Van Timertsma tot Tiemersma

Van Timertsma tot Tiemersma

(…) As a matter of fact heb ik een meisje en zult u na verloop van niet al te lange tijd een verloving tegemoet kunnen zien. Zij heet Maaike Foekje Tiemersma en is de op een na jongste dochter van de mensen waar ik bij in huis ben. (…) Haar moeder was een boerinne van boeren-Friese adel ‘Heringa’ en haar vader Tiemersma is eveneens een boerenjongen. De Tiemersma’s hebben hier een winkel gehad in comestibles en leven nu stil. Zij zijn in Leeuwarden bekend als een nette burgerfamilie en hebben enige faam omdat de broer van Tiemersma jarenlang Vader is geweest van het Burgerweeshuis van Leeuwarden. In huis spreken ze ook boerenfriesch” schreef mijn grootvader Pier J.G. Aalders (1909-1961) op 27 januari 1937 in duidelijke taal aan zijn ouders in Bosch en Duin. Hij woonde pas een krappe drie maanden in Leeuwarden, waardoor zijn ouders een verloving alles behalve hadden zien aankomen. Voor zijn verloofde had hij een andere verrassing, namelijk het bovenstaande portret. Mijn grootvader, een groot kunstliefhebber, gaf de bekende Friese kunstschilder en beeldhouwer G.J. Adema (1898-1981) de opdracht om zijn verloofde te schilderen. De opdracht was uiteraard strikt geheim waardoor Adema niet op de gebruikelijke wijze te werk kon gaan. Adema nam in een trein tegenover mijn grootmoeder plaats en maakte in het grootste geniep schetsen van haar. In het atelier werd een typische Friese klederdracht eromheen bedacht, romantisch verwijzende naar haar roots; zij was immers “een volbloed Friesche”. In dit schrijven stel ik haar familie centraal. Een familie die verrassend genoeg geen boeren telt, maar wel haar naam dankt aan een eeuwenoude boerderij…

hoofdstuk 1: twee generaties meester-schuitmakers

hoofdstuk 2: Wommels, hoofdplaats van de grietenij Hennaarderadeel

hoofdstuk 3: twee generaties meester-timmerlieden

hoofdstuk 4: het oude geslacht Tiemersma

hoofdstuk 5: een generatie zonder kapitaal

hoofdstuk 6: Tiemersma’s ten strijde

hoofdstuk 7: de jeugd van Foekje Reitsma (1801-1892)

hoofdstuk 8: stijging op de sociale ladder

hoofdstuk 9: ‘goed uit de verf komen’

hoofdstuk 10: Weesvader Dooitze Tiemersma (1870-1928)

hoofdstuk 11: ‘Gezelligheid kent geen tijd’

hoofdstuk 12: ’12 ambachten, 13 ongelukken’

hoofdstuk 13: De oude dag van het echtpaar Tiemersma-Heeringa

hoofdstuk 14: ‘Back to the roots’

Bijlagen

Hoofdstuk 1: twee generaties meester-schuitmakers

Beetgum, de bakermat van het geslacht Tiemersma

De oorsprong van het geslacht Tiemersma ligt in Beetgum, een dorpje nog geen 10 kilometer ten noordwesten van Leeuwarden. Over dit dorpje gaat het verhaal dat deze plaatsnaam een verbastering is van ‘Badegum’,omdat de zee tot aan het kerkhof spoelde en men zich rondom in het zeewater kon baden, want voor de bedijking van de grietenij Het Bildt was Beetgum een zeedorp, aan den mond van de Middelzee of het Boorndiep” aldus Van der Aa in diens Aardrijkskundig Woordenboek. Ook de Schotanus-atlas uit de zeventiende eeuw nam deze oude benaming over. Of Beetgum vroeger een middeleeuwse badplaats was, valt echter te bezien. Wel is duidelijk dat de Middelzee1 tot de dertiende eeuw ten westen van Leeuwarden liep en strekte tot de plaatsen Sneek en Bolsward. Sinds de twaalfde eeuw slibde de Middelzee langzaam aan dicht, welk proces werd versneld door het ontstaan van de Zuiderzee en de Waddenzee (na de St. Luciavloed, 1287).

Hoewel men in het duister tast wat betreft de badplaatsfunctie, is het wel zeker dat de dichtslibbing van de Middelzee een zeer positieve rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van Beetgum; door de dichtslibbing ontstond namelijk een heel vruchtbare grond geschikt voor landbouw. Het dorpje Beetgum heeft hiervan geprofiteerd. “Het welvarend aanzien van bijna alle (…) huizen is een blijk van vruchtbaarheid der bouw- en weilanden, waardoor dit schoone en groote dorp wordt omgeven” schreef Van der Aa halverwege de negentiende eeuw.i

Op woensdag 18 februari 1626 stapten naar het gerecht in Leeuwarden de stamouders van dit geslacht Tiemersmaii: Andries Sipckes en Carstie Gerryts. Zij maakten die dag hun huwelijksplannen wereldkundig. Hij woonde in Beetgum en zij was afkomstig uit Berlikum, twee dorpjes resp. 8 en 11 kilometer ten noordwesten van Leeuwarden. Een kleine afstand, al was het in die tijd van daaruit alsnog een 2½ uur reizen naar Leeuwarden.iii Het kerkelijk huwelijk vond niet plaats in Leeuwarden, maar denkelijk in Beetgum of Berlikum. Die dorpen lagen overigens slechts een half uur reizen uit elkaar; de Oude Zeedijk verbond de beide dorpen aan elkaar en herinnert aan de voormalige Middelzee. De Oude Zeedijk was tevens de grens tussen de grietenijen Menaldumadeel en Het Bildt. Aan de overzijde van de Oude Zeedijk – Het Bildt – lag een groot jachtgebied dat toebehoorde aan de Friese stadhouders, de Oranje-Nassau’s.iv Mensen die reisden over de Oude Zeedijk werden op dit omvangrijke jachtgebied geattendeerd door middel van verschillende “Erf-stadhouders Vrye Iagt Paal[en]”.v

Andries Sipckes hield zich meer bezig met een andere ‘verkeersader’, namelijk de Beetgumervaart.2 Dit riviertje eindigde midden in het dorpje Beetgum en kronkelde via de dorpen Engelum en Marssum tot aan de vaart van Franeker naar Leeuwarden. De Beetgumervaart zal een rustig riviertje zijn geweest, want het was immers geen doorgaande route. In Beetgum stond in 1626 een werf, want Andries Sipckes was volgens zijn ondertrouw in 1626 schuitmaker van beroep. Een zeer interessant beroep voor die tijd, zo zal blijken…

Andries Sipckes maakte in 1626 eenvoudige schepen; open vaartuigen zonder vaste dekken, gangboorden of opbouwen. Deze schuiten werden gebruikt voor vervoer van lading of vee, maar ook voor passagiersvervoer of voor de visserij. In 1626 werden de schuiten voornamelijk voortgeboomd en hadden daardoor een zeer lage snelheid. Door de groeiende handel in de zeventiende eeuw was men op zoek naar snellere transportmogelijkheden. Rond 1630 ontstond het idee om een schuit voort te laten trekken door een paard aan de wal: de trekschuit. Dit voorttrekken werd jagen genoemd en het pad op de wal werd het jaagpad genoemd. De eerste Nederlandse trekvaart was de Haarlemmertrekvaart tussen Haarlem en Amsterdam. Deze werd voltooid in 1634. Het werd een daverend succes en vele steden wilden dit voorbeeld volgen (en daarvoor werd diep in de buidel getast). Het was voor zeventiende eeuwse begrippen niet enkel een snelle en comfortabele manier van reizen, maar het was ook het eerste openbaar vervoer dat stipt op tijd vertrok! Daarmee kan men de trekschuit rekenen tot het begin van het openbaar vervoer in Nederland.

Hoewel de eerste trekvaarten niet in Friesland werden aangelegd (maar in Holland en Utrecht), werd er tussen 1640 en 1660 nergens zoveel gegraven als in Friesland. “De eerste [trekvaart in Friesland, DJ] was die van Harlingen-Leeuwarden die op 29 maart 1646 werd ingewijd. Claes Jurjens Fontein, schepen van Harlingen, reisde [toen, DJ] naar Leeuwarden om zijn aanstaande bruid op te halen. Naarmate de schuit het eindpunt naderde, werd het steeds drukker op de oevers. ‘De trekweg van Leeuarden tot Deinum als met menschen besait’, staat gegraveerd in het zilveren kistje dat Fontein voor zijn bruid bij zich had.”vi

Mogelijk stond een nieuwsgierige Andries Sipckes aan de kade om deze vreemde gewaarwording te aanschouwen. Hij zal ongetwijfeld enthousiast zijn geweest over deze nieuwe ontwikkelingen, want de vraag naar schuiten zou bij succes zeker stijgen en toevallig was dit nu net zijn specialiteit! De toekomst lachte hem toe…

Andries Sipckes ging op zoek naar een stukje grond aan de nieuwe trekvaart van Harlingen naar Leeuwarden en liep zijn oog vallen op een stukje land aan de trekvaart bij Dronrijp. In 1658 lieten Andries Sipckes, zijn echtgenote Karstje Gerrits en zoon Sipke Andries zich inschrijven als lidmaten der Nederlands-Hervormde gemeente van Dronrijp. In de zijlijn staat genoteerd: “Halffwegh bij die brugge ende molen”.

Lidmatenboek Dronrijp, 1658

Dronrijp


Atlas Schotanus, fragment Menaldumadeel, 1664

De bovenstaande plattegrond van Dronrijp uit 1664, een fragment uit de Atlas Schotanus, geeft een goed beeld van het Dronrijp waar Andries Sipckes met zijn gezin woonde. Op de kaart staat onder andere de Hornsterbrug afgebeeld en de molen. Vlakbij deze molen aan de trekvaart van Franeker naar Leeuwarden moet de werf hebben gelegen van Andries Sipckes.

In de eerste helft van de negentiende eeuw bracht Van der Aa een bezoek aan Dronrijp. Hij beschreef het dorp als volgt: “[Dronrijp] is in twee buurten verdeeld: de Kerkeburen en Bruggebuurt geheeten, van welke de eerste ten noorden, ter zijde van den rijdweg en de tweede zuidelijker aan de trekvaart van Leeuwarden naar Franeker ligt, hetgeen dit groote d[orp] veel levendigheid bijzet, en het lot eene fraaije en vermakelijke plaats maakt. (…)

Men telt er 1100 inw[oners], die meest hun bestaan vinden in de landbouw en veeteelt; terwijl men er in het N[oord]O[osten] en Z[uiden] goed bouwland, en in W[esten] veel weideland heeft. Ook vindt men in het d[orp] een tigchelwerk en eenen koorenmolen. (…) Voorheen waren hier veel adell[ijke] staten, thans meest in boerenplaatsen veranderd, als: Foppinga, Hommema, Glins of het Blaauwhuis, Fetza, Groot-Dotinga of ‘t Roodhuis, Hobbema, Ozinga, enz. (…)

Behalve al deze bijzonderheden is Dronrijp nog merkwaardig wegens de schoone ligging. Niet slechts, dat de Harlinger vaart en de rijweg, uit Hennaarderadeel naar Menaldum of Beetgum in het midden des dorps elkander snijden, of dat de nieuwe straatweg van Leeuwarden naar Harlingen, ten Noorden het loopt, terwijl allen gezamenlijk tot een ruim vertier bijdragen; maar wij bedoelen de ligging van dit dorp op 6 of 7 terpen, die in eene rigting van het Zuiden naar het Noorden, aan de oppervlakte eenen golvenden vorm geven. In den zomer, wanneer deze heuvelen met een schat van granen prijken, leveren sommige punten inderdaad schilderachtige gezigten op, waartusschen zich een aantal fraaije boerenplaatsen en vooral het aanzienlijke dorp, met zijn nette huizen en hooggelegen kerk zich fraai verheffen. Vandaar dat wij Dronrijp eene der schoonste en welvarendste dorpen van Westergoo noemen.”

De trekvaart die Dronrijp doorsneed heeft een grote, positieve rol van betekenis gespeeld in de economische ontwikkeling van het dorp. Maar ook voor de opening van de trekvaart in 1646 was het al een aanzienlijk dorp met verscheidene adellijke states. In de achttiende en met name negentiende eeuw werden veel van deze states afgebroken; Van der Aa signaleert dit ook in Dronrijp. “Weleer lagen hier verscheiden schoone Adelyke Staten; doch thans is daar van maar alleen in haaren ouden bloei Hobbema, voorzien met eene schoone huizinge, ruimen tuin en appelhof, welke bezeten en bewoond wordt door den Hoog Wel-Geb. Heer Jr. Binnert Philip Aebinga van Humalda, grietman over Hennaarderadeel” aldus de ‘Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden’ in 1787.vii Deze Binnert Philip Aebinga van Humalda (1709-1791) en zijn echtgenote Catharina Johanna van Sminia (1721-1758), wonende op de Hobbema-State te Dronrijp, waren de ouders van twee personen die later een rol blijken te spelen in de levens van deze tak Tiemersma, te weten: Jhr. Mr. Idzerd Aebinga van Humalda (1754-1834) en zijn zuster Clara Tjallinga van Eysinga-Aebinga van Humalda (1756-1830).

De schuitmakerij van Wommels (1662-1740)

De schuitmakerij te Dronrijp werd voortgezet door Sipke Andries, de oudste zoon van Andries Sipkes en Karstje Gerrits. Daardoor moest zijn broer Gerrit Andries, waarmee deze stamlijn voortgezet wordt, op zoek naar een andere locatie.

Gerrit Andries trouwde op 14 april 1661 in de kerk van Dronrijp met Dieuwke Tjerks. “De kerk, welke in het jaar 1544 gebouwd is, was voor de Reformatie aan den H. Salvius toegewijd (…). Het is een groot en schoon gebouw, met een der fraaiste torens van Friesland, met eene nette pastorie en een schoolgebouw daarnevens. (…)” aldus Van der Aa.viii In deze mooie kerk bevindt zich het oudste kerkorgel van Friesland; deze dateert van 1653. Ten overstaan van dit monumentale orgel gaf dit jonge echtpaar elkaar hun ja-woord. Het interier van de kerk van Dronrijp wordt trouwens gesierd door maar liefst vijf herenbanken; hieruit blijkt de aanwezigheid van relatief veel adellijke ingezetenen. Ter vergelijking; de kerk van Wommels telt slechts een herenbank.

