Willem ten Cate (1831-1917), een toekomst zonder textielfabriek

“Wat is dat een kolossaal faillissement van Ten Cate. Is dit geen familie van Van Heek? Hij is met een dochter van De Vries, boterkoper te Grouw, getrouwd. In Zwolle vertelden ze mij 9 ton deficit!”
In juni 1877 was het faillissement van de Enschedese textielfirma Lambertus ten Cate doorgesijpeld tot in Friesland. Bovenstaande passage schreef de hout- en steenkoper Gerrit Hendrik ter Horst (1832-1894) uit Sneek aan zijn oom Jan Harmen ter Horst (1812-1877) in Rijssen, die zeer goed bevriend was met de Enschedese textielfamilie Van Heek. Helaas ontbreekt het antwoord in het Archief Twentse Textielfamilies, maar er zijn nog meer documenten in het archief die een interessant licht schijnen op de (textiel)zaken van de Enschedese Ten Cate’s…
De firma Lambertus ten Cate (1872-1877)
De doopsgezinde familie Ten Cate was in de achttiende en eerste helft van de negentiende eeuw een van de gewichtigste families van Enschede. Dit was in belangrijke mate te danken aan het huwelijk van Sybrand ten Cate (1726-1777) met Katharina van Lochem (1738-1817), dochter van de ‘grote’ Herman van Lochem die in 1728 met een aantal andere fabrikeurs het octrooi voor de vervaardiging van bombazijn voor Enschede binnensleepte. De textielzaken Van Lochem werden door hun zonen en kleinzonen succesvol voortgezet, maar halverwege de negentiende eeuw kreeg de Enschedese familie Ten Cate het moeilijk. In 1857 werd ‘de eer’ van de familie voor het eerst gered door de rijkste inwoner van Enschede, de weduwe Margaretha Hermina van Heek-ter Kuile (1796-1874). Haar dochter J.B. ‘Na’ van Heek (1824-1908) was gehuwd met fabrikant Herman ten Cate (1817-1897), die een textielfabriek in Gronau runde. Herman ten Cate was overigens ook haar neef; hij was het enige kind van Margaretha’s zuster Catharina ten Cate-ter Kuile. Het zal geen verbazing schetsen dat de invloedrijke familie Ten Cate door verscheidene huwelijken verwant was aan de bekende textielnamen, waaronder ook de familie Van Heek.
Voornoemde Herman ten Cate (1817-1897) bracht de familie in 1865 ernstig in verlegenheid toen zijn fabriek in Gronau failliet ging. Op 25 maart 1865 sprak de Twentse Courant over een passief vermogen van maar liefst fl. 400.000,- en waarschuwde dat verschillende Engelse en Twentse handelshuizen daar geld in hadden gestoken. De meeste commotie ontstond door de vlucht van fabrikant Herman ten Cate naar Amerika (met achterlating van zijn vrouw en kinderen). Schoonmoeder / tante Margaretha H. van Heek-ter Kuile sprong ook ditmaal in de bres en heeft veel geld door deze treurige zaak verloren.
Ook Herman’s oom Lambertus ten Cate (1796-1871) was hoogst ongelukkig met deze zaak. Hij was als oud-burgemeester een van de meest geliefde en gewaardeerde inwoners van Enschede. Daarnaast was hij ook textielfabrikant geweest. In 1872, een jaar na zijn overlijden, stichtten zijn vier jongste zonen Willem, Hendrik, Abraham en Sybrand ten Cate een nieuwe vennootschap onder de firmanaam Lambertus ten Cate. “Deze vennootschap, te Enschede gevestigd en ten doel hebbende het fabriceren van katoenen en linnen goederen en de uitoefening eener steenbakkerij, is ingegaan den 1sten julij jl. en duurt voor onbepaalden tijd”, aldus de Nederlandsche Staatscourant d.d. 15 juli 1872. Die onbepaalde tijd werd slechts vijf jaren. In juni 1877 ging ook die textielzaak over de kop. Wat moest er van de vier ex-fabrikanten terechtkomen?
