De Vlaamse sporen van jhr. Charles ‘Karel’ de Maere (1802-1885)

(Portret van Charles baron de Maere werd geschilderd door Louis Boulanger en is afkomstig uit de collectie van jhr. Amaury de Maere d’Aertrycke. De achtergrond is gemaakt voor dit artikel)
Onlangs kregen we vanuit België foto’s van oude familieportretten De Maere toegestuurd. Wij zijn de schenker, nazaat Amaury de Maere, dankbaar voor dit zeer vriendelijke gebaar! Op 5 november 2022 deelde ik een verhaal over de Vlaamse textielfabrikant Charles de Maere en de door hem gebouwde villa Schuttersveld bij Enschede. Samen met de Engelse textieltechnicus Thomas Ainsworth was De Maere verantwoordelijk voor de introductie van de snelspoel in de Twentse textielindustrie, een ontwikkeling die van grote waarde is geweest voor de regio. Hoewel De Maere en zijn kinderen in Nederland woonden, bleven zij innig verbonden met hun Vlaamse wortels. In het jaar 1859 deed De Maere afstand van het Schuttersveld en keerde hij terug naar zijn geboortestreek. Het roept de vraag op in hoeverre de familie De Maere zich in de 19e eeuw Nederlands dan wel Belgisch voelde...
‘De dubbele wegwyzer der stad Gent en der provincie Oost-Vlaenderen’, daterend uit de negentiende eeuw, onthult de roepnaam van Charles de Maere: Karel, de Nederlandse variant van Charles. Hoewel Nederlands de voertaal in Vlaanderen is, prefereerde de oude Vlaamse adel doorgaans het Frans. De negentiende eeuwse familie De Maere ‘heeft dezen niet gevolgd in zijne algeheele en noodlottige verfransching’, aldus het tijdschrift Neerlandia uit 1896-1897.i Op 27-jarige leeftijd verhuisde De Maere zijn textielbedrijf van Vlaanderen naar Twente. Aanvankelijk woonde hij op het landgoed Nieuwlust in Lonneker, maar in 1834 liet hij villa Schuttersveld bouwen bij Enschede. Dit huis werd door zijn vriend, de Nederlandse koning Willem II, bij diens bezoek in 1842 liefkozend ‘un petit chateau’ genoemd. In datzelfde jaar verwierf De Maere een plek binnen de Nederlandse adel, met het predicaat ‘jonkheer’. Het is opmerkelijk dat hij koos voor een Franse wapenspreuk: ‘Honneur et Travail’, wat staat voor Eer en Werk. Vijf jaar later, toen hij de leeftijd van 45 jaar had bereikt, staakte hij zijn industriële activiteiten om voortaan een rentenierend bestaan als edelman te leiden. Hij verdeelde zijn tijd tussen Enschede en Gent.
Jonkheer De Maere en zijn vrouw Cecilia Johanna van Remoortere kregen vijf kinderen. Zij ontvingen ‘eene volkomen Hollandsche opleiding, waarin de oorspronk is te zoeken van dat meesterschap over onze taal’, aldus een levensschets aangaande Karel’s zoon August, die een van de voorlieden was in de Vlaamse taalbeweging.ii iii Op het Schuttersveld kregen ze de liefde voor muziek en poëzie van hun vader mee. Het lager onderwijs genoten de kinderen in Enschede, maar voor het middelbaar onderwijs werd uitgeweken naar het athenaeum of gymnasium in Deventer, een pad dat ook door veel Twentse fabrikantenzonen werd gevolgd. Geen van De Maere’s drie zonen koos echter voor een carrière in de textielindustrie.