Gerrit Andries was op het moment van zijn huwelijk met zijn broer werkzaam op de scheepswerf van hun vader in Dronrijp. In 1648 – twee jaar na de feestelijke openingsvaart van de trekvaart van Harlingen naar Leeuwarden – werd door Bolsward besloten tot de Bestedinghe van het op-graven van den Ringh-Sloot ende het maecken van den Bolswarder Trek-Wech”.ix Daarvoor moest veel werk worden verzet, want de oude Bolswardervaart kende maar liefst 99 bochten. De trekvaart strekte van de stad Bolsward tot aan Pijphorne (tussen Dronrijp en Deinum) alwaar deze trekvaart aansloot op de trekvaart van Harlingen naar Leeuwarden. De kosten voor het graven van de trekvaart werden zoals gebruikelijk terugverdiend door middel van tolheffing. De archivaris Wopke Eekhoff beschreef in 1840 de loop van deze trekvaart richting Bolsward als volgt: “(…) Voorbij de westelijke dorpen Spannum en Kubaard (…) vaart men langs Hennaard door Wommels, welks groote binnenbuurt rondom een plein, tegenover het landhuis van den Grietman van Hennaarderadeel (…) zeer net is gelegen. Terwijl zich nu aan de oostzijde de torens van Oosterend, Hijdaard, Nieuwland en zelfs Sneek enz., en aan de westzijde die van Arum, Witmarsum, Schettens, Hichtum, enz. opdoen, nadert men door Littenszijl of de Kromme tille het dorp Burgwerd, met het buitenverblijf Donia-State, van den Heer D. Roos van Mesdag c.s., en vervolgens de stad Bolsward.”x Deze beschrijving geeft een goed beeld van het wijdse, landelijke karakter van Friesland en Hennaarderadeel in het bijzonder.

De trekvaart bracht een hoop bedrijvigheid en mogelijkheden met zich mee. Zo was de aanleg van de Bolswarder trekvaart een aanwinst voor het aangrezende dorp Wommels. Gerrit Andries liet zijn oog vallen op een perceel vlakbij het haventje van Wommels. Dit perceel landbouwgrond – even ten zuiden van de zogenaamde Zuiderhaven van Wommels – behoorde op dat moment toe aan de armvoogdij van Wommels. In 1662 kreeg Gerrit Andries tegen betaling van 100 gulden toestemming daar “op te bouwen en zijn werkhuis te mogen zetten”.xi De grondpacht aan de armvoogdij bedroeg 1 goudgulden. Hij stichtte hier zijn “huys, schuytmaker hellinge, schuir, bomen, plantagie en toebehoren”. Gerrit Andries was daarmee de eerste meester schuitmaker van Wommels en werd in documenten ook als “hellingbaas” aangeduid. Op onderstaande tekening van de heer Miedemaxii is dit huis met werf gelokaliseerd (nr. 4). 21 oktober 1662 lieten Gerrit Andries en zijn echtgenote Dieuwke Tjerks zich inschrijven als lidmaten der Hervormde Gemeente van Wommels-Hidaard.

Uit het huwelijk van Gerrit Andries en Dieuwke Tjerks werden vijf kinderen geboren, waarvan alleen de oudste op 23 februari 1662 nog in de Salviuskerk van Dronrijp werd gedoopt. De andere vier kinderen werden gedoopt in de Jacobikerk van Wommels. De kinderen bleken gezond, want van vier van de vijf kinderen heb ik een huwelijk gevonden. De kinderen moesten al vroeg hun vader missen, hij overleed namelijk tussen 1669 en 1671. Na een huwelijk van amper 10 jaren kwam Dieuwke Tjerks er alleen voor te staan. In 1671 verkocht de weduwe Dieuwke Tjerks haar huis annex schuitmakerij aan haar broer Symen Tjerks3 voor 605 goudguldens. Toen Symen Tjerks in 1674 het huis aan de trekvaart weer verkocht, was er opvallend genoeg geen sprake meer van een werf; het goed werd toen omschreven als “huys, hoff, boomen, plantagie ende steede”. Na deze verkoop was er wel weer sprake van een schuitmakerij op die locatie. Symen Tjerks was voornamelijk meester-timmerman, daarnaast komt hij voor als diaken, ouderling en armvoogd. In 1739 verkocht de armvoogdij het perceel aan de trekvaart aan Dr. Albertus Lycklama a Nijeholt die daarop een woonhuis liet bouwen. Hiermee kwam definitief een einde aan de enige schuitmakerij die Wommels gekend heeft.

Hoofdstuk 2: Wommels, hoofdplaats van de grietenij Hennaarderadeel

fragment Situatiekaart van de Slachtedijk met wapen van Hennaarderadeel, ca. 1710

De grietmannen van Hennaarderadeel

Evenals bij de familie Tiemersma, lagen de roots van de achttiende en negentiende eeuwse grietmannen van Hennaarderadeel in Dronrijp. De familie Aebinga van Humalda waren eigenaren van de Hobbema-State aldaar. Zij hielden de dochters van de grietmannen van Hennaarderadeel goed in de gaten. Vermoedelijk niet zozeer vanwege hun schoonheid, maar des te meer vanwege hun voorname afkomst. Het grietmanschap was een zeer geliefde functie voor veel Friese edelen; de grietman zwaaiden de scepter over hun grietenij op zowel bestuurlijk als rechterlijk gebied. Daarmee behoorden de grietmannen tot de machtigste regenten van Friesland. De grietmannen werden voor hun leven gekozen door de eigenaren van stemgerechtigde boerderijen. Om voor deze post in aanmerking te komen was het landerijenbezit in de desbetreffende grietenij daardoor van wezenlijk belang. Het is niet te verwonderen dat door vererving van deze landerijen, ook het grietmanschap vaak overerfelijk bleek te zijn. De grote omwenteling van 1795 – Liberté, égalité, fraternité – maakte een einde aan het grietmanschap… althans tijdelijk. In 1816 werd in Friesland het grietmanschap in ere hersteld. Met de Gemeentewet van 1851 kwam definitief een einde aan dit typisch Friese ambt; voortaan gingen zij als burgemeesters door het leven. Deze achtergrondinformatie daargelaten, keren wij terug naar de Hobbema-State in Dronrijp.

In 1699 was het groot feest op de Hobbema-State; de 21-jarige Frans Binnert Aebinga van Humalda (1678-1755) trouwde met de 19-jarige Clara Feyona van Grovestins (1680-1723) uit Wommels. Zij was de dochter van de toenmalige grietman van Hennaarderadeel, Idzerd van Grovestins (1655-1729). Deze Idzerd van Grovestins werd al in 1671 ‘gekozen’ tot grietman van Hennaarderadeel; hij was toen 16 jaar oud. Zijn vader had hem in diens plaats laten aanstellen tot grietman en trad vervolgens – tot diens meerderjarigheid – op als diens plaatsvervanger. Dat was een van de ‘voordelen’ van het oude systeem. In 1706 koos deze Idzerd van Grovestins eieren voor zijn geld; hij verkocht het grietmanschap van Hennaarderadeel voor 38.000 gulden aan de schatrijke Mr. Hobbe Baerdt van Sminia (1655-1721).xiii Deze Mr. Hobbe Baerdt van Sminia, raadsheer te Leeuwarden, kocht dit ambt niet voor hemzelf maar voor diens – op dat moment minderjarige – zoon Idzerd van Sminia (1689-1754). Zodoende kwam het grietmanschap van Hennaarderadeel toe aan het geslacht Van Sminia. Na het overlijden van Idzerd van Sminia in 1754 werd diens zoon Tjalling Edo van Sminia (1716-1767) aangesteld tot diens opvolger. Met hem stierf deze tak van het geslacht Van Sminia in 1767 uit.

Uit het huwelijk van het eerder genoemde echtpaar Frans Binnert Aebinga van Humalda (1678-1755) en Clara Feyona van Grovestins (1680-1723) werd in 1709 een zoon geboren: Binnert Philip Aebinga van Humalda (1709-1791). Lange tijd zal de familie hebben gedacht dat hij nooit meer aan de vrouw zou komen, want hij was twee keer zo oud als zijn ouders toen hij trouwde. Maar het wachten werd beloond, want ook deze Aebinga van Humalda wist een dochter van de grietman van Hennaarderadeel voor zich te winnen! Hij trouwde in 1753, 44 jaar oud zijnde, met de 12 jaar jongere Catharina Johanna van Sminia (1721-1758). Na het overlijden van haar ongehuwde broer Tjalling Edo van Sminia (1716-1767) werd diens zwager Binnert Philip Aebinga van Humalda (1709-1791) aangesteld tot grietman van Hennaarderadeel. Na 200 jaar was het begerenswaardige ambt van grietman weer binnengesleept door een Aebinga van Humalda! Hij nam zijn intrek in de Sminia-State te Wommels.

De oude en nieuwe Sminia-State te Wommels

Ondanks dat de familie Van Sminia slechts een krappe 60 jaar in Wommels heeft gewoond, is deze familienaam niet meer uit het ‘straatbeeld’ weg te denken. De lange Van Sminialeane is een van de langste straten van het dorp en loopt uit op de Van Eysingaleane. Deze twee straten, beiden vernoemd naar grietmannen van Hennaarderadeel, verbinden de dorpen Wommels en Oosterend met elkaar. Wanneer men via de Van Sminialeane en de Van Eysingaleane Oosterend binnenrijdt, dan komt men recht uit op het logement alwaar mijn overgrootmoeder Trijntje Tiemersma-Heeringa (1877-1958) is geboren. Ook in het koor van de kerk van Wommels herinneren vijf grote rouwborden aan de familie Van Sminia.4 xiv

De naam Van Sminia was lange tijd verbonden aan het meest aanzienlike huis van het dorp Wommels. In 1706 liet de jonge, nieuwe grietman Idzerd van Sminia (1689-1754) aan de ‘Terp’ (ofwel het plein) van Wommels een nieuwe woning bouwen. Deze grietmanswoning was genaamd de Sminia-State. Dat het huis een bescheiden omvang had, had wellicht te maken met de flinke aankoopsom van het grietmanschap die de familie Van Sminia in 1706 betaald had. In 1764 liet de toenmalige grietman Tjalling Edo van Sminia (1716-1767) het huis afbreken en weer in vergelijkbare vorm en grootte opbouwen. Ondanks de bescheiden grootte van de Sminia-State, was het in de negentiende eeuw het meest aanzienlijke huis dat Wommels kende. Van der Aa schreef in diens Aardrijkskundig Woordenboek rond 1850: “Vroeger stonden hier de staten Baarda, Hottinga, Jongama, Reen, Stapert en Walp, thans allen in boerderijen herschapen. Tegenwoordig heeft men er nog een fraaije buitenplaats [Sminia-State], welke door den Grietman bewoond wordt.”

Tot begin negentiende eeuw lag ten noorden van de Sminia-State het grietenijhuis van Hennaarderadeel. In 1840 werd een nieuw grietenijhuis gebouwd ten zuiden van de kerk en de school. Sinds 1851 is dat het gemeentehuis van Hennaarderadeel en sinds 1984 – flink verbouwd zijnde – het gemeentehuis van de gemeente Littenseradeel (een fusie van de gemeenten Baarderadeel en Hennaarderadeel).


De Sminia-State was ondanks het bescheiden formaat zeker wel een aangenaam lustoord voor de grietmannen. Achter het huis lag namelijk een prachtig groot park met bos. Het park was omringd door grachten. De landerijen van de Sminia-State grensden ten zuiden aan het kerkhof. De lage ingang in het koor van de kerk van Wommels zou mogelijk gediend hebben voor de bewoners van de Sminia-State.xv

De laatste telg van het geslacht Aebinga van Humalda die de Sminia-State bewoonde was Jhr. Mr. Idzerd Aebinga van Humalda (1754-1834). Hij was in 1791 zijn vader opgevolgd als grietman van Hennaarderadeel. Na de omwenteling van 1795 vluchtte de grietman uit Friesland. In 1813 werd hij aangesteld tot gouverneur van Frieslandi. Zijn neef Jhr. Idzerd Frans van Eysinga (1794-1870), zoon van Clara Tjallinga van Eysinga-Aebinga van Humalda, volgde hem op als grietman van Hennaarderadeel. Hij werd op diens verzoek in 1846 uit dat ambt ontheven. Zijn zoon Jhr. Mr. Cornelis van Eysinga (1821-1862) volgde hem op. In 1849 werd ook Jhr. Cornelis van Eysinga eervol ontslagen als grietman van Hennaarderadeel, waarna hij zich in Leeuwarden vestigde. De grietmannenfamilie raakte in Wommels uit beeld. In 1872 werd de Sminia-State afgebroken.

Nog eenmaal keerde een familielid van de grietmannenfamilie terug in Wommels. In 1898 werd Wiardus Willem Hopperus Buma (1865-1934) benoemd tot burgemeester van Hennaarderadeel. Hij was een neef van de voormalige grietman Jhr. Cornelis van Eysinga. Hij liet te Wommels een indrukwekkend landhuis bouwen, de nieuwe Sminia-State. Hij kon echter in Wommels zijn draai niet vinden. Hij had weinig op met de politieke en kerkelijke beslommeringen. In 1905 zou hij zijn vertrokken met de woorden ‘Wommels kan barsten!’. Hij liet zijn pas gebouwde villa, in Engelse stijl, afbreken en met 30 scheepsvrachten over de Zuiderzee naar zijn nieuwe woonplaats Haarlem brengen. Het huis werd in Haarlem omgedoopt tot ‘Oldehove’.5


De Sminia-State van burgemeester Hopperus Buma (bron: www.wommels.nl, 2017)

Wommels

[In Friesland gaat] men (…) al een dorpssfeer bespeuren als er een klein groepje [huizen] bij elkaar staat, nog iets sterker als het gemeenschappelijke wegje gebogen en beplant is en het is onmiskenbaar een dorp als daar ook het kerkje staat, of al was het maar een klokkestoel, met zijn eigen hof, vaak op een kleine terp, en dat alles, als het goed is, temidden van de beschuttende bomen, waartussen in sommige dorpen bijzondere karakteristieke open plekken gespaard zijn, soms treffend van ruimtewerking.

Allereerst attenderen wij op de beleving van het binnenkomen via de weg. Die voert van buiten vaak na een entree-effekt naar een markant of fors element: de kerktoren, een boerderijdak. Is men de eerste bebouwing gepasseerd, dan buigt de weg af; er ontwikkelt zich dan een ander beeld, men beleeft achtereenvolgens allerlei zaken duidelijk stuk voor stuk. Daarbij heeft men, doordat achterwaarts de opening blijkt afgesloten te zijn, de ervaring echt ‘binnen te zijn’, beschut voor de ergste blootstelling aan de elementen. (…) Gaat men het dorp uit dan beleeft men het omgekeerde, tot op het laatste moment weet men zich ‘binnen’ en dan vrij plotseling ziet men zich weer, na de laatste bocht, geconfronteerd met de grote ruimte van het Friese land, ongestoord, vrijwel boomloos uitgestrekt onder de wijde wolkenluchten.(…)”xvi aldus Cuperus in diens boek ‘Friese dorpen; enkele karakterschetsen’. Hij was duidelijk meer gecharmeerd van het Friese platteland dan de voornoemde burgemeester Hopperus Buma.

