‘Erfgoed van Zorg’; Het Van Heekfonds en de nalatenschap van Bertha van Heek

Fictieve 3D-afbeelding van een bezorgde dame in een koets, op reis naar haar nieuwe woonplaats… (Midjourney, 2024)

In het verleden richtten vermogende families soms fondsen op om toekomstige, minder gefortuneerde familieleden financieel te ondersteunen. Op dat moment verkeerden die families in grote welvaart, maar met name grote kinderrijke gezinnen moesten zien te voorkomen dat het familiekapitaal zou versnipperen. Een faillissement van een fabriek kon bovendien een familie in een neerwaartse spiraal brengen. Dit kwam ook voor in Twente, waar niet alle textielfabrieken de grote concurrentiestrijd het hoofd konden bieden. Gelukkig bestond er een loyaal netwerk, versterkt door familiebanden, dat deze onfortuinlijke zielen vaak hielp bij het oprichten van nieuwe ondernemingen. Voor ongehuwde dochters waren de mogelijkheden beperkt, aangezien het voor hen ongepast werd geacht om een betaalde betrekking te vervullen. Om die reden werd in 1869 het Juulkesfonds opgericht, ter ondersteuning van de ongehuwde zusters Julia en Hermina ten Cate uit Enschede. Ook de ongehuwde Enschedese koopman Herman Hoedemaker (1733-1814) had oog voor zijn minder gefortuneerde familieleden én stadsgenoten, en liet om die reden een legaat na waaruit het thans nog bestaande Hoedemakerfonds ontstond. In 1886 werd een vergelijkbaar fonds in het leven geroepen door de zeven broers en zussen van Bertha van Heek (1813-1857), het Van Heekfonds. Dit fonds stelde zich ten doel ‘ondersteuning te verleenen aan hen die in de rechte linie afstammen en zullen afstammen van wijlen den heer Helmich van Heek, geboren te Enschede den 16 maart 1785, voor zoover er onder hen mochten voorkomen die ondersteuning behoeven’.i Inmiddels is die doelstelling ruimer geformuleerd, maar het fonds bestaat nog steeds. In dit artikel staat het leven van Bertha centraal.

Engelbertha van Heek, zoals de officiële naam van Bertha luidde, werd op 1 augustus 1813 geboren in Enschede. Zij was het oudste kind van fabrikeur Helmich van Heek (1785-1847) en Mietje ten Cate (1794-1837) en groeide op in het Van Heekshuis, dat naast de grote kerk van Enschede gelegen is. Het huis was altijd levendig, aangezien Bertha uiteindelijk nog twaalf jongere broers en zussen kreeg. De geboorte van haar jongste broer Jan in 1837 had tragische gevolgen, aangezien de moeder hierbij overleed. Gedurende haar jeugd nam Bertha een groot deel van de zorg voor haar jongere broers en zussen op zich, maar ook het aansturen van het huishoudelijk personeel zal voortaan tot haar takenpakket hebben behoord. Na het overlijden van haar vader in 1847 woonde ze in het Van Heekshuis samen met haar broers Hendrik en Jan en haar zus Trui. Samen deelden ze de kosten voor het onderhoud van het huis, het kopen van nieuw meubilair en het betalen van het school- en kostgeld voor Jan en Trui. Ze zorgden ook voor arme stadsgenoten door kleding aan hen te verstrekken.ii

De bewaard gebleven financiële administratie schenkt een gemoedelijk beeld van de huishouding in het Van Heekshuis. In de zomer van 1847 maakte de familie bijvoorbeeld een uitstapje naar Steinfurt en bezochten ze drie jaar later gezamenlijk familie in Bentheim. Echter, in de vroege jaren ’50 van de negentiende eeuw raakte de relatie tussen Bertha en haar familieleden onder spanning. Sinds het overlijden van haar ouders beschikte Bertha over een aanzienlijk kapitaal, waardoor ze financieel onafhankelijk werd. Dit leidde ertoe dat ze het Van Heekshuis verliet en zich vestigde in Hengelo, vermoedelijk in de hoop op minder inmenging van haar directe familie. Desondanks uitte haar oom Hendrik ten Cate, een doopsgezind predikant in Hengelo, in januari 1852 zijn bezorgdheid aan haar broer Hendrik over een huwelijksaanzoek dat Bertha had ontvangen van een zekere heer ‘B.’ uit Hengelo.iii Dit aanzoek werd afgeslagen. In plaats daarvan trouwde Bertha ruim anderhalf jaar later met Louis Johannes Smits (1813-1895), veearts te Nijkerk en zoon van een gepensioneerd belastingontvanger die zich in Hengelo had gevestigd.

