De Stad Enschede (1856-1866) en zijn eerste gezagvoerder

“Volgens rekening courant ddo. 15 Junij 1863 had het schip de Stad Enschede bij zijne uitreize naar Java, zijnde zijne 4de reis”
In 1856 was de Koninklijke Fabriek voor Stoom en Andere Werktuigen v/h Van Vlissingen & Dudok van Heel met 1600 werknemers de grootste machinefabrikant van het land. De firma richtte zich onder andere op de fabricage van machines voor de suikerindustrie, stoomlocomotieven, scheepsmotoren en ijzeren schepen. Op hun scheefswerf in Amsterdam werd op 22 oktober 1856 een nieuw schip te water gelaten, genaamd ‘Stad Enschede’. Het schip werd gebouwd op naam van de firma Wed. B.W. van Starckenborgh van Straten, maar aandeelhouders woonden ook in Twente. Uit het Archief Twentse Textielfamilies blijkt onder meer dat Mietje Ledeboer-van Heek (1820-1895) voor 1/40e aandeelhouder van het schip was. Ook haar broer Hendrik Jan van Heek hechtte blijkens bovenstaande losse notitie belang in het wel en wee van het schip.i In dit artikel staan het schip Stad Enschede en haar eerste gezagvoerder centraal.
Stad Enschede
Hoewel de Koninklijke Fabriek voor Stoom en Andere Werktuigen gespecialiseerd was in (stoom)machines, was het ijzeren fregatschip Stad Enschede uitgevoerd met drie masten. Het zeilschip was ruim 44 meter lang, 6,70 meter breed en 4,45 meter diep en telde twee dekken. Niet alleen was er ruimte gereserveerd voor handelswaar, maar het schip moest ook ‘ruime en luchtige vertrekken bevatten’ voor het vervoer van passagiers. De bouw van het schip kende drie feestelijke momenten: de kiellegging op 17 januari 1856, de tewaterlating op 22 oktober 1856 en de overdrachtsdatum op 19 maart 1857.ii
Het schip was eigendom van de Amsterdamse rederij Wed. B.W. van Starckenborg van Straten. Na het overlijden van oprichter Barend Willem van Starckenborg van Straten (1804-1846) werd de rederij voortgezet door zijn weduwe en zoon. Op 23 oktober 1856 stelden zij de aandeelhouders van het schip Stad Enschede, waaronder de ondernemende weduwe M.H. van Heek-ter Kuile, op de hoogte van de tewaterlating:
“Mevrouw,
Wij hebben de eer UED door dezen kennis te geven, gelijk wij heden den heer F.G. Cromhoff alle deelhebbers a costy deden dat het schip Stad Enschede op gisteren met het beste gevolg te water werd gelaten. Ingevolge, UEd. geëerden d.d. 21 januari, gebruiken wij thans de vrijheid UED om de overmaking te verzoeken van f 7800 voor 2 stortingen ad f 1300 elk over 3 aandeelen ingenoemden bodem, zullende wij daarna de verloopen intrest kunnen berekenen UEd. later opgeven.(…)
UEdDr. Dienaren,
Wed. B.W. Van Starckenborg van Straten”iii
In de drie masten wapperden voortaan drie grote vlaggen, waarvan één met de initialen van de firma ‘B.W.v.S.’ en op een ander stond de naam van het schip, ‘Stad Enschede’.iv
De vaste route van Stad Enschede was van Nederland naar Nederlands-Indië. Voor vrachtvervoer kon men zich richten tot de cargadoors d’Arnoud & Co en Oolgaart & Bruinier in Amsterdam. Tegelijkertijd speelde de Nederlandsche Handel-Maatschappij een belangrijke rol bij de bevrachting, waardoor men mag aannemen dat het schip ook veel in Twente gefabriceerde katoenen stoffen vervoerde naar Nederlands-Indië. De winst werd per reis verdeeld onder de (Twentse) aandeelhouders, al stond daar tegenover dat de aandeelhouders zich moesten verzekeren tegen scheepsrampen.v
Voor passanten werden enkele hutten ingericht en ging een scheepsdokter mee op de lange zeereis. Indertijd bestond er nog geen grootschalig passagiersvervoer naar Indië, waardoor mensen aangewezen waren op vrachtschepen. Ter aanbeveling werd de Stad Enschede aangeprezen als ‘het extra snelzeilend ijzeren fregatschip’.vi
In Nederlands-Indië werd het schip beladen met onder andere suiker, koffie, tabak en tin. In de zomer van 1861 werd het schip door de gezagvoeder M.J.B. Noordhoek Hegt wel heel bijzonder beladen, namelijk met “1 volwassen, gestreepte tijger, 2 fraaije gevlekte Luipaarden; 2 groote zwarte Slank-Apen, 1 Javaansche Krokodillen-dooder; 1 Palmrolmarter, 1 Javaansch Stekelvarken; 3 gewone Javaan-Apen; 1 groote Indische Ooruil; 3 Baardparkieten; 1 Javaansche Pauw; 2 idem Tortelduiven; 4 Grondduiven; 9 Chinesche Tortelduiven en 10 Lachduiven.”vii De dieren waren bestemd voor het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura ARTIS Magistra in Amsterdam, waarvan een broer van de kapitein conservator was.