Tot ver in de negentiende eeuw bleef de dorpskern van Wommels beperkt tot een kring van huizen rondom de groene terp en de even zuidelijker gelegen kaatsbaan. Achter de ovale cirkel van huizen begon de eindeloze uitgestrektheid van weilanden waarin de herkenning van kerktorens de ligging van omliggende dorpen, zoals Oosterend, kon verraden.“De huisjes in de Friese dorpen zijn doorgaans van bescheiden karakter met hun lage dakaanzetten, vaak aan alle vier zijden van het huis. De ramen daarentegen zijn vrij groot. Met hun verticaliteit en verzorgde detaillering hebben ze iets voornaams over zich, zulks in overeenstemming met de stijluitdrukking van de 18e en 19e eeuw.” vervolgde Cuperus. Ook in Wommels zullen de huizen overwegend bescheiden van omvang zijn geweest. Helaas hebben slechts zeer weinig huizen in Wommels de tand des tijds overleefd, waardoor van een karakteristiek dorpsgezicht in Wommels helaas geen sprake meer is. Door de afbraak van de oude en nieuwe Sminia-State verloor het dorp haar meest voorname behuizingen. Alleen het rond 1840 ten zuiden van de kerk gebouwde grietenijhuis, tegenwoordig het gemeentehuis van Littenseradiel6, verwijst nog tot op heden naar de van oudsher bevoorrechte positie van het dorp. Sinds de negentiende eeuw is het dorp flink uitgegroeid; zo telde Wommels rond 1790 ongeveer 400 inwoners, rond 1900 ruim 1100 inwoners en is het inwoneraantal tegenwoordig de 2000 gepasseerd. In het dorp vestigde zich verschillende koop- en ambachtslieden, waartoe ook de Tiemersma’s gerekend moeten worden.

De Tiemersma-huizen aan de terp

J. Gardenier-Visscher, ca. 1791. Uitzicht op de noordzijde van de terp. Aan de rechterkant zijn zichtbaar het Sminia-huis en het oude Grietenijhuis. De Tiemersma-huizen (nrs. 42 en 43)  liggen aan de linkerkant van deze tekening.

De Tiemersma-tak waartoe mijn grootmoeder behoorde bezat een kleine 200 jaar twee achter elkaar liggende huizen ten noordwesten van de terp. Zij grensden ten zuiden aan de Nauwe of Kromme Steeg.xvii Die twee huizen waren bekend als huisnummers 42 en 43.7 Tegenwoordig staan op die locatie de twee huizen Terp 22 en 26. Die percelen kwamen in 1685 in familiebezit; toen kocht de eerder aangehaalde mr. timmerman Symen Tjerks de “huijsinge met de kleijne schuire sampt hovinge met de stakketinge ende stede cum annexis”xviii. Na diens overlijden kwamen de huizen, ‘met bleek’, in handen van diens neef, mr. timmerman Andries Gerrits. De laatste bewoner van dit geslacht was de weduwe van Tjibbe Tiemersma (1833-1904).

Andries Gerrits of diens zoon Tjerk Andries, beiden timmerlieden, bouwden waarschijnlijk halverwege de achttiende eeuw een ander huis ten zuiden van de nrs. 42 en 43. Dat huis, nr. 41, werd tenminste in 1765 bewoond door Tjerk Andries. Dat huis werd in 1793 door diens weduwe verkocht aan de mr. kleermaker Harmen Sjoerds Beista (1767-1845), een zwager van Taekele Gerrits Tiemersma. Aan de noordwest-kant van de terp liggen dus de roots van mijn grootmoeder.

De familie bezat in de hoogtijdagen meerdere huizen te Wommels. Daardoor kwam het voor dat de huizen nrs. 42 en 43 tijdelijk werden verhuurd. In dit schrijven zullen nog enkele andere woonhuizen aan bod komen; desalniettemin worden niet alle adressen van Tiemersma’s besproken.

Ik dank de heer Jelle Miedema voor diens uitvoerige onderzoek naar pre-kadastraal Wommels. Bovenstaand fragment is afkomstig uit zijn werk. 

Uitzicht op de westkant van de terp. Aan het einde van de straat links, liggen achter elkaar de huizen nrs. 42 en 43. (bron: Wommels by Alds)

De Jacobikerk van Wommels

J. Gardenier-Visser, ca. 1791. Op de voorgrond de Kaatsbaan. Achter de muur ligt de terp met aan de oostzijde zichtbaar de Sminia-State. Aan de rechterkant, nog voor de kerk doch uit beeld, stond de oude school met onderwijzerswoning.

Hoewel de fundatie van de kerk, die aan de heilige Jacobus de Meerdere is gewijd, dateert uit de dertiende eeuw, is de kerk rond 1508 na een brand opnieuw opgetrokken. Het ruime kerkgebouw had aanvankelijk een stompe toren.xix In de tweede helft van de negentiende eeuw kreeg de kerk haar tegenwoordige spitse toren. Op zondagen kon men het grootste deel van de bevolking van Wommels in de Jacobikerk treffen; de doopsgezinden en katholieken behoorden namelijk tot een zeer kleine minderheid.xx Zoals gebruikelijk op het dunbezaaide Friese platteland, moest – en moet – Wommels haar predikant delen; hij bedient namelijk ook de kerk van Hidaard.

Hoofdstuk 3: twee generaties meester-timmerlieden

Andries Gerrits (1667-1734/1745) en Sipkjen Goslings (1682-1754)

Op 10 november 1667 had zich een klein8 groepje familieleden in de kerk van Wommels verzameld. Toen werd namelijk door dominee Focco Gerardi een zoon gedoopt van de schuitemaker Gerrits Andries en diens vrouw Dieuwke Tjerks. Hij werd vernoemd naar zijn grootvader, Andries. Toen Andries Gerrits vier jaar oud was, bleek zijn vader reeds te zijn overleden. Zijn moeder verkocht toen de schuitmakerij die door hem in 1662 was gesticht. Vermoedelijk trad zijn oom Symen Tjerks op als voogd. Andries Gerrits trad in de voetsporen van Symen Tjerks als meester-timmerman, diaken en ouderling. Op 7 januari 1703 trad hij in het huwelijk met de 15-jaar jongere Sipkjen Goslings. Zij werd op 3 september 1682 gedoopt in de kerk van Heeg als dochter van Goslick Pieters en Anck Haytses. Haar vader begon voor 1695 een bakkerij te Wommels.

Hoewel het vroegtijd overlijden van een vader – en daarmee het hoofdinkomen – vaak garant stond aan verval tot armoede, zal dit hebben meegevallen voor de weduwe Dieuwke Tjerks. Haar zoon Andries Gerrits wist immers een eigen timmermanszaak op te zetten. Dat zijn zaken goed gingen blijkt o.a. uit een bewaard gebleven overlijdenslepel van zijn echtgenote Sipkjen Goslings; er was blijkbaar ruimte voor enige luxe. Een afbeelding van deze lepel is mij niet bekend; het opschrift luidde in ieder geval “1754 den 16 iuijni is in den heere gerust Sipkien Goslings”.xxi

Andries Gerrits woonde tussen tenminste 1706 en 1713 aan de westzijde van de kaatsbaan te Wommels.xxii xxiii De kaatsbaan lag ten zuiden van de terp en de kerk. In 1721 verkochten de erfgenamen van Symen Tjerks, waaronder diens neef Andries Gerrits, een ‘sekere huisinge en hovinge cum annexis in de buiren te Wommels aan de trekvaart’.xxiv Datzelfde jaar kocht Andries Gerrits met zijn echtgenote een ‘sekere huisinge en erve cum annexis aan de trekvaart te Wommels’ van secretaris Fedderus van der Sluys ad 222 goudguldens.xxv In 1725 en 1733 bleken zij eigenaren te zijn van de bovengenoemde Tiemersma-huizen ten zuiden van de Kromme of Nauwe Steeg.

Het overlijden van Gerrit Andries is mij niet bekend; hij overleed tussen 1734 en 1744. Uit de Quotisatie van 1749xxvi blijkt de weduwe Sipkjen Goslings nog over eigen vermogen te beschikken; zij werd aangeslagen voor een vermogen van 500 pond. Haar huishouden bestond op dat moment uit 3 personen, waarschijnlijk Sipkjen Goslings en haar op dat moment nog ongehuwde tweelingdochters Ansckie en Kerstie.9 Een maand voor het overlijden van Sipkjen Goslings, op 17 mei 1754, werd op haar verzoek zoon Gerrit Andries als curator aangesteld over zijn zuster Ansckie Andries doordat zij “innocent en buiten staat [was] haar zelf en haar goederen te bestuderen”.xxvii

Uit het huwelijk van Andries Gerrits en Sipkjen Goslings werden zeven kinderen geboren, waarvan zoon Gerrit Andries de stam voortzet. Hoewel van zes kinderen de doop werd teruggevonden in het doopboek van Wommels, ontbreekt mysterieus genoeg de doop van Gerrit Andries. Doordat hij vernoemd is naar zijn grootvader van vaderskant is het goed mogelijk dat hij de oudste zoon is geweest. Daardoor vermoed ik dat hij kort na het huwelijk, circa 1704, is geboren. Gerrit Andries had het genoegen de kneepjes van het vak timmerman te leren van zijn vader. Ook zijn jongere broer Tjerk Andries werd opgeleid tot timmerman.

Op 30 augustus 1733 trouwde Gerrit Andries, met wie deze stam wordt voortgezet, te Wommels met de 20-jarige Gerbrich Taekeles Tiemersma. Zij was een boerendochter uit Wommels en bracht haar familienaam aan het nageslacht.

Hoofdstuk 4: het oude geslacht Tiemersma

Het grondbezit der Tiemersma’s in Wommels

Atlas Schotanus, fragment Hennaarderadeel, 1718

Het oude geslacht Tiemersma heeft een geheel andere achtergrond dan het voorgeslacht van mr. timmerman Gerrit Andries. Voor de jeugd van Gerbrich Taekeles Tiemersma verlaten wij de dorpskern van Wommels en lopen een half uur naar het zuidwesten. Hoewel het dorp Wommels in de achttiende eeuw slechts bestond uit een groepje huizen aan de trekvaart, terp en kaatsbaan, maakte de Kerkbuurt van Wommels een veel groter oppervlak uit. Wommels was op Oosterend na, het grootste dorp van Hennaarderadeel.

In 1788 schreef men in de ‘Hedendaagsche Historie of Tegenwooridge Staat van alle volkeren’ “Wommels, een groot en wel gelegen dorp, door ‘t welk de Trekvaart tuschen Leeuwarden en Bolswerd loopt: hetzelve heeft eene groote Kerkbuurt, en een’ omtrek van 41 stemmende plaatsen, verdeeld onder verscheiden verstrooide buurtjes, als Westerlittens, in ‘t West, wel 400 roeden van de Kerkbuurt aan den Slagtedyk; verder Zuidwaarts, aan den zelfden Dyk, het buurtje Fyns, met tuschen beiden de Littenzerzyl, over meergemelde Trekvaart. Een weinigje ten Oosten van Fyns heeft men Sippens en aldaar de Eigenerfde plaatsen Baarda en Reen; liggende Zuidwaarts van daar Tellens, en in ‘t Noordoosten Geins, alwaar Jongema State gevonden wordt, doch in de gedaante eener boereplaats. Op dezelfde streek, doch nader aan de Kerkbuurt, heeft men Swyns, en verder in ‘t Noordoosten Britsaard, alle buurtjes onder gemelde dorp behoorende, behalven nog de State Hottinga, in ‘t Noordwest, Stapert in ‘t Zuidwest, en Walp in ‘t Noord, niet verre van Warntille, alwaar een tolhek is, en waarover de rydweg tuschen Franeker en Sneek loopt, bekend by den naam van Langedyk. Heeft de verandering der tyden de voorheen gemelde Staten reeds sedert lang van haar vorig aanzien beroofd, die in enkele boereplaatsen herscheppende; in de buurt, ten Oosten der Kerk, ligt nog eene heerlyke huizing en hoving, weleer bewoond, by wylen den W. Ed. Geb. Heere Idsard van Sminia, grietman van deeze deele, en nog heden by Z.Ed. Dogter.”xxviii

Een van de 41 stemgerechtigde zathes van Wommels was de bovengenoemde zathe Sippens. Op Sippens werd Gerbrich Taekeles Tiemersma in 1713 geboren. Deze voormalige state was enkele eeuwen in familiebezit; in 1511 bewoonde ene Doecke Sippens de state. Onder zijn nageslacht bevindt zich – naast Gerbrich Taekeles Tiemersma – de inmiddels bekende grietmannenfamilie Van Eysinga en een wereldberoemd actrice en stijlicoon…

Acke Tiemersma-Reen (1642-1704/1718), de grootmoeder van Gerbrich Taekeles Tiemersma, was een gegoede boerendochter. Zij was gegoed in de zathes Sippens en Westerlittens. In 1698 was zij eigenaar van 61 pondematen10 in de zathe Sippens (totaal 86 pondematen groot) en van 30 pondematen in de zathe Westerlittens (van de overige 30 pondematen was haar zuster eigenaar). Haar echtgenoot Tiebbe Taekeles Tiemersma (ca. 1635-1670/1678) was eigenaar van 35 pondematen (totaal 150 pondematen) in de zathe Timertsma te Grouw. Daarnaast was hij gegoed in Oosterend.

Na het overlijden van het echtpaar Tiebbe Taekeles Tiemersma en Acke Ofkes Rheen werd hun landerijenbezit verdeeld over hun vier kinderen. Daardoor ging de versnippering van het oude stamgoed voort. Doordat Acke Tiemersma-Rheen haar zoon Boyen Tiebbes Tiemersma overleefde, ging diens erfdeel over op diens vier onmondige kinderen (zij waren voor 1/16e deel erfgenaam van de goederen). De curatoren van Boyen’s vier minderjarige kinderen gingen als eerste over tot verkoop van het versnipperde goed.

Rond 1727 overleed Taekele Tiebbes Tiemersma, de vader van Gerbrich Taekeles Tiemersma. Zij was toen ongeveer 14 jaar oud. Haar vader tot zijn overlijden gegoed in de zathes Sippens en Westerletens te Wommels en in de zathe Timertsma te Grouw. De erven Taekele Tiebbes Tiemersma en Jouw Tiebbes Tiemersma waren in 1728 voor 5/8e eigenaren van de zathe Sippens. De erven Taekele Tiebbes Tiemersma, waaronder de minderjarige Gerbrich, waren in 1728 voor 1/6e eigenaar van de zathe Westerletens. Daarnaast waren de erven Taekele Tiebbes Tiemersma in 1728 eigenaren van 35 pondematen in de zathe Timertsma te Grouw (totaal 150 pondematen). De erven Taekele Tiebbes Tiemersma bestonden in 1728 uit voormoeder Gerbrich, haar zuster Acke en broers Tjebbe en Johannes Taekeles Tiemersma. Een verdere versnippering was het resultaat.

