Fenna Arnolda Ledeboer-Verbeek (1784-1863): van jeugd tot ouderdom
De Museumfabriek in Enschede beheert een bijzonder schilderij van Fenna Arnolda Ledeboer-Verbeek (1784-1863), geschilderd door Lambertus Johannes Bruna in het midden van de negentiende eeuw. Edwin Plokker, verbonden aan de Museumfabriek, onthult in een interview de achtergrond en unieke details van dit portret. We zien op het schilderij Fenna afgebeeld als een bejaarde vrouw, terwijl het Archief Twentse Textielfamilies ook een portret van haar als jongedame bezit. Als dichteres verwierf Fenna aanzien onder de inwoners van Enschede.
Geboren op 6 december 1784 in Enschede als dochter van schoolmeester Hermanus Verbeek (1751-1828) en Christina Amalia Visch (1748-1787), groeide Fenna op in een huis aan de Haverstraat, aangekocht door haar vader in 1780, die er woonde tot aan zijn dood. Na het vroege overlijden van haar moeder op 38-jarige leeftijd, hertrouwde haar vader met Johanna Letink. Fenna’s familie bestond verder uit een oudere broer, Frederik, die ‘De Gouden Klomp’ uitbaatte, en twee oudere zussen, waarvan één ongehuwd bleef.
Hermanus Verbeek, Fenna’s vader, genoot groot aanzien in Enschede, niet alleen als schoolmeester maar ook als koster en voorzanger in de grote kerk. Gedurende de Franse tijd was de kerk omgevormd tot een paardenstal en ‘lazaret’ (militair hospitaal). Fenna herinnerde zich nog op hoge leeftijd nog hoe ze samen met het dienstmeisje van haar ouders voedsel bracht naar de soldaten in de kerk, lijdend aan tyfus en andere infectieziekten.
Een van Fenna’s jeugdvriendinnen was haar toekomstige schoonzuster Dientje Ledeboer, die sinds 1811 een poëzie-album bijhield. Twee fraaie bijdragen werden in sierlijk handschrift opgetekend door Fenna in 1813, waaronder het onderstaande gedichtje:
Vriendschap, Heil van ’t aardsche leven;
Reuk, van zoo een ed’len geur;
In Uw rein genot op aarde;
Erkend elk Uw grote waarde.Neen, dat nooit dien band dan scheur;
Die onz’ vriendschap ’t samen bindet.
Schoon ons soms een Vriend begeev;
Christen liefde blijv’ ons leiden.Hier zal nooit onz’ vriendschap scheiden;
Als mens maar getrouwelijk leev’.
Pal sta onz’ vriendschap, wat verga
steeds worde zij oprecht betracht
Vanaf jonge leeftijd bleek Fenna al een passie voor poëzie te hebben. Een nieuwjaarsgedicht, geschreven op achtjarige leeftijd voor haar grootvader en ongehuwde tante in Gronau, is het vroegste bewijs van haar dichterlijke talent. Gedurende haar leven heeft Fenna talrijke gedichten geschreven, vaak ter ere van memorabele gebeurtenissen binnen de Enschedese gemeenschap. Voorbeelden hiervan zijn een gedicht over de nederlaag van Napoleon in 1813, waarin ze de vergankelijkheid van macht en roem benadrukt (“Waar is, O Keizer!, thans uw luister? Uw genius Napoleon? Uw helden star verdwijnt in ’t duister, Uw roem gaat onder als de zon”), en een ander over de eerste steenlegging van villa Schuttersveld, dat in opdracht van de Vlaamse fabrikant Charles de Maere werd gebouwd, van wie men in Twente hoge verwachting had. In het Archief Twentse Textielfamilies bevinden zich tal van gedichten van haar hand.
De manier waarop Fenna bijzondere gebeurtenissen kon omzetten in poëzie, leidde ertoe dat stadsgenoten haar benaderden met verzoeken voor gedichten. Zo werd tijdens de Belgische Opstand in 1830, toen de Enschedese schutters werden opgeroepen, aan haar gevraagd een gelegenheidsgedicht te schrijven ter ere van hun uitzending. Dit gedicht, dat niet alleen voorgedragen maar ook vrolijk gezongen werd door de schutters, begint met een krachtige oproep tot moed en verdediging van het vaderland:
“Komt makkers! Gordt de wapens aan,
U roept het Vaderland,
Leert voor uw rechten pal te staan,
Beschermt uw dierbaarst pand.”