M.J.B. Noordhoek Hegt (1821-1894), gezagvoerder 1856-1862
Marinus Johannes Benjamin Noordhoek Hegt werd op 24 september 1821 geboren in Stad-Delden als zoon van landmeter Johannes Noordhoek Hegt Sr. (1787-1879) en Johanna Henriëtta Alexandrina Schermerts (1797-1885). In zijn jeugd verhuisde hij met zijn ouders naar Doetinchem en Oldenzaal. Hij maakte de verhuizing naar Enschede, omstreeks 1838, niet mee, doordat Marinus als tiener leerling was aan de Kweekschool voor de Zeevaart in Amsterdam.viii Tijdens familiebezoekjes in Twente verbleef hij op het buitengoed Het Walhof (alias Den Kotten), dat door zijn vader werd gehuurd.ix
Noordhoek Hegt werd in de jaren ’50 kapitein van het schip De Drie Vrienden van rederij de Wed. B.W. van Starckenborg van Staken. Hij reisde daarmee de hele wereld rond, van oost naar west. Op een korte reis naar Liverpool ontmoette hij zijn eerste echtgenote, de modiste Charlotte Blades (1829-1860). Twee jaar na hun huwelijk, in 1856, werd hij de eerste kapitein van het gloednieuwe schip Stad Enschede. Zijn werkgever bleef hetzelfde en de aandeelhouders in Twente hadden een aanspreekpunt in de buurt, namelijk de landmeter Johannes Noordhoek Hegt in Enschede. Ruim vijf jaar reisde hij met zijn schip naar Oost-Indië. Op zijn laatste reis begin 1862 vervoerde hij van Nederland naar Java een ongebruikelijke ‘lading’, namelijk een detachement koloniale militairen, bestaande uit 125 onderofficieren, korporaals en manschappen.x
Na terugkeer in Amsterdam stapte Noordhoek Hegt met zijn tweede vrouw Hendrika Binnekamp en kind aan boord van het schip Dolphijn. De bestemming was Japan! Het echtpaar was avontuurlijk ingesteld, want Japan een bijzonder gesloten land geweest. De Nederlanders handelden sinds 1609 met Japan en die gunst kwam maar weinig westerse landen toe. Dit hadden de Nederlanders te danken aan het feit dat zij zich vooral toelegden op de handel en niet op het kerstenen van de bevolking (zoals de Spanjaarden en Portugezen). Sinds 1641 was de handel met Japan zelfs exclusief voorbehouden aan de Nederlanders. Tot 1853; toen moest het land zich onder druk van Amerika openstellen voor handel en diplomatie. Yokohama, gelegen aan de Baai van Tokio, werd vanaf 1859 een belangrijk centrum voor handel en diplomatie. Verschillende Europeanen vestigden zich daar in het daartoe aangewezen ‘vreemdelingenkwartier’, waaronder Noordhoek Hegt.
Noordhoek Hegt woonde van 1862 tot aan zijn overlijden in 1894 in Yokohama. Hij was handelaar van beroep, maar fungeerde ook regelmatig als correspondent voor Nederlandse kranten. In oktober 1862 schreef hij uitvoerig over de stranding van het Nederlandse schip Genua (en zijn daarbij aangeboden hulp). In 1866-1867 werd hij alom geprezen voor zijn ‘onvermoeide’ en ‘doortastende moed’ bij het terugdringen van een stadsbrand in Yokohama.xi “Het is vooral aan zijne leiding, onder medewerking van den commissaris Leguyer te danken, dat het mogt gelukken het Fransche hospitaal en de Messageries Impériales te behouden”.xii Vervolgens werd door de Europeanen een brandweerkorps opgericht. Noordhoek Hegt vond het belangrijk dat de Europeanen Yokohama een beter aanzien zouden geven. Hij prees de brede, rechte straten die “kunnen wedijveren met die in de eerste steden van Europa”, maar sprak schande van de door de Amerikanen gebouwde houten huizen en pakhuizen.xiii
De westerse invloed op Japan bracht nieuwe kennis, waardes en industrialisatie met zich mee, wat uiteindelijk leidde tot de Meiji-restauratie, waarbij de keizer in ere werd hersteld en het land uiteindelijk omgevormd werd tot een democratie. Tijdens deze periode (1867-1868) vond een beeldenstorm plaats waarbij boeddhistische voorwerpen massaal werden vernietigd, wat ervoor zorgde dat deze voorwerpen opeens makkelijker en betaalbaarder verkrijgbaar waren. Noordhoek Hegt maakte daar gebruik van en verzond verschillende voorwerpen naar Artis in Amsterdam. xiv In de Japanse Paradijs Tuin van de dierentuin vindt men nog twee door hem geschonken 18e eeuwse boeddhabeelden van Dainichi Nyorai en bodhisattva Jizo.