Taekele Tiebbes Tiemersma was tot zijn overlijden boer op de zathe Sippens te Wommels. Na diens overlijden in 1726 of 1727 bleef zijn 47-jarige weduwe Tettie Ruurds daar achter met vier jonge kinderen. Zij hertrouwde op 6 april 1727 met Jentie Martens Blinxma. Dit betekende een familieconflict, aangezien zij met haar nieuwe echtgenoot op de zathe Sippens wenste te blijven wonen. Dit was tegen de wens van haar zwager Jouw Taekeles Tiemersma. Op de Regtsdag d.d. 22 december 1728 werd besloten dat Tettie Ruurds in mei 1729 de zathe Sippens moest verlaten. De schoonzoon van Jouw Taekeles Tiemersma, Jacob Thomas, werd vervolgens pachter van Sippens. Hij noemde zich vervolgens Jacob Thomas Sippens en was als mederechter van Hennaarderadeel een invloedrijk man. In 1781 vertegenwoordigde hij samen met Binnert Philip Aebinga van Humalda (1709-1791) en diens zoon Frans Binnert Aebinga van Humalda (1757-1781) Hennaarderadeel op de landsdag.xxix

Tettie Ruurds en haar tweede echtgenoot Jentie Martens Blinxma werden vervolgens pachter van een zathe te Hennaard (1729).xxx Tettie Ruurds overleed voor 1735. Toen was Gerbrich Taekeles Tiemersma inmiddels getrouwd met mr. timmerman Gerrit Andries.

De verkoop van het laatste stamgoed

Gerbrich Taekeles Tiemersma woonde aan de terp van Wommels. Een boerenbestaan lag voor haar kinderen niet voor de hand; die werden evenals hun vader timmerman. Haar landerijenbezit diende daardoor vooral als een investering. In 1733 kocht Gerbrich met haar zuster Akke Taekeles Tiemersma van hun neef Taekele Boyens diens 1/16e aandeel in de zathe Sippens (ad 522 carolus guldens).xxxi Ook in 1742 kochten de beide zusters van hun broer Johannes Taekeles Tiemersma diens 5/64e aandeel in Sippens (ad 950 carolus guldens).xxxii Wellicht wilden zij een poging doen een meerderheidsbelang te verkrijgen om Jacob Thomas Sippens uit de zathe te krijgen; zij moesten immers als kinderen – in 1729 – de zathe Sippens verlaten om plaats te maken voor Jacob Thomas Sippens. In 1766 ging Gerbrich Taekeles Tiemersma uiteindelijk toch overstag; zij verkocht haar 15 pondematen en 11 ¼ einsen in de zathe Sippens aan Jacob Thomas Sippens. De koopsom was niet mis, namelijk 2.400 carolus guldens.xxxiii 11

Dit waren de laatste aandelen die Gerbrich Taekeles Tiemersma zou verzilveren. Zij verkocht eerder in 1740 een deel van haar aandelen in de zathe Westerletensxxxiv en vermoedelijk voor 1746 haar aandeel in de zathe Timertsma te Grouw.12 Zij zou nog 5 ½ pondematen 1 ½ eins grond in een zathe te Wommels doorgeven aan haar kinderen; dat werd door haar erven in 1792 verkocht.xxxv


 (De moeder van Audrey Hepburn was een Van Heemstra en de grootmoeder van Jhr. Frans J.J. van Eysinga was ook een Van Heemstra. Voor de familiebanden Van Eysinga en Aebinga van Humalda verwijs ik naar het genealogisch fragment Van Sminia-Van Eysinga-Aebinga van Humalda-Hopperus Buma)

De Timertsma-zathe te Grouw (stemkohier nummer 42)

B. Schotanus a Sterringa, fragment kaart Idaarderadeel, 1694

Atlas Schotanus, fragment Idaarderadeel (Grouw), 1718

Timertsma, voorm. State, prov. Friesland, griet. Idaarderadeel, arr. en 2 u. Z. ten O. van Leeuwarden, kant. en 1¼ u. O.N.O. van Rauwerd,, ½ u. O. van Idaard, waartoe zij behoorde. Ter plaatse, waar zij gestaan heeft, ziet men thans eene boerenwoning. De daartoe behoord hebbende gronden, beslaande eene oppervlakte van 24 bund. 92 v.r., worden in eigendom bezeten door den Heer P. van Asperen c.s., woonachtig te Warga.” aldus Van der Aa in diens Aardrijkskundig Woordenboek. Dit is de Timertsma zathe waarnaar het hiertevoren besproken geslacht Tiemersma zich heeft genoemd. In 1746 verkochten Tiebbe Taekeles Tiemersma, een broer van Gerbrich, en Jacob Thomas Sippens hun aandelen (resp. 26 ¼ en 22 ½ pondematen) in de zathe Timertsma te Grouw. De heer Jacobus Bourboom werd voor 4.386 carolus guldens de nieuwe eigenaar van de grond. Opvallend is dat in 1728 de zathe in het totaal 150 pondematen telde en in 1746 slechts in het totaal 70 pondematen. Het ziet ernaar uit dat in de tussentijd de grote zathe is opgedeeld.

Rond 1850 was – volgens Van der Aa – de koopman Petrus van Asperen (1810-1870)13 eigenaar van de Timertsma-zathe te Grouw. Toevallig was hij een oudoom van mijn overgrootmoeder Trijntje Tiemersma-Heeringa. Daardoor is er een link met het oude stamgoed via mijn overgrootvader Pieter Tiemersma en met de nieuwe boerderij via mijn overgrootmoeder Trijntje Tiemersma-Heeringa. Vermoedelijk is de boerderij waarvan Van Asperen de eigenaar was identiek aan de boerderij waarin tegenwoordig het Mineralogisch Museum is gevestigd.

Van der Aa noemt Timertsma een voormalige state. Dat zou duiden op een adelijk stamgoed. Gezien de grote oorspronkelijke omvang van de zathe, namelijk 150 pondematen (circa 55 hectares), is dat niet verwonderlijk. Van de 69 stemgerechtigde zathes te Grouw, waren slechts twee zathes groter dan de Timertsma-zathe (resp. 170 en 180 pondematen). Na een rekensommetje te hebben gemaakt – uitgaande van het stemkohier van 1698 – bleek de gemiddelde stemgerechtigde zathe van Grouw een oppervlakte te beslaan van 71 pondematen (26 hectares).

De ligging van de oude zathe Timertsma is bekend dankzij de Atlas Schotanus uit 1718. De zathe lag tussen het Timersmeer en het Auke-Hinnes-meer. Deze meren waren aan elkaar verbonden door een klein slootje; aan deze sloot lag de oude Timertsma-zathe. Het Timersmeer was via de Bouwesloot verbonden aan de Galle; via deze ‘waterweggetjes’ kon men het dorp Grouw bereiken. In de loop der tijd is de omgeving flink veranderd; het Auke-Hinnes-meer is inmiddels ingepolderd, maar het Timersmeer bestaat nog wel. Het Timersmeer is echter geheel afgesloten, doordat het meer niet meer aansluit op de zogenaamde Bouwesloot. Ook de oude Timertsma-zathe is al lange tijd afgebroken. Op ongeveer dezelfde plek staat tegenwoordig een boerderij die tegenwoordig het Minerealogisch Museum huisvest. Dit is vermoedelijk de Timertsma-zathe waarvan de voornoemde oud-oudoom Petrus van Asperen (1810-1870) rond 1850 eigenaar was. Ook de mini camping De Alde Stjelp – ten westen van het Timersmeer – ligt op grond dat in zeventiende eeuw toebehoorde aan de Timertsma-zathe. In de loop der tijd is duidelijk het het landerijenbezit versnipperd.

Over de oude state is mij helaas nog niet veel bekend. De eerste vermelding van Timertsma te Grouw dateren van 1539/1571. In de eerste helft van de zeventiende eeuw zal de Timertsma-zathe, in het geheel, eigendom zijn geweest van voorvader Tiebbe. In 1640 waren eigenaren van de Timertsma-zathe Obbe Tjebbes en zijn broers en zusters. Hij was samen met Gerben Pyters gebruiker van het aloude stamgoed. Een van zijn zusters was Taetske Tiebbes, de echtgenote van Taeckle Boyens uit Burgwerd. Zij waren (schoon)ouders van het voornoemde echtpaar Tiebbe Taekeles Tiemersma en Acke Ofkes Rheen.

Het oude geslacht Tiemersma

hoofdstuk 5: een generatie zonder kapitaal

Gerrit Andries, welgesteld timmerman in het dorp Wommels, Hennaarderadeel

2 volwassenen en 3 kinderen, aanslag: L 37:8:-”xxxvi aldus de Quotisatiekohieren van 1749.

Op dat moment was Gerbrich Taekeles Tiemersma in verwachting van voorvader Taekele Gerrits Tiemersma (1749-1807). Tussen 1754 en 1765 overleed Gerrit Andries; zijn weduwe Gerbrich Taekeles Tiemersma bleef achter met vier (jonge) kinderen. Door de inmiddels beschreven verkoop van haar aandelen in de verschillende zathes zal zij geen directe financiële nood hebben gekend, maar het familiekapitaal slonk daardoor wel aanzienlijk. Ondanks het vroege overlijden van haar echtgenoot Gerrit Andries, bleek het timmervak een aantrekkingskracht uit te oefenen op haar kinderen. De twee dochters Sipkje Tiemersma (1746-1811) en Tetje Tiemersma (1743-1813) trouwden met twee mr. timmerlieden te Wommels (resp. Ate Gatses en Ynte Broers Kingma) en zoon Andries Tiemersma (1740-1816) werd ook mr. timmerman te Wommels. Laastgenoemde Andries Tiemersma had het geluk het ambacht van zijn vader te kunnen leren. Dat gold helaas niet voor zijn jongere broer Taekele….


Taekele Gerrits Tiemersma (1749-1807) en Richtje Sjoerds Beista (1763-1836)


Taekele Gerris Tiemersma werd op 24 november 1749 te Wommels geboren als jongste zoon van mr. timmerman Gerrit Andries en Gerbrich Taekeles Tiemersma. Hij verloor zijn vader op jonge leeftijd. Dit zal de reden zijn dat hij niet in de voetsporen van zijn vader en oudere broer is getreden. Op 4 februari 1781 trouwde hij te Wommels met de 13-jaar jongere Richtje Sjoerds Beista uit Kubaard. Haar achternaam verwijst naar de stemgerechtigde zathe Beysta onder Kubaard die in de zeventiende en achttiende eeuw door haar familie werd gepacht. Haar broers Sybolt Sjoerds Beista (1759-1825) en Harmen Sjoerds Beista (1767-1845) vestigden zich als resp. timmerman en mr. kleermaker te Wommels.

Taekele Gerrits Tiemersma en zijn echtgenote Richtje Sjoerds Beista woonden aanvankelijk in Wommels. In dit dorp lieten zij hun eerste kinderen dopen. Het is mij niet bekend wat voor beroep hij de eerste jaren van zijn huwelijk uitoefende. Wel is bekend dat hij 4 augustus 1789 met zijn gezin verhuisde naar Workum, een Fries stadje 20 kilometer ten zuiden van Wommels (voorbij Bolsward). Taekele Gerrits Tiemersma werd koopman in Workum, al is het mij niet bekend waarin hij handelde. Workum was van oudsher een havenstadje. In 1749 werkte 30% van de beroepsbevolking van Workum in de zeevaart en binnen-schipperij. Daarnaast vonden veel mensen hun bestaan in de scheepsbouw (6%), diverse ambachten en diensten (39%), aardewerkindustrie (5%) en in de groot- en detailhandel (9%). “In het vervolg van de 18e eeuw treedt een geleidelijke, maar ingrijpende economische achteruitgang in. Naast de opkomst van Lemmer als exportcentrum en de sterke positie van de Harlinger havenis vooral de afnemende bereikbaarheid van Workum voor grotere schepen door de voortdurende verzanding van het Zool van beslissende betekenis daarvoor. De Engelse oorlog (1780-1784) waarin veel vrachtschepen inbeslag worden genomen en de Franse tijd die de zeevaart geheel tot stilstand brengt, luiden het einde in van Workum’s positie als havenstad. De plaats heeft daarna slechts een functie als scheepsleverancier, vissersplaats en regionaal centrum van agrarische en ambachtelijke bedrijvigheid.”xxxvii

Ondanks de teloorgang van het havenstadje zag Taekele Gerrits Tiemersma ‘brood’ in een handel te Workum. Helaas bleef succes uit en keerde het gezin Tiemersma-Beista op 3 februari 1793 teleurgesteld terug naar Wommels. In Wommels komt Taekele Gerrits Tiemersma aanvankelijk voor als ‘koopman’, echter gingen die zaken ook niet best. De gehele Nederlandse industrie en handel leed onder het Franse juk (1795-1813), maar misschien was Taekele Gerrits Tiemersma ook niet zo geschikt voor de handel. Aangezien hij geen ambacht had geleerd, verdiende hij de laatste jaren van zijn leven zijn brood als los arbeider. Hij overleed 10 juli 1807 in Wommels. Zijn weduwe Richtje Tiemersma-Beista bleef achter met 8 kinderen, varierende van 24 tot slechts 7 jaar oud zijnde. De kinderen moesten dus jong aan de slag om het inkomen van hun moeder aan te vullen.

Ondanks de financiële problemen, had de weduwe Richtje Tiemersma-Beista wel een huis in het dorp van Wommels in eigendom. Het betrof het eerder beschreven stamhuis der Tiemersma’s aan de zuidzijde van de Nauwe of Kromme Steeg. Dat huis, met bleek en tuin tussen de Bolswarder Trekvaart en de terp, kocht Taekele Gerrits Tiemersma in 1791 voor 600 carolus guldens van zijn zuster Tetje Kingma-Tiemersma. Het gehele aankoopbedrag was een lening van Tetje Kingma-Tiemersma aan haar broer. Op dat moment woonde Taekele Gerrits Tiemersma nog in Workum Het huis te Wommels werd toen verhuurd aan Egbert Gatses Struiksma (1768-1849, de politieagent die later nog wordt genoemd) en Taekele’s zwager, de meester-kleermaker Harmen Sjoerds Beista (1767-1845). De huurperiodes van hen liepen tot resp. mei 1792 en mei 1793; in februari 1793 betrok Taekele Gerrits Tiemersma het pand met zijn gezin. Richtje Tiemersma-Beista (1763-1836) overleefde haar echtgenoot een kleine 30 jaar en werkte als arbeidster te Wommels. Haar laatste levensjaren sleet zij te Blessum ten huize van haar zoon Gerben Tiemersma.