De oudste dochter Palmira de Maere was ongeveer zeven jaar oud toen ze in Twente aankwam. Mogelijk had zij problemen met het aarden in Twente, want zij trouwde reeds op 18-jarige leeftijd met een oudere Belgische edelman. Ook de oudste zoon Emile vestigde zich op jonge leeftijd in Gent. August, de middelste zoon, studeerde in Parijs op de beruchte Ecole Centrale des Arts et Manufactures waar hij zijn diploma behaalde op de ouderdom van 19,5 jaar. August woonde vervolgens enkele jaren in Zwolle voordat ook hij naar Gent verhuisde. Nadat jongste dochter Caroline in 1858 ook haar hart vergaf aan een Belgische man, besloot Karel de Maere zijn vier kinderen te volgen naar Gent. Alleen de jongste zoon, Adolph, bleef in Nederland achter, doch stierf al op 28-jarige leeftijd in 1860 te Zwolle. Karel de Maere heeft zich overigens niet laten uitschrijven uit Nederland; sinds 1859 stond hij officieel geregistreerd in Zeeland, waar hij tot de hoogstaangeslagen burgers behoorde. Dit getuigt van zijn aanhoudende loyaliteit aan Nederland. In Gent resideerde Karel de Maere in een pand gelegen op de hoek van de Korenmarkt en de Donkersteeg. Op dit adres, Donkersteeg 32, verbleef hij tot zijn overlijden in 1885, samen met zijn kinderen Emile en Palmire en hun gezinnen. Alleen zoon August woonde elders in de stad, namelijk aan de huidige Universiteitsstraat.
August de Maere (1826-1900) was waterbouwkundig ingenieur. Aanvankelijk ambieerde hij de aanleg van een directe waterverbinding van Gent met de zee, maar dit plan stuitte lokaal op veel weerstand. Later werd dit initiatief, gericht op Brugge, wel een succes: vandaar dat hij de ‘vader’ van de zeehaven Brugge wordt genoemd. Vanwege zijn verdiensten werd August in 1867 in de Belgische adelstand verheven en in 1896 kreeg hij de baronstitel. Hij liet vervolgens een kasteel in neogotische stijl bouwen op zijn buitengoed Aertrycke, ten zuidwesten van Brugge. Vanaf 1897 mocht hij zijn naam verlengen met de toevoeging ‘d’Aertrycke’. Na het kinderloos overlijden van August werd de baronstitel met naamstoevoeging overgenomen door zijn neef Maximilien (1870-1931). Een van diens nazaten is de schenker van de foto’s van de familieportretten, jhr. Amaury de Maere d’Aertrycke.
De portretten zijn geschilderd door respectievelijk Louis Boulanger en Jan Adam Kruseman. Op de beide portretten van Karel de Maere is het ereteken in de Orde van de Nederlandsche Leeuw goed zichtbaar. Deze hoge Nederlandse onderscheiding ontving niet alleen Karel de Maere, maar ook zijn zoon August, die een belangrijk persoon was in de Nederlandse verbroederingsbeweging.iv August vond het kennelijk niet nodig het ereteken te laten vereeuwigen. Het opschrift op het onderscheidingsteken luidt ‘Virtus Nobilitat’, ofwel deugd adelt.
Uit het voorgaande blijkt dat de familie De Maere in de negentiende eeuw een sterke band bleef behouden met Vlaanderen. Vier van de vijf kinderen verruilden Twente voor Vlaanderen en dat voorbeeld werd uiteindelijk ook door hun vader Karel gevolgd. Het Vlaams, een variant van het Nederlands, is een belangrijk onderdeel van de Vlaamse identiteit, wat de inspanningen van August de Maere op dit gebied verklaart. Desondanks communiceerden zowel vader als zoon De Maere ook in het Frans, dat destijds de internationale voertaal was. Ook in Enschede bestond tot 1868 een ‘Fransche school’, waarin Twentse leerlingen werden onderwezen in o.a. de taal van diplomatie en adel. Voor de katholieke familie uit Vlaanderen zal het overigens niet eenvoudig zijn geweest om te aarden in Twente, want Enschede werd op dat moment gedomineerd door een bijzonder hecht protestants netwerk van fabrikantenfamilies met hun eigen mores.
De technologische innovatie die De Maere samen met Ainsworth introduceerde in Twente werden uiterst sceptisch ontvangen in Hengelo. In Enschede genoot hij echter meer vertrouwen. Dit blijkt onder andere uit een lofdicht van Fenna Arnolda Ledeboer-Verbeek ter ere van de eerste steenlegging van het Schuttersveld op 30 augustus 1834, waarvan enkele passages hieronder volgen:
“ (…) Ja, ‘t fabriek door U gevestigd
Deelt hier ware welvaard mee.
Godes zegen daal nu voortaan
Rijk’lijk op Uw huis hier neer
Uw fabrieken en Uw handel
Bloeijen daaglijks meer en meer.