Fenna hield ook een kleine Deventer Almanak bij waarin ze naast familiegebeurtenissen zoals geboortes en overlijdens, ook bijzondere voorvallen noteerde, waaronder koninklijke bezoekjes aan Enschede:
“1822 den 19 July is hier doorgekomen onze koningin en heeft bij mijn broer Verbeek in De [Gouden] Klomp eenige ververschingen genoten. Hare Majesteit was vergezel van Princes Marianne als ook van nog meer heeren & dames in alle rijtuigen. Nimmer te voren was hier eene van de Oranje Familie doorgekomen.”
“1822 den 9 Augustus is hier doorgekomen de Kroonprins en Kroonprinces van Denemarken. Hare Koninklijke Hooglieden wierden alhier opgewacht door Prins Louis van Steinfurth, dezelfe was hier al vroegtijdig gearriveerd en ten dien einde in Den [Gouden] Klomp eene maaltijd besteld, zoodat ‘s namiddags omstreeks 4 uren die hoge personen allen arriveerden en na gegeten te hebben bij mijn broer bovegen[oemd] de reis dien avond naar Steinfurth hebben vervolgd alwaar zij eenige dagen zouden vertoeven.”
In 1814 trouwde Fenna met de oudere broer van haar vriendin Dientje Ledeboer, Abraham. Zij vestigden zich in een huis naast De Gouden Klomp aan de Gronausestraat. In dit huis werden hun zeven kinderen geboren, waarvan helaas vier als baby overleden en één dochter, Krisje, op zeventienjarige leeftijd stierf. Enkel hun zoon Abraham en dochter Diedie bereikten de volwassen leeftijd. Na het overlijden van haar schoonouders, verhuisde het gezin naar het Ledeboershuis aan de Langestraat, waar haar echtgenoot in 1841 overleed aan een beroerte. Voorafgaand aan zijn overlijden, was haar zoon Abraham getrouwd met Mietje van Heek, die vervolgens hun intrek namen in het Ledeboershuis. Fenna keerde terug naar de Gronausestraat, vanwaar haar dochter Diedie trouwde met Jan Stroink, een jonge fabrikant die tegenover hen woonde. Tot de stadsbrand van 1862 bewoonde Fenna als weduwe het huis aan de Gronausestraat. In de zomermaanden bracht zij graag tijd door op haar buitenverblijf, het erve Lentfert in Twekkelo. Haar kleinzoon Bram Ledeboer, die firmant was van de firma Van Heek & Co, herinnerde haar als volgt:
“[Zij was] een vrouw, die ik goed gekend heb en die bij mij, evenals bij allen die haar gekend hebben, een zeer aangename herinnering heeft achtergelaten. De oude Jufvrouw Ledeboer, gelijk zij genoemd werd, was een flinke, verstandige, hulpvaardige vrouw, een steun en raad voor velen en algemeen geëerd en gezien.”
Fenna was een zeer vrome vrouw. Ze was mede-oprichter van het diaconieweeshuis van de Nederlands-Hervormde gemeente in Enschede en was jarenlang actief als bestuurslid van de Maatschappij van Moederlijke Weldadigheid, een organisatie die steun verleende aan hulpbehoevende kraamvrouwen in Enschede en omstreken. Ze onderhield een sterke band met haar schoondochter Mietje Ledeboer-van Heek, die na het vroege overlijden van haar man alleen de zorg droeg over haar vijf jonge kinderen. In 1859 maakten Fenna en Mietje een uitstapje naar havezate Singraven in Denekamp, waar ‘een solide inboedel’ zou worden verkocht. Fenna schreef hierover aan haar kleinzoon Bram dat “bij de beschouwing [de inboedel] er allerellendigst uitzag; allen oude gebreken en versleten meubels. Doch een uitstapje heeft ons niet beroert; wij waren vooraf al van den toestand verwittigd en maakten er toen maar een plezierreisje van”.