Uit het huwelijk van Taekele Gerrits Tiemersma (1749-1807) en Richtje Sjoerds Beista (1763-1836) werden maar liefst 8 kinderen geboren; 7 zonen en 1 dochter. Opvallend is dat de kindersterfte aan dit huishouden compleet voorbij is gegaan; alle acht kinderen bereikten de volwassen leeftijd! De zeven gehuwde kinderen werden ouders van in het totaal 40 kleinkinderen; desalniettemin was het lot van de kleinkinderen Taekele Gerrits Tiemersma en Richtje Sjoerds Beista veel minder rooskleurig. Slechts 20 van de 40 kleinkinderen bereikten de volwassen leeftijd! De weduwe Richtje Tiemersma-Beista heeft tijdens haar leven maar liefst 18 kleinkinderen verloren; een schril contrast met het goede gestel van haar eigen kinderen. Door de hoge kindersterfte binnen deze tak Tiemersma bleven er weinig stamhouders over. Deze tak Tiemersma stierf vermoedelijk in de twintigste eeuw in mannelijke lijn uit.

Hoofdstuk 6: Tiemersma’s ten strijde

De Franse tijd in Wommels

Sinds de jaren ’80 van de achttiende eeuw was er veel onrust in Nederland; er bestond veel weerstand tegen o.a. de vriendjespolitiek van stadhouder Willem V. Ook buiten Nederland was de weerstand tegen de gevestigde orde voelbaar. De Franse Revolutie werd met de val van koning Lodewijk XVI een succes en de Nederlandse patriotten wisten zich daardoor gesteund. In 1795 werd de Bataafsche Republiek uitgeroepen waarop de stadhouderlijke familie Van Oranje-Nassau uit Nederland vluchtte. Ook voor de Oranjegezinde bestuursambtenaren – waaronder voorvader Jan Jordaan (1740-1810) uit Haaksbergen – viel het doek; zij werden vervangen door patriotten.

In Wommels ging de Bataafse revolutie ook niet onopgemerkt voorbij. Zoals eerder beschreven had de grietman zeer veel macht, op bestuurlijk en rechterlijk gebied, en werd hij aangesteld voor zijn leven. In praktijk bleek het zelfs een overerfelijk ambt te zijn. Dit alles kwam natuurlijk totaal niet overeen met de gelijkheidsbeginselen van de patriotten. Er ontstond een volkswoede die zich vooral tegen de adel en het patriciaat richtte. De uitgekraste familiewapens in veel grafstenen herinneren aan deze rumoerige tijd. De graven van de Friese Nassau’s in Leeuwarden werden in 1795 zelfs door opstandelingen vernield.

Jhr. Mr. Idzerd Aebinga van Humalda (1754-1834), grietman van Hennaarderadeel en laatstelijk gouverneur van Friesland

Uit angst voor deze opstandige meute maakte de 31-jarige grietman van Hennaarderadeel en ijverige voorstander van het Huis van Oranje, Idzerd Aebinga van Humalda (1754-1834), zich uit de voeten en vluchtte van Wommels naar Leer (Ostfriesland). Rond 1806 keerde hij terug in Wommels waar hij enige jaren – ambteloos – de Sminia-State bewoonde. In 1811 werd hem door de Franse regering de post van maire van Wommels opgedrongen. Bij de omwenteling van 1813 werd hij aangesteld tot gouverneur van Friesland waarop hij verhuisde naar Leeuwarden. Sinds 1816 bewoonde hij het Burmaniahuis aldaar.

Er zijn mij geen documenten bekend waaruit blijkt hoe de Tiemersma’s tegenover de omwenteling van 1795 stonden. Aangezien de familie Tiemersma van huis uit behoorde tot de notabele / stemgerechtigde bevolking van Hennaarderadeel, zal de aversie tegen het Huis van Oranje – mijns inziens – vermoedelijk wel hebben meegevallen. Wel was aan het einde van de achttiende eeuw sprake van verdamping van het familiekapitaal en kwam aan generaties van ondernemerschap (voorlopig) een einde. De omwenteling van 1795 ging – toevallig of niet toevallig – voor Taekele Gerrits Tiemersma (1749-1807) gepaard met het einde van zijn handelszaak; daardoor zal de familie weinig enthousiast zijn geweest over de vorderingen van de Bataafsche Republiek.

Door gebrek aan financiële middelen en het beheersen van een ambacht, waren de kinderen van Taekele Gerrits Tiemersma (1749-1807) verzekerd van een toekomst als arbeider. De situatie was zelfs dusdanig slecht dat zijn zoon Siebolt Taekeles Tiemersma ten tijde van zijn huwelijk (1827) niet kon schrijven! Het arbeidersbestaan was zwaar en aan veel onzekerheden onderhevig.

Tjibbe Taekeles Tiemersma (geb. Wommels 1788), soldaat onder Napoleon

Tjibbe Taekeles Tiemersma werd op 25 januari 1788 te Wommels geboren als derde zoon van Taekele Gerrits Tiemersma en Richtje Sjoerds Beista. Als baby verhuisde hij met zijn ouders mee naar Workum waar zijn vader hoopte een succesvolle handelszaak op te zetten. In 1793 keerde vader Taekele Gerrits Tiemersma een illusie armer terug in Wommels alwaar het gezin ging wonen aan de Terp. Hun directe buurman was oom Harmen Sjoerds Beista, de meester-kleermaker, en ook zijn tante Tetje Kingma-Tiemersma woonde aan de terp te Wommels. Daarnaast woonde ook oom Andries Gerrits Tiemersma woonde tot 1799 aan de terp. Deze familieleden waren allen in betere doen en zullen mogelijk het arme gezin Tiemersma-Beista hebben geholpen waar mogelijk.

Tjibbe T. Tiemersma was 7 jaar oud toen de grietman Aebinga van Humalda het hazenpad koos. Tjibbe T. Tiemersma leefde als burger in de Republiek der Verenigde Nederlanden (-1795), de Bataafsche Republiek (1795-1801), het Bataafs Gemenebest (1801-1806), het Koninkrijk Holland (1806-1810) en het Eerste Franse Keizerrijk (1810-). Hoewel de eerste drie staatsvormen wellicht aan hem voorbij gegaan zijn, zal de inlijving van koning Lodewijk Napoleon in 1806 wel indruk hebben gemaakt. Na onenigheid tussen koning Lodewijk Napoleon en zijn broer, keizer Napoleon, werd Nederland op 9 juli 1810 ingelijfd bij het Franse keizerrijk.

Een van de struikelblokken tussen de beide broers Bonaparte was de invoering van de dienstplicht in Nederland. Keizer Napoleon verwachtte van Nederland 40.000 militairen, maar koning Lodewijk Napoleon vond dat onverantwoordelijk en weigerde de dienstplicht in te voeren. De keizer verweet de koning de Nederlandse belangen telkens te laten prevaleren boven de Franse. Na de inlijving van Nederland, op 9 juli 1810, werd de Franse wetgeving ingevoerd, inclusief de dienstplicht.

Tot aller verrassing regelde Napoleon bij decreet van 3 februari 1811 de opkomst van 3.000 conscrits (= dienstplichtigen) over de Klasse van 1808; het geboortejaar 1788. Daarvan moesten 2.000 bij het leger en 1.000 bij de marine dienen. De verdeling van het aantal op te komen dienstplichtigen ging naar rato van het inwonertal van de verschillende gewesten.”xxxviii Tjibbe T. Tiemersma werd in 1788 geboren en moest daardoor verschijnen voor de loting. Helaas werd hij ingeloot. In maart 1811 bleek er nog een uitweg mogelijk voor Tjibbe: het werd toegestaan om een nummerwisselaar in te zettenxxxix. Hiervoor had zijn arme moeder helaas geen geld, waardoor er niets anders opzat voor Tjibbe dan te dienen voor keizer Napoleon in het 33e regiment lichte infanterie.

De Franse generaal Pierre Devaux schreef op 28 mei 1811 het onderstaande artikel over de houding van de Friezen bij de opkomst van de lichtingen 1808 en 1809:

‘’Hoezeer hebben wij ons niet geluk te wensen met onze werkzaamheden van de land- en zeemacht en met de goede orde, de openlijke rust, die niet gestoord is geweest daar wij niet anders dan goedwillende huisvaders, echtgenoten en jongelingen vonden, die hunne vrouwen, kinderen en ouders zonder enige klachten bij het smartelijk afscheid met een voorbeeldswaardige en heldenmoedige gerustheid en zelfverloochening verlieten. Deze brave ingeschrevenen zijn vrolijk op mars gegaan naar hunne bestemming en zullen eens hun departement eer aandoen. Zij zullen onder de dappere en zegevierende krijgslieden geteld worden van de grootste der monarchen, die dit gedrag zijner onderdanen erkennen en belonen zal’’xl

Tjibbe T. Tiemersma marcheerde in 1811 naar het plaatsje Givet in de Ardennen. In deze plaats werd het 33e Regiment, 33me Régiment d’Infanterie Légère, in een drie maanden-durende training klaargestoomd.xli Als voorbereiding voor de Veldtocht van 1812 naar Rusland werd begin 1812 een groot aantal legeronderdelen in Duitsland en Polen gelegerd. Dit gold ook voor Tjibbe T. Tiemersma; op 16 januari 1812 dook hij op in Stettin (tegenwoordig: Szczecin in Noordwest-Polen). Dit bericht uit januari 1812 was het laatste levensteken van Tjibbe T. Tiemersma. Hij keerde nooit meer terug naar Wommels…

Soldaat Siebolt Taekeles Tiemersma (1796-1861)

Siebolt Taekeles Tiemersma, met wie deze stam Tiemersma wordt voortgezet, was het 9-jaar jongere broertje van voornoemde Tjibbe T. Tiemersma. Hij werd op 16 december 1796 geboren in het huis aan de Terp te Wommels en op Nieuwjaarsdag 1797 in de kerk van Wommels gedoopt.xlii Siebolt T. Tiemersma was tien jaar oud toen zijn vader overleed en veertien jaar oud toen zijn oudere broer Tjibbe T. Tiemersma als soldaat in dienst trad van het immense leger van keizer Napoleon. Helaas kwam Tjibbe nooit meer thuis.

Siebolt T. Tiemersma bleek avontuurlijk te zijn ingesteld, want hij wachtte niet de dienstplicht af maar meldde zich op 30 maart 1812 – 15 jaar oud zijnde – als soldaat. Hij was erg jong, de dienstplicht gold namens voor jongens van 18 jaar en ouder. Daarentegen was het in het verleden niet ongebruikelijk om op 15 a 16 jarige leeftijd tot het leger toe te treden.

In 1812 zal Siebolt T. Tiemersma een (korte) militaire training hebben gevolgd, vermoedelijk evenals zijn broer in Noord-Frankrijk. Hij was namelijk in eerste instantie soldaat in het immense leger van Napoleon Bonaparte. 1812 was het jaar dat Napoleon zich voorbereide op een confrontatie met Rusland aangezien Rusland enige voorwaarden van de Vrede van Tilsit (25 juli 1807) aan de laars lapte. Een voorbeeld van de opgelopen irritaties betrof de handelsoorlog tegen Groot-Brittanie. Doordat Rusland in Groot-Brittanie een belangrijke handelspartner verloor, besloot Rusland die banden weer te versterken. Daarnaast was onenigheid over Polen en de Donauvorstendommen. Begin 1812 bleek Napoleon een groot leger te verzamelen in Duitsland, zoals in Stettin waar Tjibbe T. Tiemersma in januari 1812 tijdelijk was gestationeerd.

Op 22 juni 1812 verklaarde Napoleon Rusland de oorlog en trok met een enorm leger – een kleine 700.000 manschappen sterk – Rusland binnen. De Russische generaal Barclay besloot de confrontatie met het immense Franse leger uit de weg te gaan en trok zich terug. Hij paste hierbij de bekende tactiek van de verschroeide aarde toe; hierbij werden alle voorraden weggehaald en waterputten vergiftigd waardoor er in het Franse leger allerlei besmettelijke ziekten uitbraken. Met uitzondering van de Slag bij Smolensk (16-18 augustus 1812) en de Slag bij Borodino (7 september 1812) kon Napoleon zonder weerstand oprukken naar Moskou. Toen Napoleon op 14 september 1812 de verlaten stad Moskou binnentrok bleek al meer dan helft van zijn leger te zijn gesneuveld. Hij had gehoopt op een Russische capitulatie, maar die bleef uit. Door gebrek aan voedsel en een dreigende Russische aanval ving Napoleon op 20 oktober 1812 zijn terugreis aan. Bij deze winterse terugtocht lieten zeer veel mensen het leven; slechts 20.000 Franse manschappen overleefden de Russische veldtocht. Of de broers Tjibbe en Siebolt T. Tiemersma deze veldtocht hebben meegemaakt is niet bekend.

Na de nederlaag van Napoleon in Rusland voelden veel onderdrukte naties zich gesterkt om in opstand te komen. In 1813 verklaarde Pruisen Napoleon de oorlog. Bij de Slag bij Leipzig (16-19 oktober 1813) werd Napoleon verpletterend verslagen, waarop hij zich terugtrok. Op 31 maart 1814 werd Napoleon verslagen in het hart van Frankrijk: Parijs. Napoleon werd verbannen naar Elba.

In Wenen werd sindsdien vergaderd over de staatkundige herverdeling van Europa. In februari 1815 werd dit Congres opgeschrikt: Napoleon was ontsnapt van Elba en had met een legermacht de Franse koning Lodewijk XVIII uit Parijs verjaagd. Hoewel Napoleon aangaf Frankrijk vreedzaam te willen regeren, waren de geallieerden niet gediend van diens rehabilitatie. Rusland, Oostenrijk, Pruisen en Engeland maakten zich op voor een nieuwe oorlog. Napoleon wilde in de Zuidelijke Nederlanden de Britten en de Pruisen verslaan, voordat ook Oostenrijk een leger kon sturen. Tot zover de achtergronden van de Slag bij Waterloo (18 juni 1815) in een notendop. Ik zal verder gaan met een beschrijving van de militaire carriere van Siebolt T. Tiemersma.

Het is goed mogelijk dat Siebolt T. Tiemersma de vernietigende Slag bij Leipzig (oktober 1813) heeft meegemaakt als soldaat onder Napoleon. Nadat Napoleon in Leipzig vernietigend werd verslagen door de geallieerde legers, werd Nederland bevrijd van het Franse juk. Deze omwenteling werd gesteund door Russische kozakken. In december 1813 werd de Prins van Oranje, de latere koning Willem I, uitgeroepen tot soeverein vorst van het vrije Nederland. In 1816 werd de band tussen het Huis van Oranje en de Russische tsaar bezegeld met een huwelijk van de Nederlandse kroonprins – de latere koning Willem II – met Anna Paulowna, de zuster van de tsaar.