Dat de woning waarvan heden
d’éérste steen word neergezet
U tot lust en vreugde diene
Door geen ziekt of ramp belet
Dat dan voorts Uw levensdagen
Zijn gezegend hier ter stee
Leeft dan steeds naar Uw genoegen
En tot nut van Enschedé”
(Archief Twentse Textielfamilies, familiearchief Ledeboer, inv.nr. 277)
In het Archief Twentse Textielfamilies bevinden zich helaas weinig documenten afkomstig van De Maere. Na zijn vertrek uit Twente in 1859 lijkt hij daar zelfs enige tijd volledig vergeten te zijn. Zijn overlijden in 1885 werd slechts beknopt vermeld in vier Nederlandse kranten, waarbij verwezen werd naar een artikel in ‘Le Journal de Gand’, dat ‘met veel warmte [sprak] over dezen weldadigen en beminnelijken man, die tot de meest geachte ingezetenen van Gent behoorde’. Er werd daarentegen met geen woord gerept over zijn belangrijke bijdrage aan de Twentse textielindustrie, en zelfs de Tubantia en de Overijsselsche en Zwolsche Courant plaatsten geen enkel overlijdensbericht. In het eerste kwart van de twintigste eeuw vond eerherstel plaats dankzij o.a. geschiedschrijvers Ko van Deinse en G.J. Ter Kuile. Laatstgenoemde gaf in 1923 zelfs een verklaring voor de vriendschap tussen De Maere en de Nederlandse koning…
“Van de Maere ging en gaat nog de legende, dat hij den Koning [Willem II] het leven zoude gered hebben, in elk geval met zijn lijf beveiligd had, toen deze als Erfprins op 1 September 1830 al te onvoorzichtig en te onstuimig met zijn paard over de barricaden in Brussel’s straten was geraakt. Wat ook hiervan juist is, is bezwaarlijk te zeggen, maar zeker is, dat De Maere een extra wit voetje had bij den Koning en, uit België verbannen, eerst veel later heeft mogen terugkeeren.”
(Twentsche Courant, 8 september 1923)
- Slechts enkele minuten lopen van de Korenmarkt in Gent, waar de familie De Maere woonde, stond in de schaduw van de Sint-Michielskerk het statige huis van graaf Ferdinand de Loën d’Enschedé (1833-1899). Volgens de overlevering waren zij afstammelingen van de oude heren van Enschede, die ooit de Nije Borch bewoonden, gelegen op de locatie van het huidige Van Loenshof. Het geslacht werd in 1816 door de Nederlandse koning Willem I verheven tot de Nederlandse adelstand, met de titel van baron. Ferdinand baron de Loën d’Enschedé werd in 1861 tevens onderscheiden met de titel van pauselijk graaf. In 1866 werd een genealogie van zijn familie gepubliceerd in ‘La Belgique héraldique’, hoewel deze publicatie als onbetrouwbaar mag worden beschouwd.
- In Nederland kennen we Charles de Maere als ‘jonkheer’ (1842), maar hij verkreeg later, in 1871, in België de erfelijke baronstitel toegekend. Vandaar dat Charles de Maere zowel als ‘jonkheer’ en als ‘baron’ wordt vermeld.
- Ook in Twente werden een aantal fabrikanten benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandsche Leeuw, namelijk Hendrik Jan van Heek (1814-1872), Gerrit Jan van Heek (1837-1915), Gerrit Jan van Heek Jr. (1880-1958), Charles Theodorus Stork (1822-1895) en Hendrik ter Kuile (1853-1935).
- Mocht u ook foto’s van oude familieportretten van Twentse fabrikanten willen delen, houden wij ons aanbevolen. Met uw toestemming plaatsen we daarbij enige achtergronden.



iNeerlandia, jg. 1, 1896-1897
iiGermania, jg. 3, 1900-1901
iiiGermania, jg. 3, 1900-1901
ivGermania, jg. 3, 1900-1901
ENGLISH
The Flemish Traces of Jonkheer Charles ‘Karel’ de Maere (1802-1885)

(The portrait of Charles Baron de Maere was painted by Louis Boulanger and comes from the collection of Jonkheer Amaury de Maere d’Aertrycke. The background was created for this article.)
