Momenten uit het leven van Sinterklaas in Twente, 1885-1920
Deze dagen zijn kinderen in Nederland helemaal in de ban van het Sinterklaasfeest. Vooral het wachten op pakjesavond zorgt voor spanning en opwinding, want dan zijn de Sint en zijn Pieten druk bezig om overal de cadeautjes op tijd te bezorgen. Dit oude feest heeft door de eeuwen heen verschillende gedaantewisselingen ondergegaan en is uitgegroeid tot een traditie waar veel mensen reikhalzend naar uitkijken. In de vijftiende eeuw mochten kinderen hun schoen zetten in de Sint-Nicolaaskerk in Utrecht, waarin ze de volgende ochtend muntjes aantroffen die verdeeld werden onder de armen. De gulle gever was natuurlijk de goede Sint, maar achter de schermen waren het eigenlijk rijke stadsgenoten die anoniem hun bijdrage leverden.i Lange tijd was Sinterklaas vooral een huiselijk feest voor de elite, maar in de loop van de negentiende eeuw werd het een breedgedragen kinderfeest. Met name het boek Sint Nikolaas en zijn Knecht van Jan Schenkman uit 1850 maakte het feest nog magischer en toegankelijker voor iedereen. Met de toenemende welvaart werd pakjesavond steeds populairder en werd het schrijven van gedichten een geliefd onderdeel van het feest. In dit artikel duiken we in de Sinterklaasviering in Twente van meer dan honderd jaar geleden, aan de hand van oude krantenberichten en documenten uit het Archief Twentse Textielfamilies.
Sinterklaas op de commerciële tour
Aan het einde van de achttiende eeuw begonnen ondernemers voor het eerst in kranten hun waren aan te prijzen als ‘St. Nicolaas geschenken’. Van boeken tot verantwoorde kinderspellen zoals Het spel der deugd. De koopman wist dat er goed geld te verdienen was aan deze feestdag.ii In de tweede helft van de negentiende eeuw, mede dankzij de invloed van Schenkman, werd Sinterklaas steeds commerciëler en speelden winkeliers handig in op de toenemende vraag naar geschenken. Reeds drie weken van tevoren werden de etalages versierd, en ook de kranten stonden vol met advertenties waarin ondernemers soms met opvallende verkooptechnieken hun waren aanprezen.
Een paar jaar na deze advertentie, in 1897, sprak de Nieuwe Hengeloosche Courant ook over het wedijveren in ’t uitstallen van de winkels in Goor, maar ook dat het Sinterklaasfeest elk jaar weer met grotere deelneming werd gevierd. Het artikel besloot met de wens dat ‘het ook schoon zou zijn, als men in onze wijken der armoede zou moeten denken, dat de goede Nicolaas onsterfelijk is’.iii
De Goedheiligman en de armen
Geheel in lijn met de oorspronkelijke betekenis, werden de armen niet uit het oog verloren. In 1885 bracht de Sint een bezoek aan de ‘niet-betalende klasse’ van de Bewaarschool in Enschede. De 120 kinderen werden getrakteerd op verschillende versnaperingen en speelartikelen. ‘Het was een genot zooveel verheugde, blijde kindergezichten te ontwaren en hen daarna vrolijk huiswaarts te zien keeren’, schreef de Tubantia.iv Het kinderfeest werd volgens de krant ‘daartoe in staat gesteld door de welwillendheid van een aantal ingezetenen’. Zoals betaamd bleven die namen anoniem. Uit een notitie uit het familiearchief Ledeboer blijkt echter dat een van de Sinterklazen Bram Ledeboer (1842-1897) was. Zijn persoonlijke bijdrage voor het Sinterklaasfeest in de Bewaarschool bedroeg in 1889 vier gulden, waaruit blijkt dat het bezoek van de Goedheiligman inmiddels traditie was geworden.v Dertig jaar later bleek in Enschede een Sinterklaascommissie te zijn opgericht, die in het totaal maar liefst fl. 2.000,- ophaalde. De Sint had het dat jaar druk, want duizenden leerlingen aan openbare en katholieke scholen werden door hem getrakteerd op lekkernijen.vi
De vreugde van geven
Dat het Sinterklaasfeest niet alleen een groot genoegen was voor de kinderen, benadrukte de Tubantia in 1888:
“(…) Voor zoover het zaliger is te geven dan te ontvangen, is er voor ons, volwassenen, nog iets anders in het Sint-Nicolaasfeest, dat ons aantrekt, dan alleen het verlangen om wat te hebben. Het bereiden van genoegen voor anderen is ook een genot; het aanzien van de vreugde van hen, die gelukkig gemaakt zijn met hetgeen wij langs geheimzinnigen weg hun hebben doen toekomen, is op zich zelf reeds eene zaligheid.
En dit is het juist, waarom in ons oog dit feest verdient te worden in eere gehouden, niet alleen bij de jeugd, maar ook bij den rijperen leeftijd.