Maar hoe verging het de Nederlandse soldaten onder Napoleon? Zij stapten immers uiteindelijk over naar het nieuwe Nederlandse leger. Het volgende krantenartikel, uit de Rotterdamsche Courant d.d. 6 januari 1814xliii, geeft een goed beeld van die transitie. Misschien was Siebolt T. Tiemersma wel een van de 1400 Nederlandse soldaten…

Stettyn den 6 December. Overeenkomstig de kapitulatie heeft nu eindelyk de overgave dezer Stad plaats gehad. Het Fransche garnisoen heeft de vesting ontruimd en battaillonswyze de geweren nedergelegd. Men heeft er gevonden 351 kanonnen. Het garnisoen bestond uit 7 generaals, 533 officieren, 7100 onder-officieren en soldaten. Onder de laatsten waren 1400 Hollanders, welke op staande voet, met groote vreugde, de oranje kokarde opzetten, ten einde zich met hunne voor vryheid en vaderland strydende broeders te vereenigen. De Fransche krijgsgevangenen gaan naar de Weichsel.”

Slag bij Waterloo, 16-18 juni 1815

Toen Napoleon werd verbannen naar Elba (maart 1814) leek het gevaar geweken en kon Siebolt T. Tiemersma rustig ademhalen. Aan deze periode van rust kwam begin maart 1815 een abrupt einde; Napoleon keerde van Elba terug in Parijs. Hierop werd het nieuwe Nederlandse leger in staat van paraatheid gebracht. De inmiddels 18-jarige Siebolt T. Tiemersma werd ingedeeld in het bataljon Nationale Militie No. 1. Dit bataljon viel onder luitenant-kolonel F.A. Guicherit. Blijkens onderstaand krantenartikel uit de Rotterdamsche Courant d.d. 9 mei 1815xliv bestond dit bataljon gedeeltelijk uit vrijwilligers:

Onder de geenen, die, door eene moedige Vaderlands-liefde aangespoord, zich zelve wapenen en uitrusten om onverwijld de battaillons Nationale Militie te versterken, kunnen wij thans nog opgeven de Heeren Blom van Assendelft, Van Suchtelen, L.G. Boode en D.F.T. Donker van der Hoff, die zich bij de te velde getrokkene battaillons van Guicherit, Heeckeren van Molekate en Brade begeven hebben (…)”

Engeland en Pruisen trokken grote legers samen in de zuidelijke Nederlanden om Frankrijk op 1 juli 1815 binnen te vallen. Duke Wellington, Arthur Wellesly (1769-1852), voerde het opperbevel over de Brits en Nederlandse strijdkrachten. Onder hem vielen o.a. het 1e legerkorps onder leiding van de Prins van Oranje (de latere koning Willem II) en het 2e legerkorps onder leiding van luitenant-generaal Rowland Hill. Hill voerde drie divisies aan. De eerste 1e Nederlandse divisie infanterie stond onder leiding van luitenant-generaal Stedmann. Onder Stedmann viel o.a. de 2e Brigade infanterie van Majoor-Generaal De Eerens. Onder deze brigade, in het totaal tellende 3168 manschappen, viel het bataljon Nationale Militie No. 1 dat werd aangevoerd door luitenant-kolonel Guicherit. Onderstaand overzicht dient ter verduidelijking van de hierarchiexlv:

Wellington, oppperbevelhebber

Rowland Hill, luitenant-generaal, aanvoerder 2e legerkorps / te Halle: Prins Frederik der Nederlanden

Stedman (1778-1833, Nederlander), luitenant-generaal, aanvoerder 1e Nederlandse divisie infanterie

De Eerens, majoor-generaal, aanvoerder 2e Brigade infanterie

Guicherit, luitenant-kolonel, aanvoerder bataljon Nationale Militie No. 1

Siebolt T. Tiemersma, soldaat/fuselier in het bataljon Nationale Militie No. 1

Opperbevelhebber Wellington had furore gemaakt bij zijn strijd tegen de Fransen in Spanje. Voor zijn successen werd hij in 1813 bevorderd tot veldmaarschalk en in 1814 ontving hij daarvoor de titel van hertog. Wellington bevocht al jaren de Fransen, maar had nog niet eerder tegenover Napoleon zelf gestaan. Een deel van Wellington’s troepen op Waterloo had nog kort geleden gediend onder Napoleon. Wellington wantrouwde daardoor veel van de Nederlandse officieren, met name luitenant-generaal Chasse die in Spanje in het Franse leger had gevochten. Ook de Nederlandse luitenant-generaal Stedman had als brigadegeneraal in het Franse leger gediend en de Nederlandse majoor-generaal De Eerens was zelfs lid geweest van de keizerlijke staf. Dat Siebolt T. Tiemersma voorheen had gediend als soldaat onder Napoleon was zijn meerderen op Waterloo dan alles behalve vreemd. Voor Napoleon was Waterloo dan ook een weerzien van oude bekenden, alleen stonden die nu deels aan de andere kant…

De eerste veldslag tussen de Fransen en geallieerden vond plaats op 16 juni 1815 te Quatre-Bras, even ten zuiden van het plaatsje Waterloo. Bij deze veldslag stond het legerkorps van de Prins van Oranje in de frontlinie. Op hetzelfde ogenblik vond de Slag bij Ligny plaats waarbij het Pruisisch leger werd verslagen door Napoleon. Hierop besloot Wellington zijn leger uit Quatre-Bras terug te trekken tot Waterloo. Ook het Pruisische leger trok zich naar het noorden terug om Wellington terzijde te kunnen staan bij een volgende veldslag.

De beroemde veldslag te Waterloo vond op 18 juni 1815 plaats. De Fransen openden de aanval op de linkervleugel van Wellington. Het zag er even naar uit dat de Fransen konden doorbreken, echter een flankaanval van Britse zware cavalerie dreef de Fransen op de vlucht. Op dat moment arriveerden ook de teruggetrokken Pruisen uit het oosten. De Franse maarschalk De Grouchy – die op 16 juni 1815 het Pruisische leger bij Ligny aanviel – kon zich niet meer op tijd bij de Franse hoofdmacht voegen, waardoor de Fransen zwaar in de minderheid raakte. Verschillende aanvallen van de Franse cavalerie wisten de Britten van zich af te slaan. Napoleon beval uiteindelijk zijn laatste reserves van de keizerlijke garde op te rukken in een wanhopige poging het tij te keren maar die werden verslagen door de Nederlandse reserves (zie bijlage Isaak Reitsma). Ondertussen bezweek de Franse rechterflank onder de groeiende Pruisische overmacht, waarop het Franse leger op de vlucht sloeg.xlvi


Siebolt T. Tiemersma heeft gediend als soldaat op Waterloo, maar wat was de rol van zijn bataljon? Zijn bataljon Nationale Militie No. 1 viel onder de 2e Brigade Infanterie van De Eerens, behorende tot de 1e Divisie Nederlandse infanterie van luitenant-generaal Stedman. Op 16 juni 1815 kreeg generaal-majoor De Eerens het bevel
“uwe onderhebbende brigade ten vijff uuren op de groote weg naar [Grammont] onder de wapens staan, alwaar zij totdat de eerste brigade zal zijn aangekomen zullen moeten verblijven. De fourgons en wagens zullen de brigade volgen.”xlvii

In de avond van 16 juni 1815, na de verloren Slag bij Quatre-Bras, kreeg Stedman het volgende bevel: “Ik heb de eer Uw H.Ed.Gestr. kennis te geven dat ingevolge de bevelen van Zijne K.H. de divisie onder Uwe orders, alsmede de Rijdende Batterij welke tot dezelve behoort zig tot nader order concentreeren zal in de stad Enghien, met uitzondering echter van het bataillon ‘t welk Uwe Excellentie daar toe uitkiezen zal14 en ‘t welk bestemd is voorposten en sterke piquetten op den weg naar Soignies te plaatsen en zig ten dien einde in de rigting van Hove begeven zal, om deeze weg militairement te observeren, zullende de weg naar Ath op ene dergelijke wijze door de Indiaansche brigade geobserveerd worden.

De maire van Enghien is van bovengenoemde dispositie onderrigt, in zoo verre hem de plaatsing der divisie in Enghien aangaat. Uwe Excell. zal dus wel gelieven aan de troupen bevel te geven dat zij zig de ogenblikken rust te nutte maken om hun eeten te koken en gereed te zijn om morgen ogtend vroegtijdig indien het nodig is te kunnen marscheren.”xlviii

Op 17 juni 1815 volgde het bevel aan Stedman om diens divisie van Enghien te verplaatsen naar Halle, een dorpje even ten oosten van Waterloo. xlix Te Halle waren daardoor gelegerd op 17 en 18 juni 1815 de Indische Brigade onder luitenant-generaal Anthing en de 1e divisie onder leiding van luitenant-generaal Stedman (resp. 3729 en 6692 manschappen groot). De troepen te Halle vielen onder de directe leiding van Prins Frederik. “Bij het grondbeeld van Wellington omtrent de operatien van Napoleon, achtte de engelsche opperbevelhebber het van het hoogste belang, om nabij Halle den toegang tot Brussel af te sluiten door een afzonderlijk troepenkorps. (…) Lord Wellington deelde [Prins Frederik der Nederlanden] een dag [na de Slag bij Waterloo] te Nivelles mede, welke belangrijke rol hij hem te Halle had toegedacht.”l

Kortom: Siebolt T. Tiemersma heeft niet direct meegevochten bij de Slag bij Waterloo, maar zijn divisie te Halle speelde volgen Wellington wel een belangrijke defensieve rol. Het militaire avontuur van Siebolt T. Tiemersma was echter nog niet voorbij. Nadat de keizerlijke garde van Napoleon bij de Slag bij Waterloo werd verslagen, vluchtte Napoleon met zijn leger terug naar Frankrijk. “Als plaatsvervanger van den Prins van Oranje, die gelijk men weet, op den 18den Juni gewond werd, leidde Prins Frederik [jongste zoon van Koning Willem I] de verdere operatien van het nederlandsche leger in het noorden van Frankrijk, alwaar hij Le Quesnoy en Valenciennes door beschieting dwong de poorten te openen, terwijl Rijssel, Conde, Bouchain zich vrijwillig aan het gezag van Lodewijk XVIII onderwierpen. Groot was de lof, welke Prins Frederik voor de leiding dezer operatien verwierf bij den hertog van Wellington en de verbonden vorsten.”li

Van deze operatie is het meest bekend het Beleg van Valenciennes (1815). De troepen van Stedman, waaronder soldaat Siebolt T. Tiemersma, lagen tussen 30 juni en 12 augustus 1815 voor Valenciennes. De Franse provincie Vlaanderen werd in de 17e eeuw door de Fransen veroverd op de Republiek der Nederlanden en dat was een pijnpunt voor Prins Willem van Oranje-Nassau, de nieuwe soeverein vorst der Nederlanden. Op het Congres van Wenen had hij tevergeefs betracht deze Franse provincie te annexeren. Op de valreep probeerde hij nog de bezette streek rond Valenciennes te behouden. Maar ook dat mislukte. De grens tussen Nederland en Frankrijk bleef zoals het bij de Vrede van Utrecht (1713) was vastgelegd.lii

De stad werd zoals genoemd gebombardeerd, maar capituleerde pas 19 juli 1815 nadat Napoleon afstand van de regering had gedaan. Napoleon vroeg – na een tevergeefse vluchtpoging naar de Verenigde Staten – asiel aan de Engelsen en werd daarop naar het eiland St. Helena in het zuidelijk deel van de Atlantische oceaan verbannen. In 1821 overleed Napoleon daar op 51-jarige leeftijd.

Op 15 december 1815 schreef de Nederlandsche Staatscourant:

Het tweede legerkorps van Z.M. Den Koning der Nederlanden, onder bevel van Z. Exc. den luitenant-generaal Stedman, hetwelk in de ommestreken van Valenciennes en Doornik was gekantoneerd, heeft Frankrijk verlaten, overeenkomstig het vredes traktaat, den 20sten november laatstleden, te Parys geteekend, en zal, in de zuidelijke provincien van het koningrijk, kantonnementen gaan betrekken.

Het grootste gedeelte der troepen, welke tot dit legerkorps behoord hebben en wier schoone houding en krijgshaftig aanzien men heeft bewonderd, is successivelijk door deze stad [Doornik, DJ] getrokken, om zich naar derzelver respective bestemmingen te begeven. (…)

Toen het legerkorps de kantonnementen heeft verlaten, welke hetzelve in het departement du Nord bezettede, hebben de Fransche autoriteiten zich beijverd, aan Z. Exc. den luitenant-generaal Stedman, hunne erkentenis te betuigen, voor de krijgstucht en goede orde, welke hij, gedurende zijn verblijf in dat land, heeft doen handhaven.”liii

Op 31 mei 1817 werd Siebolt T. Tiemersma gepasporteerd, d.w.z. eervol ontslagen uit militaire dienst.liv Teruggekeerd zijnde in Wommels zal hij familie en vrienden vaak hebben onderhouden over zijn avonturen in Brabant en Frankrijk. De communicatiemiddelen waren vanuit het oorlogsgebied uiterst beperkt, maar daarnaast kon Siebolt T. Tiemersma uberhaupt niet schrijven.lv De familie Tiemersma in Wommels vernam in januari 1812 een laatste levensteken van zoon Tjibbe T. Tiemersma – soldaat in het leger van Napoleon – en vreesde ongetwijfeld hetzelfde lot voor Siebolt T. Tiemersma.

In maart 1817 kreeg luitenant-generaal kwartiermeester De Constant Rebecque een uitnodiging van de hertog van Wellington om zich naar Parijs te begeven en daar met hem te overleggen over de verdeling van de prijsgelden voor het Nederlandse leger, als dank voor hun aandeel in de Slag bij Waterloo. Om alle strijders te kunnen geven waar ze recht op hadden verzamelde het Ministerie van Oorlog de staten van alle officieren en manschappen die in 1815 de Campagne hadden meegemaakt.lvi De beloning voor de generaals bedroeg 14.453 gulden, maar een gewone soldaat mocht zich verblijd voelen met 29 gulden en 10 ½ cent. Tot deze laatste categorie behoorde Siebolt T. Tiemersma. Siebolt T. Tiemersma kreeg tussen 1 en 15 september 1817 zijn ‘Waterloo gratificatie’ uitbetaald.lvii Op de lijst van Waterloo gratificaties komen ook twee zwagers van Siebolt T. Tiemersma voor: Minse Jans Jansma (1792-1849)15 en Isaak Reitsma (1797-1870)16 (zie bijlagen).

Siebolt Taekeles Tiemersma (1796-1861), zijn post-militaire loopbaan in Wommels

Siebolt T. Tiemersma was 20 jaar oud toen hij eervol werd ontslagen uit militaire dienst. Hij werd dienstknecht te Wommels, hoogstwaarschijnlijk bij Jhr. Idzerd Frans van Eysinga (1794-1870) die op de Sminia-State te Wommels huisde. Deze Idzerd Frans van Eysinga werd aangesteld tot grietman van Hennaarderadeel; een ambt dat zijn oom Jhr. Mr. Idzerd Aebinga van Humalda (1754-1834) tot de omwenteling van 1795 had vervuld.