Recently, we received photos from Belgium of old De Maere family portraits. We are grateful to Amaury de Maere, a descendant of the family, for this very kind gesture! On November 5, 2022, I shared a story about the Flemish textile manufacturer Charles de Maere and the villa Schuttersveld, which he built near Enschede. Together with English textile engineer Thomas Ainsworth, De Maere was responsible for introducing the fly shuttle to the Twente textile industry, a development of great significance for the region. Although De Maere and his children lived in the Netherlands, they remained closely connected to their Flemish roots. In 1859, De Maere relinquished ownership of Schuttersveld and returned to his birthplace, raising the question of how Dutch or Belgian the De Maere family felt in the 19th century.
‘De dubbele wegwyzer der stad Gent en der provincie Oost-Vlaenderen’, dating from the nineteenth century, reveals the nickname of Charles de Maere: Karel, the Dutch variant of Charles. Although Dutch is the primary language in Flanders, the old Flemish nobility generally preferred French. However, the 19th-century De Maere family ‘did not follow this trend of total and unfortunate Frenchification,’ according to the magazine Neerlandia from 1896-1897. At the age of 27, De Maere relocated his textile business from Flanders to Twente. Initially, he lived at the Nieuwlust estate in Lonneker, but in 1834, he had the villa Schuttersveld built near Enschede. This house was affectionately called ‘un petit château’ by his friend, the Dutch King Willem II, during a visit in 1842. In the same year, De Maere was granted a place in the Dutch nobility with the title ‘jonkheer.’ Notably, he chose a French motto for his coat of arms: ‘Honneur et Travail,’ meaning Honor and Work. Five years later, at the age of 45, he ceased his industrial activities and began living as a rentier nobleman, dividing his time between Enschede and Ghent.
Jonkheer De Maere and his wife, Cecilia Johanna van Remoortere, had five children. They received ‘a completely Dutch education, which is the origin of their mastery of our language,’ according to a biographical sketch of Karel’s son August, who became a leader in the Flemish language movement. At Schuttersveld, they inherited a love of music and poetry from their father. The children attended primary school in Enschede, but for secondary education, they went to the athenaeum or gymnasium in Deventer, a path followed by many sons of Twente manufacturers. However, none of De Maere’s three sons pursued a career in the textile industry.
The eldest daughter, Palmira de Maere, was about seven years old when she arrived in Twente. She may have struggled to adjust to life there, as she married an older Belgian nobleman at the age of 18. The eldest son, Emile, also settled in Ghent at a young age. August, the middle son, studied in Paris at the infamous École Centrale des Arts et Manufactures, where he graduated at the age of 19.5. August then lived for several years in Zwolle before eventually moving to Ghent. After the youngest daughter, Caroline, also married a Belgian man in 1858, Karel de Maere decided to follow his four children to Ghent. Only the youngest son, Adolph, remained in the Netherlands, but he passed away at the age of 28 in Zwolle in 1860. Karel de Maere never officially deregistered from the Netherlands; since 1859, he was officially listed in Zeeland, where he was among the most highly taxed citizens. This demonstrates his continued loyalty to the Netherlands. In Ghent, Karel de Maere resided in a building located at the corner of Korenmarkt and Donkersteeg. He lived at this address, Donkersteeg 32, until his death in 1885, together with his children Emile and Palmire and their families. Only his son August lived elsewhere in the city, at what is now Universiteitsstraat.
August de Maere (1826-1900) was a hydraulic engineer. Initially, he aspired to create a direct water connection between Ghent and the sea, but this plan met with significant local resistance. Later, this initiative, focused on Bruges, was successful, which is why he is called the ‘father’ of the seaport of Bruges. Due to his achievements, August was ennobled in the Belgian nobility in 1867, and in 1896 he was granted the title of baron. He then built a neo-Gothic castle on his estate Aertrycke, southwest of Bruges. From 1897 onwards, he was allowed to extend his name with the addition ‘d’Aertrycke.’ After August’s death without children, the baron title and name addition were passed to his nephew Maximilien (1870-1931). One of his descendants is the donor of the family portrait photos, Jonkheer Amaury de Maere d’Aertrycke.