Het einde van Stad Enschede en Kitty
Noordhoek Hegt werd als gezagvoerder van de Stad Enschede opgevolgd door Samuel Willem Frederik Kretschmer (1835-1877), een officierskind uit Zutphen. Ook hij koos op jonge leeftijd voor de grote vaart. Op 13-jarige leeftijd werd hij leerling aan de Kweekschool voor Zeevaart in Amsterdam. Na het afronden van zijn opleiding in 1853 voer hij jarenlang als stuurman de wereld rond. Hij werd in 1862 voor het eerst aangesteld als gezagvoerder en voer als kapitein van de Stad Enschede niet alleen naar Oost-Indië, maar ook naar Japan.xv
Volgens een krantenbericht werd het schip Stad Enschede op 16 april 1866 geveild.xvi Details over de verkoop ontbreken vooralsnog, maar het zal in ieder geval te maken hebben gehad met de ontbinding van de zeilrederij Wed. B.W. van Starckenborg van Staken. De verkoop wordt ook bevestigd door het transportboek van Mietje Ledeboer-van Heek; op 5 mei 1866 ontving zij een winstuitkering ‘per laatste reis’. Samuel Kretschmer was tot dat moment de kapitein van het schip. Hij stapte dat jaar over naar het schip Amstelstroom. In januari 1868 werd Kretschmer door het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut te Utrecht vereerd met een premie voor zijn gehouden meteorologisch journal aan boord van het schip Stad Enschede.xvii
Inmiddels was het schip eigendom geworden van de reder Thorvald Frederik Egidius (1822-1900). Hij liet het schip herbouwen door de Koninklijke Fabriek voor Stoom en Andere Werktuigen en doopte het vervolgens ‘Kitty’, de roepnaam van zijn echtgenote Cornelia Clasina Egidius-Gildemeester (1827-1875).xviii Kitty was bijna tien meter langer dan het oorspronkelijke schip Stad Enschede.xix Later kwam het schip in Engelse en Amerikaanse handen. Op 7 augustus 1899 verging het schip Kitty tijdens een tyfoon in de Chinese Zee. Veertien van de twintig bemanningsleden verdronken, evenals de drie passagiers.
- De Stiching Maritiem-Historische Databank verwijst ook naar een kofschip geheten Stad Enschede. Dit schip werd in 1840 gebouwd in opdracht van de Zwolsche Reeders-Maatschappij en was ruim 21 meter lang. Het voer voornamelijk tussen Zwolle en Dundee, de jutestad van Europa. Daarom is het zeer goed mogelijk dat dit schip jute invoerde voor de firma Ter Horst & Co in Rijssen.
- Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam bezit een origineel rompmodel van de Stad Enschede uit 1856 (S.1152). De foto daarvan is met toestemming van het Scheepvaartmuseum geplaatst.
- Margaretha Hermina van Heek-ter Kuile (1796-1874), Hendrik Jan van Heek (1814-1872), Maria Geertruid Ledeboer-van Heek (1820-1895) en Frederik Gerhard Cromhoff (1799-1887) waren aandeelhouders van de Stad Enschede. Mogelijk waren er meer Twentse aandeelhouders, maar een compleet overzicht van de aandeelhouders is op dit moment niet bekend.
- Archief Twentse Textielfamilies, inv.nrs. 110, 283 en 1140
iArchief Twentse Textielfamilies, familiearchief Van Heek, inv.nr. 1140
iiStichting Maritiem-Historische Databank, 2023
iiiArchief Twentse Textielfamilies, familiearchief Van Heek, inv.nr. 110
iv Stichting Maritiem-Historische Databank, aquarel van De Drie Vrienden, 1851
vArchief Twentse Textielfamilies, familiearchief Ledeboer, inv.nr. 283
viAlgemeen Handelsblad, 15 januari 1863
viiAlgemeen Handelsblad, 15 juli 1861
viiiNederlandsche Staatscourant, 8 augustus 1836
ixhttps://www.derkjordaan.com/pieter-ten-cate-1772-1828-en-het-walhof-alias-den-kotten/, 2023
xNieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, 6 januari 1862
xiNieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, 20 februari 1863
xiiNieuwe Rotterdamsche Courant, 5 februari 1867
xiiiRotterdamsche Courant, 19 augustus 1862
xivhttps://www.artis.nl/nl/te-doen-artis/collectie/bodhisattva-jizo/, 2023
xvAlgemeen handelsblad, 4 maart 1865
xviBataviaasch nieuwsblad, 19 mei 1866
xviiNieuwe Rotterdamsche Courant, 10 januari 1868
xviiiGenealogisch bestand Derk Jordaan HJNzn, 2023
xix Stichting Maritiem-Historische Databank, 2023
Geef een reactie