Louis Smits stamde uit een vooraanstaande familie. Zijn grootvader was predikant te Goor en de familie telde verder verschillende veeartsen en belastingambtenaren. Met trots, maar ten onrechte, noemde hij zijn grootmoeder een Duitse barones, terwijl zij de dochter was van een schoolmeester. Het huwelijk van zijn oom met een adellijke dame verleende de familie weliswaar enig aanzien, al kon het echtpaar moeilijk verhullen dat zij gebukt gingen onder financiële zorgen. Ook de broer van zijn moeder verwierf als notaris en burgemeester van Tubbergen een respectabele positie in de maatschappij, maar werd veroordeeld wegens fraude en corruptie. Later zullen er bedenkingen zijn ontstaan toen een broer van Louis op 50-jarige leeftijd in het huwelijk trad met een 26-jarige boerendochter, met wie hij vervolgens moest rondkomen van een bescheiden overheidspensioentje. Ook het overheidstractement van Louis was met ongeveer 450 gulden per jaar bescheiden, al kon hij het bedrag aanvullen met visite- en consultatiegelden.iv Om zijn deftige voorkomen te kunnen behouden, moest hij uitzien naar een lucratieve levenspartner. Bertha van Heek kwam daarvoor in aanmerking.

Gezicht op Nijkerk, vervaardigd door Wouterus de Nooy, 1817 (coll. Zuiderzeemuseum)

Het huwelijk tussen Louis Smits en Bertha van Heek vond plaats op 19 november 1853 in zijn woonplaats Nijkerk. Het was een bescheiden ceremonie zonder aanwezigheid van haar familie. Notabelen uit Nijkerk, waaronder een notaris, de postdirecteur en de secretaris, traden op als huwelijksgetuigen. Ook waren twee kinderen uit een vorig huwelijk van Louis aanwezig. Toch onderhield Bertha gedurende haar huwelijk briefwisseling met haar jongere zuster Kaatje, die met haar echtgenoot Isak Bussemaker in Deventer woonde. Toen Bertha op 43-jarige leeftijd voor het eerst zwanger raakte, verzocht zij haar zuster Kaatje om ‘knippatroontjes voor babykleertjes.’ Uit de correspondentie blijkt dat zij zich eenzaam voelde in Nijkerk en daar moeilijk haar draai konden vinden. ‘Ge weet, ik ben hier geheel onbekend en te Barneveld kan ik ook niet best teregt’, aldus Bertha in een brief aan Kaatje. Ook het vinden van een goede vroedvrouw en baker was voor haar niet eenvoudig, al wenste ze niet teveel bemoeienis van haar Enschedese familie; ‘laat u er dan niet mede in, want ik heb er naderhand een groot en bitter verdriet van’.v Op 29 oktober 1857 beviel Bertha van een zoontje, maar tragisch genoeg overleefden noch moeder noch kind de bevalling. Bertha werd 44 jaar oud.

In februari 1858 plaatste de Haarlemsche Courant een advertentie waarin personen werden opgeroepen die ‘nog iets te vorderen hebben van de gemeenschap van goederen, bestaan hebbende tussen wijlen Vrouwe Engelbertha Smits geboren Van Heek en den heer L.J. Smits’.vi Voor de familie Van Heek was het voordelig dat Bertha had gekozen voor een huwelijk onder huwelijkse voorwaarden, welke enkele dagen voor haar huwelijk werden vastgelegd voor notaris Engbert Wilmink in Borne.vii Haar nalatenschap bedroeg maar liefst 85.000 gulden, waardoor haar zeven broers en zussen elk ruim 12.000 gulden erfden. Dit vermogen werd later ondergebracht in het Van Heekfonds, bedoeld voor ondersteuning van familieleden in nood. Dit is in lijn met de geest van Bertha, die ondanks haar financiële rijkdom maar al te goed wist wat persoonlijke zorgen konden inhouden…