De Twentsche Katoenspinnerij (1879-1882)
Ook ditmaal werd de familie Ten Cate niet in de steek gelaten. De oude weduwe Van Heek was inmiddels overleden en kon dit viertal daardoor niet meer helpen. Gelukkig stak hun zwager (en neef, zo ging dat…) Herman ten Cate Hoedemaker (1823-1901) de helpende hand uit. Hij was doopsgezind predikant in Deventer, maar wilde zich ook wel interesseren in de bloeiende Twentse textielindustrie. Binnen en buiten de familiekring zocht hij naar kapitaal voor een op te richten katoenspinnerij. Hij wist 40.000 gulden bij elkaar te brengen, waarvan hij zelf ruim de helft (22.000 gulden) voor rekening nam. De nieuwe vennootschap, geheten de Twentsche Katoenspinnerij, stelde hij vervolgens onder leiding van de twee broers Hendrik (1823-1890) en Sybrand ten Cate (1844-1920). De doopsgezinde dominee hield als commissaris een oogje in het zeil.
Groot was de teleurstelling toen de katoenspinnerij kort voor Kerst 1881 grotendeels afbrandde. Ondanks dat de fabriek was verzekerd, werd het gedeeltelijk afgebrande fabrieksgebouw een half jaar later geveild. Voor fl. 11.000,- werd Herman J. Stroink (1840-1908) de nieuwe eigenaar, die de spinnerij (korte tijd) nieuw leven inblies.
De bijna 60-jarige Hendrik ten Cate heeft waarschijnlijk geen nieuwe zaak meer opgezet, maar zijn 21 jaar jongere broer Sybrand ten Cate kon nog niet achterover leunen. Sybrand begon een steenfabriek in Hengelo. Ook hun broer Abraham ten Cate (1838-1891) was zijn laatste levensjaren werkzaam als steenbakker.
Willem ten Cate (1831-1917)
In de bovenstaande brief verwees Ter Horst specifiek naar Willem ten Cate. Hij was 46 jaar oud toen de firma Lambertus ten Cate werd geliquideerd. Hij was gehuwd met Geertje de Vries (1832-1899) uit Grouw en vader van drie zonen en een dochter. Ook hij moest op zoek naar een nieuwe betrekking, maar dat was nog niet zo eenvoudig. Hij kwam jarenlang voor als agent van de Zuid-Hollandsche Hypotheekbank voor Enschede e.o., maar verkocht ook gepatenteerde ‘roteerende [water]pompen’ en ‘machinaal gevormde geele klinkers’ van zijn broer Sybrand uit Hengelo. Vanaf 1890 noemde zich voornamelijk wijnhandelaar. Hij richtte zich op zijn gegoede en goedgezinde vrienden- en familiekring; zo adverteerde hij als bankagent met ‘soliede geldbelegging[en] voor kapitalisten’, bleken zijn waterpompen gebruikt te worden door o.a. de textielfabrieken Van Heek & Co, Ter Kuile & Morsman, Blijdenstein & Co en Gerh. Jannink & Zn en was zijn ‘cognac fine champagne, ‘cognac vieux’ en ‘jamaica rum’ niet voor de kleine beurs weggelegd. Later adverteerde hij ook met ‘Zuivere Rijn-Moezelwijn’ en, opmerkelijk, ‘Wijn voor Zieken’. Al deze handel vond plaats vanuit het door hem gebouwde huis aan de Molenstraat 21.
In het Archief Twentse Textielfamilies bevindt zich een oude foto van het woonhuis van Willem ten Cate aan de Molenstraat, omstreeks 1893. De foto werd gemaakt door J.B. ‘Bernard’ van Heek (1863-1923) (inv.nr. 314). Begin twintigste eeuw deed Willem ten Cate zijn zaak en huis over aan zoon Lambertus ten Cate (1862-1916). Hij verkocht het pand vervolgens in 1913 aan de gemeente Enschede en ontving daarvoor een aantrekkelijke som geld en een perceel grond. Het huis aan de Molenstraat is inmiddels afgebroken.
- Wanneer men aan de Twentse textielgeschiedenis denkt, dan lijkt het alsof er alleen maar winnaars hebben bestaan. In de boeken ontbreken vaak de bedrijven die het vroegtijdig hebben moeten afleggen, maar ook (of juist) die verhalen zijn interessant. De particuliere correspondentie geeft vaak kleurrijke achtergrondinformatie van faillissementen en liquidaties en hoe men daarmee vervolgens omsprong.
- Enschede, Prinsestraat 3. Na de verkoop van de grond aan de Molenstraat liet Lambertus ten Cate Wzn (1862-1916) een villa bouwen op de hoek van de Prinsestraat en Bisschopstraat. Vervolgens werd dit huis tot haar overlijden bewoond door zijn eveneens ongehuwde zuster Hinke ten Cate (1869-1931).
- Archief Twentse Textielfamilies, familiearchief Ter Horst, inv.nr. 939. Overige bronnen: www.delpher.nl en mijn.kadaster.nl
Geef een reactie