Drie jaar later werd Enschede getroffen door een grote stadsbrand, waarbij ook Fenna’s huis aan de Gronausestraat in de as werd gelegd. Het huis van haar schoondochter kon evenmin worden gered. Mietje Ledeboer-van Heek beschreef hoe ze bij Fenna, die net buiten het oude centrum woonde, bescherming zocht. “Helaas wij vinden haar reeds op den weg, haar huis wordt reeds meeste uitgepakt. Ze kan bijna niet gaan, het was of zij half verwezen was. Zij wist er niets van dat de geheele stad in brand stond; zij meende dat de brand zich van de Klanderstraat naar haar huis had uitgebreid. (…) Grootmoeder zend ik met [dochter] Mietje, die vreselijk van streek was, naar het Pot.”
Na de brand verkocht Fenna het perceel van haar huis aan haar dochter Diedie en schoonzoon Jan Stroink, die op die plek een nieuw huis lieten bouwen. Gedurende deze periode verbleef Fenna op het Wageler, het buitenverblijf van haar schoondochter, dat tegenwoordig het Abraham Ledeboerpark heet. In december 1862 betrok het nieuwe huis van haar dochter en schoonzoon aan de Gronausestraat, waar ze op 4 augustus 1863 op 78-jarige leeftijd overleed.
- Archief Twentse Textielfamilies, familiearchief Ledeboer, inv.nrs. 198, 217, 261, 277 en 431
ENGLISH
Fenna Arnolda Ledeboer-Verbeek (1784-1863): From Youth to Old Age
The Museumfabriek in Enschede owns a special painting of Fenna Arnolda Ledeboer-Verbeek (1784-1863), painted by Lambertus Johannes Bruna in the mid-nineteenth century. Edwin Plokker, associated with the Museumfabriek, reveals the background and unique details of this portrait in an interview. In the painting, Fenna is depicted as an elderly woman, while the Twente Textile Families Archive also owns a portrait of her as a young lady. As a poet, Fenna earned recognition among the residents of Enschede.
Born on December 6, 1784, in Enschede as the daughter of schoolmaster Hermanus Verbeek (1751-1828) and Christina Amalia Visch (1748-1787), Fenna grew up in a house on Haverstraat, purchased by her father in 1780, where he lived until his death. After the early death of her mother at the age of 38, her father remarried Johanna Letink. Fenna’s family included an older brother, Frederik, who ran “De Gouden Klomp,” and two older sisters, one of whom remained unmarried.
Hermanus Verbeek, Fenna’s father, was highly respected in Enschede, not only as a schoolmaster but also as the church sexton and lead singer in the great church. During the French period, the church was transformed into a stable and military hospital. Even in her old age, Fenna remembered bringing food, with her parents’ maid, to the soldiers in the church suffering from typhus and other infectious diseases.
One of Fenna’s childhood friends was her future sister-in-law Dientje Ledeboer, who kept a poetry album from 1811. Two beautiful contributions were elegantly written by Fenna in 1813, including the following poem, which is translated to English for this online article:
“Friendship, salvation of earthly life;
Fragrance of such a noble scent;
In Your pure enjoyment on earth;
Everyone recognizes Your great value.No, never break the bond;
That binds our friendship together.
Though sometimes a Friend may depart;
Christian love shall lead us.Here our friendship shall never part;
As long as man lives faithfully.
Our friendship stands firm, come what may
Always it shall be sincerely upheld”
From a young age, Fenna had a passion for poetry. A New Year’s poem, written at the age of eight for her grandfather and unmarried aunt in Gronau, is the earliest evidence of her poetic talent. Throughout her life, Fenna wrote numerous poems, often in honor of memorable events within the Enschede community. Examples include a poem about Napoleon’s defeat in 1813, where she emphasized the fleeting nature of power and fame (“Where is your splendor now, O Emperor? Your genius Napoleon? Your star of heroes fades into darkness, your glory sinks like the sun”), and another about the laying of the first stone of Villa Schuttersveld, built for the Flemish manufacturer Charles de Maere, from whom high expectations were held in Twente. Many of her poems are preserved in the Archief Twentse Textielfamilies in Enschede.