Ongezocht wekt het de zucht bij ons op om anderen gelukkig te maken, om wel te doen, om zegen om ons heen te verspreiden: het maakt zoo één van de edelste karaktertrekken van de menschelijke natuur wakker; en, waar de omgang der menschen met elkaar niet altijd vóór hen getuigt, waar liefdeloosheid, onverdraagzaamheid, hebzucht maar al te veel de eenige drijfveeren van der menschen daden schijnen, daar geeft het feest van Sinterklaas de gelegenheid om hen van eene betere zijde te leeren kennen, en te ontdekken, dat in menige onoogelijke schelp meer dan een kostbare parel verborgen ligt. (…)”vii
Sinterklaas op de Fröbelschool, 1905
Ook de Fröbelschool van mejuffrouw Nijhout aan de Zuiderhagen in Enschede werd door de Sint niet overgeslagen. Op 4 december 1905 werden de kleuters vereerd met een bezoek van de oude grijsaard. Zij werden in twee rijen opgesteld en verwelkomden de Sint met het welkomstlied “Wees gegroet met jubeltonen, St. Niklaas ons zooveel waard; U bestrooien wij met loovers, Nu gij langs ons henen gaat.” Hij nam vervolgens plaats op een versierde zetel in het schoolgebouw, waar hij werd getrakteerd op het verhaal van ‘het poesje’, in kinder- en gebarentaal verteld door Brammetje Vromen (1902-1966), en een verhaal over ‘Marietje’s zieke pop’ door Mineke Jannink (1901-1994). Haar vijfjarige neefje Gerhard Jannink (1900-1976) vroeg de Sint of hij deze dagen bij hem wilde komen logeren en had daarvoor zelfs alles in gereedheid gebracht, tot de stal voor het paard. Helaas kon Sint Nicolaas ‘dit jaar onmogelijk daaraan gevolg geven’ en beloofde zulks voor een volgende keer. De dag stond verder in het teken van spelletjes, snoepgoed en de uitreiking van geschenken.viii
Dat religie bij Sinterklaas overigens geen rol speelde, blijkt uit de joodse afkomst van Brammetje Vromen en de protestantse gezindheid van de familie Jannink. Het was een feest voor alle kinderen.
Het feest in huiselijke kring
Uit het familiearchief Ledeboer blijkt dat het Sinterklaasfeest vooral ook in huiselijke kring werd gevierd. In 1886 bedankte Helmich Ledeboer (1844-1912) zijn moeder in Enschede voor haar bijdrage aan het St. Nicolaasfeest, dat ‘een gezellige dag’ was bij hen aan huis.ix Ook zijn zuster Mietje Jannink-Ledeboer (1850-1930) uit Goor zat een paar jaar later in het complot. Zij schreef aan haar neefje Jan Ledeboer (1891-1957):
“Gisteren was St. Niklaas bij me op visite, en hij vertelde me dat hij gehoord had dat Jantje Ledeboer uit Enschede bij de zusters in ’t ziekenhuis in Utrecht was, en ge je altijd zoo braaf door de dokter liet in de keel kijken. Nu heeft hij me dit prentenboek gegeven of ik je dit wilde zenden. Hij heeft me ook een pakhuis gegeven voor Helmig en Jan, maar dat moest ik naar Enschede zenden. Dat zult ge nu wel vinden als ge weer in huis komt, dat zal toch wel gauw gebeuren, en als ge dan voorbij ons huis rijdt, met de spoor, moet ge eens met de zakdoek waaijen, dan zal ik het ook doen!”x
Bij de Ledeboers bleef het Sinterklaasfeest ook op latere leeftijd in ere. In 1907 ontving de 26-jarige Hens Jannink in Leeds een geschenk van zijn tante Auguste Ledeboer-Hartung, het boek Van Peking naar Parijs. Acht jaar later werd de net zestig jaar geworden Auguste verrast door een aantal regels van haar schoonzuster Mietje Jannink-Ledeboer, waaruit valt af te leiden dat het bijgaande pakketje eigenlijk een verlaat verjaarsdagscadeau betrof:
“Ieder jaar is er een dag, dan viert men vrolijk feest,
Dit is, dan zeker ook bij u, ook het geval geweest.
Daar ’t met Sinterklaas zijn geheugen niet zoo goed meer is gesteld,
Want hij had aan uw jong gezicht de zestig jaren niet geteld.