Op de Sminia-State liet Siebolt Taekeles Tiemersma zijn oog vallen op de inwonende dienstbode, Foekje Pieters Reitsma (1801-1892).

hoofstuk 7: de jeugd van Foekje Reitsma (1801-1892)

Op 19 april 1801 werd Foekje Reitsma te Leeuwarden geboren als dochter van Pieter Reitsma en Sytske Jacobs (Hager). Een maand later, op 14 mei 1801, werd Foekje gedoopt in de Grote of Jacobijnerkerk door dominee J.W. Florison. Het interieur van de kerk was nog gehavend, doordat zes jaar eerder – ten tijde van de omwenteling van 1795 – kwade patriotten de grafstenen van de stadhouderlijke families hadden vernield.

Pieter Reitsma (1759-1808) was mr. vleeshouwer in de St. Jacobsstraat, op de hoek van de Anna Mariasteeg.17 (tegenwoordig: St. Jacobsstraat 17). Hij was tweemaal gehuwd geweest, resp. met Martha Willems (in 1784) en Sytske Jacobs (Hager) (in 1797). 31 oktober 1808 overleed Pieter Reitsma op 49-jarige leeftijd en werd te Huizum begraven. Hij liet zes kinderen na, waaronder de 7-jarige Foekje. De slagerij werd voortgezet door zijn weduwe Sytske Jacobs (Hager) en haar stiefzoon Jacob Reitsma (1787-). Hyle Luppens trad op als voogd van haar minderjarige kinderen en Gosling van der Weide (1751-1834)18, mr. bakker te Leeuwarden, trad op als toeziend voogd over haar minderjarige kinderen.

De weduwe Sytske Jacobs Reitsma-Hager (1775-1841) was door haar huwelijk bemiddeld geraakt. Naast het woonhuis annex slagerij in de St. Jacobsstraat bezat zij een stalling in de Klokstraat en was zij mede-eigenaar van een koopmanshuis aan de Kelders bij de Brol (tegenwoordig adres: Kelders 719). De bovenwoning van het koopmanshuis verhuurde zij in 1812, samen met mede-eigenaar Dirk Hoepermans, aan jonkvrouw Christina Anck Vegelin van Claerbergen-van Burmania (1747-1817). Zij betaalde daarvoor 200 guldens per jaar.lviii De bovenwoning fungeerde nog in 1815 als pied-à-terre voor de heer Vegelin van Claerbergen die de Douma-State in Langweer bewoonde. In 1815 werd de benedenwoning eveneens voor 200 gulden per jaar gehuurd door Pieter Albert Feit (1763-1827)20.lix

Sytske Jacobs Reitsma-Hager was zelf een dochter van een armlastige arbeider uit Berlikum en heeft daardoor weinig onderwijs genoten. Zij verklaarde verschillende keren niet te kunnen schrijven.lx Desalniettemin kon zij sommige aktes toch wel voorzien van een handtekening. Hoewel zij als “vleeshouwersche” de slagerij voortzette, vertrouwde zij de boekhouding toe aan de heer Harmanus Horst.lxi In 1810 zag zij zich genoodzaakt 700 guldens te lenen van de mr. grofsmid Joseph Wilhelmy. Mogelijk was dit geld nodig om haar stiefzoon Jacob Reitsma (1787-) diens vaderlijk erfdeel uit te betalen.21 Rond 1815 kwam de 40-jarige Sytske Jacobs Reitsma-Hager in financieel zwaar weer en zag zich genoodzaakt haar vaste goederen te verkopen.

In 1815 werd het huis op de hoek van de St. Jacobsstraat en het Moriaansteegje nog bewoond door de vleeshouwersche Sytske Jacobs Reitsma-Hager en haar vijf kinderen. Haar 14-jarige dochter Foekje was toen al werkzaam als dienstbode en haar oudste twee zonen waren resp. dragonder in het leger en horlogemakersknecht.lxii Dat jaar gingen Sytske Jacobs Reitsma-Hager en de distillateur Dirk Hoepermans over tot de verkoop van het koopmanshuis aan de Kelders.lxiii De letterzetter Gosse de Jong trad op als haar zaakgelastigde. Voor 3.670 guldens werd Lolke Gerrits Jansma de nieuwe eigenaar.lxiv

In 1816 sloot de 41-jarige Sytske Jacobs Reitsma-Hager de deuren van de slagerij en ging over tot de verkoop van het leegstaande huis in de St. Jacobsstraat en de stalling in de Klokstraat (tegenwoordig adres: Klokstraat 8). Sytske Jacobs Reitsma-Hager was voor 1/6e eigenaar van het huis annex slagerij en voor 7/12e van de stalling. Het overige deel was eigendom van haar onmondige kinderen. Voornoemde grofsmid Wilhelmy trad op als haar zaakgelastigde, terwijl de voogd Hyle Luppens en de toeziend voogd Gosling van der Weide (1751-1834) optraden namens haar minderjarige kinderen. Het woonhuis annex slagerij werd verkocht aan de logementhouder Pieter Elzinga voor 1619 guldens en de stalling werd voor 179 guldens verkocht aan Ritske Dijkstra.lxv

Het verkoopbiljet geeft een goed beeld van het ouderlijk huis van Foekje Tiemersma-Reitsma (1801-1892): “Eene huizinge, tot eene slagterij gebruikt, staande in de St. Jacobs Straat te Leeuwarden, gekwoteerd G. No. 82, bestaande uit een groot voorhuis, een kamer met schoorsteen en kast, en een achterkamer met bedsteed, schoorsteen en furnoisen, een kelder, in de gang een kastje, een pomp voor regen en putswater, een secreet, onder de trap een kast, een voorkamer met schoorsteen en kast, een slaapkamertje met bedsteed, daar boven een linnen zolder en vliering, achter een zolder met twee bedsteden.”

Na de verkoop komen Sytske Jacobs Reitsma-Hager en haar dochter Foekje afwisselend voor als zonder beroep en als dienstbode. In 1829 en 1830 was Sytske Jacobs Reitsma-Hager – vermoedelijk al enige jaren22 – inwonende dienstbode bij de douariere Clara Tjallinga Aebinga van Humalda (1756-1830). Zij was een zuster van de voormalige grietman van Hennaarderadeel en gouverneur van Friesland Jhr. Mr. Idzerd Aebinga van Humalda (1754-1834) en moeder van de toenmalige grietman van Hennaarderadeel, Jhr. Idzerd Frans van Eysinga (1794-1870). De douariere Clara Tjallinga Aebinga van Humalda bewoonde samen met haar ongehuwde dochters Jkvr. Cecilia Catharina van Eysinga (1783-1840) en Jkvr. Baudina Lucia Ebella van Eysinga (1787-1854) en vier dienstbodes23, waaronder Sytske Jacobs Reitsma-Hager, het zogenaamde Huis Van Eysinga (tegenwoordig adres: Koningstraat 1). Dit herenhuis werd door de echtgenoot van Clara Tjallinga Aebinga van Humalda, Jhr. Frans Julius Johan van Eysinga (1752-1828), tussen 1781 en 1807 in fasen gebouwd. Het indrukwekkende interieur in Lodewijk XVI-stijl was ruim een eeuw toegankelijk voor het grote publiek doordat tussen 1881 en 2013 het Fries Museum in het Huis Van Eysinga gevestigd was.



Het Van Eysingahuis te Leeuwarden

hoofdstuk 8: Stijging op de sociale ladder

Liefde op de Sminia-State te Wommels

A. Martin, de Sminia-State te Wommels kort voor de afbraak in 1872 (Wommels by Alds)

In 1825 dook Foekje Reitsma op in Wommels; op 2 mei 1825 deed zij daar belijdenis. Zij was toen 24 jaar oud en … moeder! Zij was namelijk op 7 september 1823 te Leeuwarden bevallen van een dochter, vernoemd naar haar moeder Sytske. In die geboorteakte noemde zij zich Fokje Pieters en woonde op dat moment “in het huis staande in het achterom bij de Tuinsterpoort, wijk letter A no. 148”lxvi.24 De vader werd niet genoemd en heeft het kindje nooit erkend. De reden voor haar verhuizing naar Wommels was een betrekking in de huishouding en het laat zich raden waar… Hoogstwaarschijnlijk was zij inwonende dienstbode op de Sminia-State in Wommels alwaar grietman Jhr. Idzerd Frans van Eysinga (1794-1870), een zoon van voornoemde Clara Tjallinga Aebinga van Humalda (1756-1830), met zijn gezin woonde. Het is mij onbekend of haar dochtertje gelijk meeverhuisde naar Wommels.

Op 3 mei 1827 werd door grietman Van Eysinga een huwelijk voltrokken in het grietenijhuis te Wommels. De 26-jarige Foekje Reitsma trouwde met de 30-jarige Waterloo-veteraan Siebolt Taekeles Tiemersma. Na zijn militaire loopbaan werd hij dienstknecht bij de grietman Van Eysinga op de Sminia-State.25

Een ongemakkelijk moment zal het tekenen van de huwelijksakte zijn geweest, aangezien Siebolt Tiemersma – evenals zijn aanstaande schoonmoeder Sytske Jacobs Reitsma-Hager – de huwelijksakte niet kon tekenen, “om reden hij geen schrijven had geleerd”lxvii. Daardoor werd de huwelijksakte alleen ondertekend door Foekje Reitsma, haar schoonmoeder Rigtje Sjoerds Tiemersma-Beista, de getuigen en grietman Van Eysinga. Het voorkind van Foekje Tiemersma-Reitsma, Sytske Reitsma (1823-1873) werd liefdevol26 opgenomen door haar echtgenoot. Maar wat moest er van het jonge echtpaar terechtkomen? Aangezien Siebolt Tiemersma (1796-1861) niet kon schrijven, zag de toekomst er weinig rooskleurig uit…

Uit de school klappen”

Op 4 mei 1827 ontwaakte het jonge echtpaar Tiemersma-Reitsma van hun huwelijksnacht. Het was die dag onrustig in het dorp. In de oude schoolmeesterswoning naast de kerk van Wommels waren twee doden te betreuren. Om half zes ‘s ochtends overleed het 1 ½ jaar oude zoontje van de schoolmeester en om 10 uur ‘s ochtends overleed de 31-jarige schoolmeester Jan Alberts Wakkersma aan “een uitterende ziekte van weinige weken”lxviii. Zijn weduwe bleef achter met een dochtertje van drie jaar oud.

Aan de grietman Van Eysinga en de grietenijraad van Hennaarderadeel de taak een geschikte opvolger te zoeken. Die vonden zij in de persoon van Gerhardus Arnoldus Baars (1804-1869). Hij was een directe voorvader van mijn zwager Auke Adema.27 De nog ongehuwde schoolmeester Baars nam zijn intrek in de oude schoolmeesterswoning van Wommels. Er waren al vergevorderde plannen om een geheel nieuwe school met schoolmeesterswoning te bouwen. Dit initiatief was afkomstig van grietman Van Eysinga. Hij handelde daarmee in lijn met de algemene wens om het onderwijs in Nederland te verbeteren. Begin negentiende eeuw kwam veel kritiek op de kwaliteit van het onderwijs dat tot dan toe voornamelijk een taak was gebleven van de kerk. De overheid besloot de onderwijstaak naar zich toe te trekken en goede controle te houden. Grietman Van Eysinga gaf de meester-timmerman Hendrik Yntes Kingma (1772-1841) de opdracht een nieuwe school en schoolmeesterswoning te ontwerpen. Kingma was een volle neef van Siebolt Tiemersma en woonde evenals de grietman en de familie Tiemersma aan de terp van Wommels. In 1828 werd de nieuwe school feestelijk geopend en verwelkomde de gemeenschap haar nieuwe schoolmeester: Dirk Posthumus. Het jaar daarop vestigde Baars zich als schoolmeester in Ferwoude. De oude schoolmeesterwoning kwam daardoor leeg te staan, of toch niet?

In 1829 woonde het jonge gezin Tiemersma-Reitsma in huis nr. 2 en de nieuwe schoolmeester Posthumus woonde in huis nr. 2a. De laatstgenoemde woning was de gloednieuwe schoolmeesterswoning. Het gezin Tiemersma-Reitsma had haar inttrek genomen in de oude schoolmeesterswoning. Het is niet precies bekend wanneer zij daar hun intrek hebben genomen. Wellicht na het vertrek van schoolmeester Baars. Echter acht ik de kans groot dat zij het huis hebben gedeeld met schoolmeester Baars. Het delen van een woning was indertijd allesbehalve ongebruikelijk. Ook in 1839 en 1849 werd de oude schoolmeesterswoning, door anderen, gedeeld. Daarnaast was de schoolmeester tot zijn vertrek naar Ferwoude in 1829 ongehuwd en kreeg het jonge echtpaar Tiemersma-Reitsma in 1828 haar eerste kindje. Ik vermoed dat na het vertrek van de weduwe Wakkersma uit de schoolmeesterswoning in 1827 zowel Baars als het prille echtpaar Tiemersma-Reitsma daar hun intrek hebben ingenomen. En dat vermeende detail is interessant zo zal blijken….

In 1827 kon de 30-jarige Siebolt Tiemersma namelijk nog niet zijn eigen huwelijksakte ondertekenen en wat blijkt, een jaar later bleek hij het schrijven vaardig!lxix Wie zal hem het schrijven hebben geleerd? Hoogstwaarschijnlijk zijn huisgenoot, de onderwijzer Baars! En aan die vaardigheid hebben zijn nakomelingen veel te danken; niet langer was hij voorbestemd om als los werkman een onzeker en schamel loon te verdienen, maar hij kon uitzien naar een betere en stabielere betrekking. En die kreeg hij al snel! De grietman Van Eysinga en de grietenijraad stelde hem in 1828 aan als politieman. Hij werd een collega van zijn aangehuwde neef Egbert Gadzes Struiksma (1768-1849), de “eerste policie dienaar bij het grietenij-bestuur”lxx.

Het Friese goud”

Rond 1854 wisselde de ongeveer 58-jarige Siebolt Tiemersma nog eenmaal van baan; hij werd aangesteld tot “ijtiger der botervaten”. Hij was verantwoordelijk voor het keuren van de botervaten. Boter was in de negentiende eeuw een heel belangrijk exportproduct en juist de Friese boter stond hoog aangeschreven. Daardoor werd boter ook wel het Friese goud genoemd en Friesland de achtertuin van Londen. De flinke winsten die de Friese boeren behaalden met de verkoop van boter aan het buitenland, maakten hen ook lui. Er waren boeren die goede boter met minder goede boter mengde om zo toch een hoge prijs te vangen. Ook werd gesjoemeld met de omvang van de botervaten. Dit alles was uiteraard slecht voor de reputatie van Friese boter en aan Siebolt Tiemersma de eer om als ijtiger der botervaten fraude tegen te gaan. Dit beroep heeft hij tot zijn overlijden op 26 juni 1861 uitgeoefend. Hij werd 64 jaar oud. Hij overleefde drie van zijn acht kinderen.