Fenna’s ability to translate significant events into poetry led townspeople to approach her with requests for poems. For instance, during the Belgian Revolution in 1830, when Enschede’s militia was called up, she was asked to write a special occasion poem in honor of their deployment. This poem, which was not only recited but also cheerfully sung by the soldiers, begins with a powerful call to courage and defense of the homeland:
“Come comrades! Strap on your arms, Your Fatherland calls you, Learn to stand firm for your rights, Protect your most precious treasure.”
Fenna also kept a small Deventer Almanac, in which she recorded family events such as births and deaths, as well as notable incidents, including royal visits to Enschede:
“On July 19, 1822, our queen passed through here and enjoyed refreshments at my brother Verbeek’s in De [Gouden] Klomp. Her Majesty was accompanied by Princess Marianne as well as other gentlemen & ladies in various carriages. Never before had a member of the Orange family passed through here.”
“On August 9, 1822, the Crown Prince and Crown Princess of Denmark passed through here. Their Royal Highnesses were awaited here by Prince Louis of Steinfurth, who had arrived early and ordered a meal at De [Gouden] Klomp, so that around 4 o’clock in the afternoon, these high persons all arrived, and after having eaten at my brother’s, they continued their journey that evening to Steinfurth, where they were to stay for several days.”
In 1814, Fenna married her friend Dientje Ledeboer’s older brother, Abraham. They settled in a house next to De Gouden Klomp on Gronausestraat. In this house, their seven children were born, although sadly, four of them died as infants, and one daughter, Krisje, died at the age of seventeen. Only their son Abraham and daughter Diedie reached adulthood. After the death of her in-laws, the family moved to the Ledeboer house on Langestraat, where her husband died in 1841 from a stroke. Before his death, her son Abraham had married Mietje van Heek, who then moved into the Ledeboer house. Fenna returned to Gronausestraat, where her daughter Diedie married Jan Stroink, a young manufacturer who lived across the street. Until the great city fire of 1862, Fenna, as a widow, lived in the house on Gronausestraat. In the summer, she liked to spend time at her country estate, the Lentfert farm in Twekkelo. Her grandson, Bram Ledeboer, a partner in the firm Van Heek & Co., remembered her as follows:
“[She was] a woman I knew well and who left a very pleasant memory with me, as with all who knew her. The old Mrs. Ledeboer, as she was called, was a strong, intelligent, helpful woman, a support and counsel to many, and highly respected and regarded by all.”
Fenna was a deeply religious woman. She was a co-founder of the orphanage of the Dutch Reformed Church in Enschede and was actively involved for many years as a board member of the Society of Maternal Charity, an organization that provided support to needy mothers in Enschede and its surroundings. She maintained a close relationship with her daughter-in-law Mietje Ledeboer-van Heek, who took care of her five young children after the early death of her husband. In 1859, Fenna and Mietje took a trip to the Singraven estate in Denekamp, where “a solid household” was to be sold. Fenna wrote to her grandson Bram that “upon inspection [the household] looked quite miserable; all old and worn-out furniture. But the trip did not bother us; we were forewarned of the condition and just made a pleasure trip out of it.”
Three years later, in 1862, Enschede was struck by a major city fire, during which Fenna’s house on Gronausestraat was also destroyed. Her daughter-in-law’s house could not be saved either. Mietje Ledeboer-van Heek described how she sought refuge with Fenna, who lived just outside the old center. “Alas, we found her already on the road, most of her house already packed up. She could hardly walk, it was as if she were in a daze. She had no idea that the entire city was on fire; she thought the fire had spread from Klanderstraat to her house. (…) I sent grandmother with [daughter] Mietje, who was terribly upset, to Het Pot.”
After the fire, Fenna sold the plot of her house to her daughter Diedie and son-in-law Jan Stroink, who built a new house on that spot. During this period, Fenna stayed at Wageler, her daughter-in-law’s country residence, which is now known as the Abraham Ledeboerpark. In December 1862, she moved into the new house of her daughter and son-in-law on Gronausestraat, where she died on August 4, 1863, at the age of 78.



Geef een reactie