  • Tijdens het huwelijk profiteerde Louis van de jaarlijkse opbrengsten uit Bertha’s vermogen. Haar kapitaal bestond voornamelijk uit hypothecaire leningen die doorgaans 4% rente opleverden. Daarnaast ontving zij in goede jaren dividend als aandeelhouder van de Enschedesche Katoenspinnerij, en had ze huuropbrengsten van een huis in de Haverstraat in Enschede. Deze jaarlijkse inkomsten overtroffen het overheidstractement van Louis en stopten na haar overlijden. Ook de banden met zijn schoonfamilie werden toen definitief verbroken.
  • Het Van Heekfonds was in zeker zin overbodig, aangezien behoeftige nakomelingen van het echtpaar Helmich en Mietje van Heek-ten Cate sinds 1814 al aanspraak konden maken op het Hoedemakerfonds. Dit fonds, opgericht door een legaat van hun kinderloze oom Herman Hoedemaker, diende een soortgelijk doel. Door het lange tijd uitblijven van een verzoeken tot onderstand, konden beide fondsen goed renderen en hun doelstelling verbreden.
  • Oprichters van het Van Heekfonds waren: Hendrik Jan van Heek (1814-1872), Maria Geertruid Ledeboer-van Heek (1820-1895), Wilhelmina Hermina Stroink-van Heek (1822-1902), Johanna Catharina Hermina Bussemaker-van Heek (1825-1891), Geertruid Blijdenstein-van Heek (1832-1912) en Gerrit Jan van Heek (1837-1915).
  • Archief Twentse Textielfamilies, Enschede: Familiearchief Van Heek, inv.nrs. 105, 1116, 1145, 1158, 4137 en 6009. Overige bronnen bestaan uit de Memorie van Successie van Bertha Smits-van Heek (Nijkerk, 1857) en krantendatabase delpher.

iArchief Twentse Textielfamilies, Enschede: familiearchief Van Heek, inv.nr. 105, kas-notulenboek Van Heekfonds, 1886-1921

iiArchief Twentse Textielfamilies, Enschede: familiearchief Van Heek, inv.nr. 1158, Hendrik Jan van Heek (1814-1872), huishouding

iiiArchief Twentse Textielfamilies, Enschede: familiearchief Van Heek, inv.nr. 1116, brief van Hendrik ten Cate aan Hendrik Jan van Heek, Hengelo 26 januari 1852

ivOpregte Haarlemsche Courant, 29 juni 1837

vTina Hammer-Stroeve, ‘Familiezoet’

viHaarlemsche Courant, 13 februari 1858

viiHuwelijksvoorwaarden Louis Johannes Smits en Engelbertha van Heek verleden voor notaris Engbert Wilmink te Borne, 16 november 1853


ENGLISH

“A Legacy of Care: The Van Heek Fund and the Inheritance of Bertha van Heek”

Fictitious 3D depiction of a concerned lady in a carriage, traveling to her new residence… (Midjourney, 2024)

In the past, wealthy families sometimes established funds to financially support future, less fortunate family members. At that time, these families were experiencing great prosperity, but particularly large families with many children had to prevent the family capital from being diluted. Additionally, the bankruptcy of a factory could send a family into a downward spiral. This also occurred in Twente, where not all textile factories could withstand the intense competition. Fortunately, there was a loyal network, strengthened by family ties, that often helped these unfortunate souls to establish new enterprises. For unmarried daughters, the options were limited, as it was considered inappropriate for them to take up paid employment. For this reason, the Juulkes Fund was established in 1869 to support the unmarried sisters Julia and Hermina ten Cate from Enschede. Likewise, the unmarried Enschede merchant Herman Hoedemaker (1733-1814) was mindful of his less fortunate relatives and fellow townspeople, leaving a legacy that led to the establishment of the still-existing Hoedemaker Fund. In 1886, a similar fund was created by the seven brothers and sisters of Bertha van Heek (1813-1857), the Van Heek Fund. The fund aimed to “provide support to those who are and will be direct descendants of the late Mr. Helmich van Heek, born in Enschede on March 16, 1785, as far as there may be among them those who need support.” The fund’s objective has since been broadened, but it still exists today. This article focuses on the life of Bertha.

Engelbertha van Heek, as Bertha’s official name was, was born on August 1, 1813, in Enschede. She was the eldest child of factory owner Helmich van Heek (1785-1847) and Mietje ten Cate (1794-1837) and grew up in the Van Heek House, which is located next to the large church in Enschede. The house was always lively, as Bertha eventually had twelve younger brothers and sisters. The birth of her youngest brother Jan in 1837 had tragic consequences, as their mother died during childbirth. During her youth, Bertha took on a large part of the care for her younger siblings, and managing the household staff would have also become part of her responsibilities. After her father’s death in 1847, she lived in the Van Heek House with her brothers Hendrik and Jan and her sister Trui. Together, they shared the costs of maintaining the house, buying new furniture, and paying for Jan and Trui’s school and boarding fees. They also cared for poor townspeople by providing them with clothing.