Daarom wou Sinterklaas u gaarne nog ter eere van dien dag,
U dit pakje overbrengen, wenschend dat u ’t vaak gebruiken mag.”xi
Sinterklaas in de schaduw van oorlog
Ook in Haaksbergen werd het Sinterklaasfeest honderd jaar geleden al groots gevierd, waarbij de Sint, gezeten op zijn schimmel en gevolgd door zijn onafscheidelijke knecht, zich door de dichte kindermenigte moest wurmen. Een journalist was getuige hoe met gulle hand versnaperingen werden rondgestrooid, terwijl de Piet ‘links en rechts klappen uitdeelde’. Deze festiviteiten werd omstreeks 1920 georganiseerd door de lokale afdeling van de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholische Dranken, die het kinderfeest besloten in Grand Café Centraal met een hoop ‘gejuich, gejubel en gezang en flinke tractaties’.xii
Een paar jaar eerder, tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), vond het Sinterklaasfeest plaats in een onheilspellende tijd. Hoewel Nederland neutraal bleef, woedde net buiten de landsgrenzen een vreselijke oorlog. In die periode vluchtten ongeveer een miljoen Belgen naar Nederland. Ook in Twente werden veel Belgen opgevangen. In 1914 bezocht de barmhartige Sint, per auto, de jongste vluchtelingen in Enschede. De kinderen werden getrakteerd op chocolademelk en cadeautjes. Hij liet de kindjes weten hen het volgende jaar in eigen land te komen bezoeken. ‘Waren de kleinen onder den indruk van Sint Nicolaas’ toespraken, ook menig volwassene was zijn aandoening niet meester.’xiii
De Sint kon zijn afspraak niet nakomen, want de oorlog duurde nog een aantal jaren voort. Ondanks de neutraliteit van Nederland, ging de oorlog allesbehalve onopgemerkt aan ons land voorbij. Er ontstonden tekorten aan levensmiddelen, waardoor de overheid een bonnensysteem invoerde. Ook de textielfabrieken in Twente kregen te maken met schaarste aan garens en grondstoffen, waardoor men weer moest teruggrijpen op turf en veel bomen werden gekapt voor brandstof. Ondanks deze maatregelen konden bedrijven niet voorkomen dat de productie gedeeltelijk of zelfs volledig stil kwam te liggen.
Voor de werkloze arbeiders werden vanuit het Rijk en door fabrikanten werkverschaffingsprojecten opgezet. In Haaksbergen startte de firma D. Jordaan & Zonen bijvoorbeeld een eigen initiatief: de ontginning van de heidegronden bij de Oostendorper watermolen. In december 1918, toen de oorlog net ten einde was gekomen, maar de nasleep nog voelbaar was, verraste de textielfabriek Ten Hoopen & Zoon in Haaksbergen haar werknemers met een extra uitkering ter gelegenheid van de komende kerstdagen en jaarwisseling. Bij de firma Jordaan bracht Sinterklaas eenzelfde heugelijk berichtv:

Het Sinterklaascadeau liet nog even op zich wachten, want ‘de dubbele steun’, een extra financiële uitkering, werd pas met Kerst uitgekeerd.xv Een extra bijdrage aan arbeiders door de fabrikant tijdens Kerst kwam overigens vaker voor, vaak afhankelijk van de omstandigheden, zoals bij hoge stookkosten door de buitengewone kou. Zo deed zich in december 1879 een zeer strenge winter voor, waarbij de firma Arntzenius, Jannink & Co uit Goor hun werknemers tegemoet kwam met een mud kolen.xvi Ook in december 1919 bleek de firma haar werknemers goedgezind door de uitbetaling van een halve dertiende maandsalaris. Hoewel de oorlog voorbij was, had de Nederlandse bevolking nog steeds te kampen met de naweeën ervan. Een journalist sprak dan ook de hoop uit dat Sinterklaas in het volgende jaar ‘onder gunstiger omstandigheden een nog prettiger feest moge worden gevierd!’xvi
ihttps://historiek.net/de-geschiedenis-van-sinterklaas/426/, 2024
iiHaagsche Courant, 3 december 1798
iiiNieuwe Hengeloosche Courant, 27 november 1897
ivTubantia, 9 december 1885
vArchief Twentse Textielfamilies, Enschede; familiearchief Ledeboer, inv.nr. 522, lijst van persoonlijke uitgaven Bram Ledeboer, 1889
viTubantia, 5 december 1919
viiTubantia, 5 december 1888
viiiTubantia, 5 december 1905
ixArchief Twentse Textielfamilies, Enschede; familiearchief Ledeboer, inv.nr. 197, correspondentie Helmich Ledeboer, 1886
xArchief Twentse Textielfamilies, Enschede; familiearchief Ledeboer, inv.nr. 213, brief van Mietje Jannink-Ledeboer aan Jan Ledeboer, Goor 3 december 1…
xiArchief Twentse Textielfamilies, Enschede; familiearchief Ledeboer, inv.nr. 213, brief van Mietje Jannink-Ledeboer aan Auguste Ledeboer-Hartung, 1916
xiiProvinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 7 december 1920
xiiiTubantia, 7 december 1914
xivArchief Twentse Textielfamilies, Enschede; familiearchief Jordaan, inv.nr. 542, bonnen voor werknemers D. Jordaan & Zonen, december 1918
xvW.H. Nijhof, ‘Heeren en Helden van Haaksbergen’
xviTubantia, 31 december 1879
xviiTubantia, 5 december 1919



Geef een reactie