnie” (1792) (http://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=dpo%3A7398%3Ampeg21%3A0247&query=%22anthony+van+den+heuvel%22&coll=boeken&page=2, 2015)

lFrancois Valentyn, “Beschryving van Amboina: met zeer veel nette prentverbeeldingen verciert”

lii“Geschiedenis van het begin, den voortgang en den tegenwoordigen staat van den koophandel en de bezittingen der generaale Nederlandsche geoctroijeerde Oost-Indische Compagnie” (1792) (http://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=dpo%3A7398%3Ampeg21%3A0247&query=%22anthony+van+den+heuvel%22&coll=boeken&page=2, 2015)

liiiH.T. Colenbrander, e.a., “Jan Pietersz. Coen” (uitgegeven door Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indie, 1919-1953) (delpher.nl, 2015)

livElias, “De vroedschap van Amsterdam”

lvNationaal Archief, Collectie A. Gijsels (http://databases.tanap.net/ead/html/1.11.06.04/pdf/1.11.06.04.pdf, 2015)

5 reacties op ““Over de tong gaan” – de V.O.C. carrière van Dr. Anthoni van den Heuvel

  1. Wat een prachtig verhaal, goed gerechercheerd.
    Ikzelf ben aan Artus Gijsels geïnteresseerd, omdat hij in Karlsruhe documenten heeft nagelaten, waaronder een heel merkwaardige landkaart, et het woord Siam en Banckok.
    De confrontatie Gijsels-van den Heuvel was een cruciale gebeurtenis voor beide personen. Beiden gingen daarna in het buitenland om de VOC concurrentie te bieden.
    Overigens heb ik net een artikel over Valentijn’s landkaart van de Groote Rivier in Siam in de pers. Ik stuur U graag een pre-publicatie PDF

    • Geachte heer Terwiel,
      hartelijk dank voor uw enthousiaste reactie. Ik ben uiteraard heel geinteresseerd in uw artikel over de landkaart. Ik ben benieuwd naar de achtergrond daarvan. Ik stuur u een apart bericht, zodat u mijn mailadres heeft.
      met vriendelijke groet,
      Derk Jordaan

  2. HeerJordaan,
    Heel interessant artikel.
    Ben benieuwd waar uw aansluiting zit met Nicolaas Hoevenaar, mijn voorvader.

    • Dank voor uw bericht. Ik stam af van Nicolaas Hoevenaar via zijn achterkleindochter Huygina de Knijff-Hoevenaar (1694-1750). Zij was de grootmoeder van Huygina Smits-de Knijff (1752-1819). Haar kleindochter Janna Willemina Smits (1817-1878) trouwde met mijn voorvader Hendrik Jordaan (1820-1912).
      Mocht u ook afstammen van het echtpaar Cornelis Hoevenaar en Agnes Verwoerd, is u meer bekend over haar voorgeslacht uit Winssen?
      vr. gr.
      Derk Jordaan

      • Goedendag,
        Ik stam af van het echtpaar Nicolaas Hoevenaar en Johanna van Diemen en eerder van Lambrecht Hoevenaar, burgemeester van Culemborg. Via diens dochter Christina ook gerelateerd aan Antonio van Diemen, gouverneur-generaal van Ned. Indië.
        Via wat omzwervingen kwam ik u ook tegen bij het stamboomforum.nl waar u reageerde op het item “Frederick van Diemen”
        Ik heb daar ook gereageerd en zie nu dat u dezelfde persoon bent.

        U meldt daar een tak van Diemen uit het echtpaar Adriaen Joosten van Diemen en Heylken Cool: ik ben erg benieuwd daar die tak, want ik zoek de aansluiting Johanna van Diemen, ws dochter van Cornelis Adriaens van Diemen, marktschipper.
        Ik hoop dat u mij verder kunt helpen.
        Overigens gaat mijn lijn via Nicolaas’zoon Lambertus Hoevenaar.
        Uit uw reactie maak ik op dat u afstamt van Cornelis Hoevenaar en Agnies Verwoerdt, maar ik vraag mij af of dat juist is.
        Gaarne nader contact.
        Met vriendelijke groet,
        Hans

Laat een antwoord achter aan Barend Jan Terwiel Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*