De Joriajarnerkrans (geboortejaar 1891)
“Verder is Enschede de stad der kransjes. Een meisje, dat 9 a 10 jaar bereikt, heeft toegang tot die vereenigingen en alleen erge ziekte of de dood maakt er eene plaats aan de kranstafel vacant.”
Dit observeerde de journalist H. Boom op zijn reis door Twente in 1846. De kransjescultuur voor dames was ouder dan de clubcultuur voor jongens in Enschede en beiden werden geïnitieerd door de vrouwen. “Zij zorgden niet enkel voor financiële inbreng, maar ook voor het sociale gezicht van hun gezinnen en voor de samenhang binnen de elite; zij hielden de groep bij elkaar”, aldus Tina Hammer-Stroeve in haar proefschrift Familiezoet (2001). Zij interviewde daarvoor ruim 60 gesprekspartners uit het fabrikantenmilieu. “Trouwe kameraadschap onder alle kransgenoten zonder vorming van één-op-één vriendschappen kwam het meeste voor. Het grote goed van een volwassen vrouwenkrans, zo meende een gesprekspartner, was dat de leden hun hart konden luchten, ook over kinder- of huwelijksmoeilijkheden en dat al het gesprokene binnenskrans bleef: ‘je kon alles aan elkaar kwijt’. Natuurlijk waren er kransen waar niet iedereen even prettig over weg kon. Soms viel dan een groepje uit elkaar, of ging een lid ervan over naar een andere groep. Het vermijden van breuken in clubs en kransen scheen echter de geïnternaliseerde norm te zijn”
Er bestonden talrijke kransjes en in principe was het geboortejaar leidend. De samenstelling verschilde in aantal en werd bepaald door de moeders. Ook van buiten de fabrikantenkring werden soms dames toegelaten, zoals dochters van dominees, artsen en succesvolle ondernemers. In tegenstelling tot de jongensclubs hadden de dameskransjes geen clubhuis en daardoor (over het algemeen) ook geen naam. De krans-bijeenkomsten vonden volgens een systeem van roulatie plaats in de huizen van de moeders en echtgenotes. Illustratief is een briefkaart van M.G. Ledeboer-van Heek uit 1881 aan haar zoon Bram in Enschede. Zij zorgde in 1881 voor haar zieke dochter Mietje Jannink-Ledeboer in Goor en kon daardoor niet persoonlijk de krans organiseren. Dit betekende echter geen afzegging, maar zij droeg de zorg daarvoor over op haar dienstbode Dina. De krans was een wekelijks hoogtepunt in het sociale leven van de jongedames en daar mocht niet lichtzinnig mee worden omgesprongen.
In het Archief Twentse Textielfamilies bevindt zich bijgaande foto van elf Enschedse kransvriendinnen uit 1908. Uitzonderlijk is dat deze vriendinnengroep zichzelf een naam had toegedicht: de ‘Joriajarnerkrans’. Het is vooralsnog onbekend hoe die naam is ontstaan. Een van de gezichten is bekend: G.B. ‘Diens’ Jordaan-Stroink (1891-1939), bovenste rij geheel rechts. Waarschijnlijk staan op de afbeelding ook haar vriendinnen J.G. ‘Tuuts’ ter Kuile-ter Kuile (1891-1979), J. ‘Ju’ van Beuningen-van Heek (1891-1974), J.I. ‘Ida’ Ebeling (1891-1971), J. ‘Ju’ Ledeboer-ter Kuile (1891-1978) en Julia C. Udink ten Cate (1890-1937). Mogelijk ook M.G. ‘Mietse’ van Hove-ter Kuile (1891-1965) en J.I. ‘Jo’ Walkate-ter Kuile (1891-1972).
- wie kan de gezichten plaatsen of de naam ‘Joriajarner’ verklaren?
- “Ik heb nog veel ongebruikt materiaal waarmee wellicht nog iets gedaan kan worden”, stelde dr. Hammer-Stroeve (Historisch Nieuwsblad, 8 mei 2001). Het Archief Twentse Textielfamilies beheert haar onderzoeksarchief en dat verdient nog om gedetailleerd beschreven te worden.
- Archief Twentse Textielfamilies, familiearchief Jordaan, inv.nr. 834
Geef een reactie