The portraits were painted by Louis Boulanger and Jan Adam Kruseman. On both portraits of Karel de Maere, the badge of the Order of the Dutch Lion is clearly visible. This high Dutch honor was awarded not only to Karel de Maere but also to his son August, who was an important figure in the Dutch fraternity movement. August apparently did not find it necessary to have the badge immortalized. The inscription on the badge reads ‘Virtus Nobilitat,’ meaning virtue ennobles.
The above shows that the De Maere family maintained a strong connection to Flanders throughout the 19th century. Four of the five children left Twente for Flanders, and their father Karel ultimately followed their example. Flemish, a variant of Dutch, is a crucial part of Flemish identity, which explains August de Maere’s efforts in this area. Nevertheless, both father and son De Maere also communicated in French, which was the international language of the time. In Enschede, there was even a ‘French school’ until 1868, where Twente students were taught, among other things, the language of diplomacy and nobility. For the Catholic family from Flanders, it was likely not easy to adjust to life in Twente, as Enschede was dominated by a tightly-knit Protestant network of manufacturing families with their own customs.
The technological innovation introduced by De Maere and Ainsworth in Twente was met with great skepticism in Hengelo. However, in Enschede, De Maere was received with more trust. This is evidenced, among other things, by a poem of praise written by Fenna Arnolda Ledeboer-Verbeek on the occasion of the laying of the first stone of Schuttersveld on August 30, 1834, from which some passages are quoted below:
“(…) Yes, the factory you have established
Brings true prosperity here.
May God’s blessing now descend
Richly upon your house here.
May your factories and trade
Flourish daily more and more.
May the home, whose first stone
Is laid today,
Serve you with joy and delight,
Unhindered by illness or disaster.
May your days here
Be blessed and joyful,
And may you live to the benefit
Of Enschede.”
(Translated; Archief Twentse Textielfamilies, familiearchief Ledeboer, inv.nr. 277)
Unfortunately, there are few documents related to De Maere in the Archief Twentse Textielfamilies. After his departure from Twente in 1859, he seems to have been forgotten for some time. His death in 1885 was only briefly mentioned in four Dutch newspapers, which referred to an article in Le Journal de Gand, which ‘spoke warmly of this charitable and amiable man, who was one of the most respected citizens of Ghent.’ However, there was no mention of his important contribution to the Twente textile industry, and even Tubantia and the Overijsselsche en Zwolsche Courant did not publish an obituary. In the first quarter of the twentieth century, historians such as Ko van Deinse and G.J. Ter Kuile restored his reputation. The latter even provided an explanation for the friendship between De Maere and the Dutch king in 1923:
‘A legend has it that De Maere saved the king’s [Willem II] life or, at any rate, protected him with his body when, as Crown Prince, he recklessly and impetuously charged over the barricades in the streets of Brussels on September 1, 1830. Whatever the truth of this story, it is certain that De Maere had the king’s favor and, exiled from Belgium, was only allowed to return much later.’
- Just a few minutes’ walk from the Korenmarkt in Ghent, where the De Maere family lived, stood the stately house of Count Ferdinand de Loën d’Enschedé (1833-1899) in the shadow of the Saint Michael’s Church. According to legend, they were descendants of the old lords of Enschede, who once inhabited the Nije Borch, located on the site of the present Van Loenshof. The family was elevated to the Dutch nobility by King Willem I in 1816, with the title of baron. In 1861, Ferdinand Baron de Loën d’Enschedé was also awarded the title of Papal Count. In 1866, a genealogy of his family was published in La Belgique héraldique, although this publication is considered unreliable.
- In the Netherlands, we know Charles de Maere as ‘jonkheer’ (1842), but later, in 1871, he was granted the hereditary baron title in Belgium. Hence, Charles de Maere is referred to both as ‘jonkheer’ and ‘baron.’
In Twente, several manufacturers were also knighted in the Order of the Dutch Lion, including Hendrik Jan van Heek (1814-1872), Gerrit Jan van Heek (1837-1915), Gerrit Jan van Heek Jr. (1880-1958), Charles Theodorus Stork (1822-1895), and Hendrik ter Kuile (1853-1935). - If you would like to share photos of old family portraits of Twente manufacturers, we would love to hear from you. With your permission, we will add some background information when we post them