The preserved financial records give a pleasant picture of the household in the Van Heek House. In the summer of 1847, for example, the family took a trip to Steinfurt, and three years later, they visited family in Bentheim together. However, in the early 1850s, the relationship between Bertha and her family members became strained. Since the death of her parents, Bertha had controlled a substantial capital, making her financially independent. This led her to leave the Van Heek House and settle in Hengelo, presumably hoping for less interference from her immediate family. Nevertheless, in January 1852, her uncle Hendrik ten Cate, a Mennonite preacher in Hengelo, expressed his concern to her brother Hendrik about a marriage proposal Bertha had received from a certain Mr. ‘B.’ from Hengelo. This proposal was declined. Instead, Bertha married Louis Johannes Smits (1813-1895), a veterinarian in Nijkerk and son of a retired tax collector who had settled in Hengelo, about a year and a half later.

Louis Smits came from a prominent family. His grandfather was a preacher in Goor, and the family included several veterinarians and tax officials. Proudly, but mistakenly, he referred to his grandmother as a German baroness, while she was actually the daughter of a schoolmaster. Although his uncle’s marriage to a noblewoman did grant the family some status, it was hard for the couple to conceal the fact that they struggled with financial difficulties. His mother’s brother also attained a respectable position in society as a notary and mayor of Tubbergen, but he was later convicted of fraud and corruption. Later, there were concerns when one of Louis’s brothers married a 26-year-old farmer’s daughter at the age of 50 and then had to live off a modest government pension. Louis’s government salary was also modest at about 450 guilders a year, although he could supplement it with visitation and consultation fees. To maintain his respectable appearance, he needed to find a lucrative life partner, and Bertha van Heek was a suitable match.

“View of Nijkerk, created by Wouterus de Nooy, 1817”
(coll. Zuiderzeemuseum)

The marriage between Louis Smits and Bertha van Heek took place on November 19, 1853, in his hometown of Nijkerk. It was a modest ceremony without her family present. Notables from Nijkerk, including a notary, the post director, and the secretary, acted as wedding witnesses. Two children from Louis’s previous marriage were also present. Despite this, Bertha maintained correspondence with her younger sister Kaatje, who lived in Deventer with her husband Isak Bussemaker, throughout her marriage. When Bertha became pregnant for the first time at the age of 43, she asked her sister Kaatje for “patterns for baby clothes.” The correspondence reveals that she felt lonely in Nijkerk and struggled to settle there. “You know, I am completely unknown here, and I can’t get along well in Barneveld either,” Bertha wrote in a letter to Kaatje. Finding a good midwife and nurse was also difficult for her, although she did not want too much interference from her family in Enschede; “do not get involved, for I would be left with great and bitter sorrow afterwards.” On October 29, 1857, Bertha gave birth to a son, but tragically, neither mother nor child survived the birth. Bertha was 44 years old.

In February 1858, the Haarlemsche Courant placed an advertisement calling on anyone who “still has claims against the community of property that existed between the late Mrs. Engelbertha Smits née Van Heek and Mr. L.J. Smits.” It was fortunate for the Van Heek family that Bertha had chosen to marry under a prenuptial agreement, which was formalized a few days before her wedding by notary Engbert Wilmink in Borne. Her estate amounted to a substantial 85,000 guilders, allowing her seven brothers and sisters to each inherit more than 12,000 guilders. This wealth was later placed into the Van Heek Fund, intended to support family members in need. This aligns with Bertha’s spirit, who, despite her financial wealth, was all too aware of what personal hardships could entail…

During the marriage, Louis benefited from the annual income from Bertha’s estate. Her capital mainly consisted of mortgage loans that generally yielded 4% interest. Additionally, she received dividends in good years as a shareholder in the Enschede Cotton Spinning Mill and had rental income from a house on Haverstraat in Enschede. These annual incomes exceeded Louis’s government salary and ceased after her death. The ties with his in-laws were also definitively severed at that time. The Van Heek Fund was, in a sense, redundant, as needy descendants of the couple Helmich and Mietje van Heek-ten Cate had already been able to claim support from the Hoedemaker Fund since 1814. This fund, established by a legacy from their childless uncle Herman Hoedemaker, served a similar purpose. Due to the long absence of requests for support, both funds were able to generate good returns and broaden their objectives.

  • The founders of the Van Heek Fund were: Hendrik Jan van Heek (1814-1872), Maria Geertruid Ledeboer-van Heek (1820-1895), Wilhelmina Hermina Stroink-van Heek (1822-1902), Johanna Catharina Hermina Bussemaker-van Heek (1825-1891), Geertruid Blijdenstein-van Heek (1832-1912), and Gerrit Jan van Heek (1837-1915).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*