De weduwe Foekje Tiemersma-Reitsma bleef op 60-jarige leeftijd achter met de resterende zes kinderen. Zes kinderen, want zij had uiteraard nog een voorkind: Sytske Reitsma (1823-1873). Dat haar voorkind meer dan liefdevol werd opgenomen door haar echtgenoot Siebolt Tiemersma blijkt uit diens testament. Hij testeerde 14 augustus 1858 voor notaris Kasper de Jong in Wommels en stelde tot zijn erfgenamen “mijne kinderen, of diens afstammelingen als naar de wet, en tevens ook de voordochter mijner huisvrouw genaamd Sijtske, zoodanig dat laatstgenoemde evenveel van mijne nalatenschap geniet als ieder mijner kinderen in hoedanigheid als erfgenamen.” Daarnaast bepaalde hij dat zijn echtgenote Foekje Tiemersma-Reitsma het vruchtgebruik van zijn gehele nalatenschap toekwam. Een opmerkelijke bepaling was voorts dat hij aan zijn “beide jongste kinderen Johannes en Gerrit, bij wege van vooruitmaking, en dus met uitdrukkelijke vrijstelling van inbreng, zamen in contanten de som van twee honderd en vijftig gulden, welke som ik wil en begeer dat zooverre noodig, gebezigd zal worden tot betaling van eenen plaatsvervanger of nummerverwisselaar bij de Nationale Militie (…)”. Onze ‘held van Waterloo’ wilde dus koste wat het kost voorkomen dat zijn zonen het leger in moesten! En dat kon, tot 1898; toen werd het remplaçantenstelsel afgeschaft.

Het ging de familie Tiemersma-Reitsma goed; de op latere leeftijd aangeleerde schrijfvaardigheden had Siebolt Tiemersma in staat gesteld om enig kapitaal op te bouwen. Foekje Tiemersma-Reitsma hoefde tijdens haar huwelijk niet te werken en kon zich honderd procent richten op de opvoeding van haar kinderen. Toen haar echtgenoot in 1861 overleed was zij 60-jaar oud en sterk van gestel. De leeftijden van haar kinderen varieerden op dat moment van 13 tot 30 jaren. Zij werkte tussen 1860 en circa 1877 als concierge in Wommels. Hoewel men bij een concierge snel denkt aan een betrekking op school, verwacht ik dit niet. Er was weinig geld voor de school en wanneer men het strikt noodzakelijk achtte trok men het potje open voor een hulponderwijzer. Ik vermoed dat zij als concierge werkzaam was op het gemeentehuis van Hennaarderadeel te Wommels. Als concierge, alias huisbewaarder, zou zij in dat geval verantwoordelijk zijn geweest voor het onderhoud van het gemeentehuis. Een gebouw waar haar schoonzoon, de secretaris van Hennaarderadeel Johannes van der Woude (1822-1900), zetelde en ook haar zonen Tjibbe (1833-1904) en Gerrit Tiemersma (1848-1903). Deze twee zonen waren ambtenaren ter secretarie. Haar zoon Tjibbe Tiemersma was tussen 1887 en 1898 plaatsvervangend-secretaris van Hennaarderadeel. In de jaren ’60 en ’70 van de negentiende huisde nog een voorvader regelmatig op het grietenijhuis, namelijk Ate Sjoerds Ypma (1796-1873); hij was de langszittende wethouder van Hennaarderadeel ooit.

Op 11 mei 1892 overleed Foekje Tiemersma-Reitsma op de gezegende leeftijd van 91 jaar. Het langst bleven haar jongste zoon Gerrit Tiemersma (1848-1903) en voordochter Sytske Reitsma (1823-1873) bij haar inwonen (in huis nr. 116). Na het overlijden van ongehuwde dochter Sytske kreeg Foekje Tiemersma-Reitsma een inwonende dienstbode, Hinke Robijn. Toen in 1877 haar jongste zoon Gerrit Tiemersma trouwde met Geertje Zelle verliet zij haar woonhuis en vestigde zich in huis nr. 17 alwaar zij in 1892 overleed.

hoofdstuk 9: “Goed uit de verf komen”

Johannes Siebelts Tiemersma (1843-1901) was 18 jaar oud toen zijn vader overleed. Hij bleef tot zijn huwelijk in 1868 inwonen bij zijn moeder in het voornoemde huis nr. 116. Evenals zijn broers en zusters heeft hij als schoolleerling les gekregen van meester Dirk Posthumus; een voorrecht dat hun vader heeft moeten missen. Hoewel de in 1828 gebouwde nieuwe school aanvankelijk “buiten twijfel een der beste ingerichte lokalen in zijn district was’lxxi, groeide de school als snel buiten de voegen. In 1828 telde de nieuwe school ongeveer 70 leerlingen, maar nog geen 50 jaar later was dit aantal al verdubbeld.

In 1872 was de bouw van een nieuw schoolgebouw noodzakelijk. Dit was voor Johannes Tiemersma interessant; niet als schoolleerling, maar als ondernemer. “De schilder van Wommels, Jehannes Tiemersma, [zette] alles van binnen en buiten in de verf en bedekt hij de banken met een stoerfzwarte lak. De borden krijgen nieuwe witte lijnen om op te schrijven en voor de muziek. (…) Het levert hem f 295 op.” schreef Geertsma.lxxii

Na het afronden van het middelbaar onderwijs werd Johannes Tiemersma schildersknechtlxxiii in dienst bij Ulbe Jans Wynia (1830-1915). Diens vader, de gegoede boer en het gemeenteraadslid Jan Foekes Wynia (1796-1886), had voor hem een verfwinkel gekocht gelegen tussen de terp en de Bolswarder Trekvaart. Ulbe Jans Wynia en zijn echtgenote Teatske Bootsma (1831-1903) kregen in het totaal 10 kinderen. Haar jongere zuster Hieke Bootsma (1845-1923) trok in 1864lxxiv bij het echtpaar Wynia-Bootsma te Wommels in om te assisteren bij de opvoeding. Zo zullen Johannes Tiemersma en Hieke Bootsma elkaar hebben leren kennen. De vonk sloeg over.

Op 16 mei 1868 traden Johannes Tiemersma en Hieke Bootsma in het huwelijk. Ondertussen maakte haar zwager Ulbe Jans Wynia emigratie-plannen. Op 19 maart 1869 kocht Johannes Tiemersma van Jan Foekes Wynia “huis met groote verwerswinkel”28 van Jan Foekes Wynia voor 1800 guldens,“waarvan [600] gulden moet worden betaald op den eersten mei aanstaande en de resterende [1200] gulden op eene behoorlijke aanmaning ten lust van den verkooper te geschieden”. Hij betaalde over de lening 4,5 % rente.lxxv Op 19 april 1869 ging Ulbe Jans Wynia ook over tot de verkoop van zijn inboedel. Dat bestond uit o.a “eene groote partij verwstoffen, verwwaren en gereedschappen, waaronder; 1 beste ijzeren verwmolen, groote verwerskast, verwsteen met looper, schalen en gewigten, maten, 1 partij Wit- en Broeiglas, handketel, kwasten, potten, bussen, behangtafel, trappen, ladders, enz.”lxxvi Johannes Tiemersma zal het merendeel van deze goederen hebben overgenomen.

In 1869 emigreerden Ulbe Jans Wynia en diens zwager Theunis Bootsma met hun gezinnen naar Amerika “in de verwachting een beter bestaan te zullen vinden.”lxxvii Later zouden ook zwager Hille Bootsma (1853-1924) en schoonzuster Ynskje Kolthof-Bootsma (1837-1914) met hun gezinnen de grote overtocht wagen. In 1874 stapte ook Hieke’s vader Dooitze Theunis Bootsma (1808-1874) aan boord van S.S. Rotterdam met bestemming Noord-Amerika. Zij maakten deel uit van de vele Friezen die in de tweede helft van de negentiende eeuw overzee hun geluk beproefden. Hoe het hen, en Dooitze Theunis Bootsma (1808-1874) in het bijzonder, is vergaan, zal ik een artikel ontrafelen.

Uit het huwelijk van Johannes Tiemersma en Hieke Bootsma werden zeven kinderen geboren, waarvan 3 op jeugdige leeftijd stierven. De zaken gingen goed. In hun huis annex verfwinkel, bekend onder nr. 38, huisden vanaf 1873 verscheidene schilderknechten en dienstmeiden (zie bijlage). Dooitze (1870-1928) en Johannes Tiemersma (1874-1917) traden aanvankelijk in de voetsporen van hun vader en raakten bekende met het schildersvak.

Hoofdstuk 10: Weesvader Dooitze Tiemersma (1870-1928)

Leeuwarder Courant 12 april 1928

Toen in 1890 Dooitze Tiemersma werd ingeloot voor de Nationale Militie zag hij daarin geen bezwaar. Hij heeft uiteindelijk 7 jaar gediend. Hierdoor, wegens broederdienst, waren zijn jongere broers voor de Nationale Militie vrijgesteld. Pas na diens huwelijk in 1897 pakte hij de kwast weer op. Hij vestigde zich als schilder te Joure, maar bleek weinig succesvol. Misschien had hij door zeven jaren dienst het ondernemerschap verleerd, want hij werd in 1900 failliet verklaard.lxxviii In 1901 werkte hij korte tijd als schilder in Amsterdam, maar het werd tijd voor een carriereswitch. Dooitze Tiemersma en zijn echtgenote Trijntje Dijkstra vestigden zich in 1901 te Nijmegen waar hij concierge werd van het Protestants Weeshuis te Nijmegen (tegenwoordig adres: Begijnenstraat 29).lxxix Het echtpaar Tiemersma-Dijkstra bleef kinderloos.

Dooitze Tiemersma en zijn echtgenote solliciteerden in 1904 op de functies van weesvader en -moeder van het Hervormd Diaconie-Armenhuis te Gorinchem. “Voor deze betrekking hadden zich 40 sollicitanten aangeboden”lxxx. Dooitze en Trijntje Tiemersma werden het meest geschikt bevonden en verhuisden daarop naar Gorinchem. In 1906 kwam een vacature vrij van weesvader en -moeder van het Old Burgerweeshuis te Leeuwarden. Het echtpaar wenste graag terug te keren naar hun geliefde Friesland en solliciteerde op die functies. Met succes! Ruim 20 jaar zou het echtpaar Tiemersma-Dijkstra aan het hoofd staan van het Oldburgerweeshuis van Leeuwarden.

Ondanks het faillissement van zijn schilderszaak in 1900 wist hij zich te herpakken en uit te groeien tot een van de meest gewaardeerde ingezetenen van Leeuwarden. “[De Tiemersma’s] zijn in Leeuwarden bekend als een nette burgerfamilie en hebben enige faam omdat de broer van Tiemersma jarenlang Vader is geweest van het Burgerweeshuis van Leeuwarden.” schreef mijn grootvader J.P.G. Aalders in 1937 aan zijn ouders. Dooitze Tiemersma overleed 10 april 1928 op 57-jarige leeftijd en zijn echtgenote Trijntje Tiemersma-Dijkstra volgde 4 maart 1932. “De overledene was, evenals haar overleden echtgenoot, vader Tiemersma, bij haar pleegkinderen zeer bemind. Deze zullen hun pleegmoeder steeds met eere herdenken” schreef het Leeuwarder Nieuwsblad op 5 maart 1932.

Op 27 januari 1901 overleed te Wommels Johannes Tiemersma op 57-jarige leeftijd. Zijn schilderszaak liep goed en daardoor heeft hij enig kapitaal kunnen opbouwen.29 Ten tijde van zijn overlijden had hij geldleningen uitstaan aan zijn zoon Dooitze Tiemersma (waarmee hij vermoedelijk een schilderszaak in Amsterdam wilde opzetten) en aan zijn andere zoon Pieter Tiemersma (1873-1947). De geldlening van 950 gulden aan Pieter Tiemersma, mijn overgrootvader, werd in 1900 gebruikt voor de aankoop van de bakkerij van Willem Franzes Kooyenga te Wommels. Geldschieters vond men indertijd vooral binnen de familie- en vriendenkring.Banken waren er voor mensen met veel geld, niet voor mensen die gewoon hun brood verdienden” aldus Hinne Bokma.lxxxi De Spaarbank Hennaarderadeel, opgericht in 1864, hadden de meeste inwoners nog niet van binnen gezien. De oprichting van de Cooperatieve Boerenleenbank te Wommels in 1912 maakte de inwoners langzamerhand meer bekend met het lenen bij banken. Een schoonzoon van Johannes Tiemersma, Thomas Twerda (1867-1955)30, was daarvan enige jaren bestuurslid en commissaris.

Hieke Tiemersma-Bootsma (links) met twee van haar zusters

De weduwe van Johannes Tiemersma, Hieke Bootsma (1845-1923), verhuisde later naar Huizum en Leeuwarden. In de laatstgenoemde plaats woonde zij tussen 1912 en 1916. Financieel ging het haar voor de wind. Dit kwam doordat haar zwager Tjibbe Tiemersma (1833-1904) en schoonzuster Richtje van der Woude-Tiemersma (1830-1915) kinderloos stierven. Duizenden guldens kwamen daardoor toe aan de kinderen van Johannes Tiemersma en Hieke Bootsma, echter lieten zij vastleggen dat Hieke Tiemersma-Bootsma het vruchtgebruik zou toekomen.lxxxii Zij ondersteunde haar kinderen financieel.lxxxiii Op 5 februari 1923 overleed Hieke Tiemersma-Bootsma op 77-jarige leeftijd in haar woonplaats Huizum.

Leeuwarder Courant 3 januari 1902

hoofdstuk 11: ‘Gezelligheid kent geen tijd’

Haar jongste zoon Johannes Tiemersma Jr. (1874-1917) kocht in 1902 van haar het ouderlijk huis annex verfwinkel aan de terp te Wommels. De koopsom bedroeg 2.500 gulden. Datzelfde jaar huwde hij met Joukje Noordenbos (1878-). Dit huwelijk bleef kinderloos. In 1906 gooide Johannes Tiemersma Jr. het roer om; hij kocht voor 7.800 gulden It Bierhus van Pier Hiemstra, de bouwheer van het logement. Ook dit pand was gelegen aan de terp van Wommels. In It Bierhus vond men het plaatselijke cafe met biljard en kon men in de boppeseal danslessen volgen. Aan de bierhandel van voorganger Hiemstra kwam wel een einde. Op 24 augustus 1917 overleed Johannes Tiemersma Jr. op 42-jarige leeftijd, waarna zijn weduwe het pand verkocht aan de gemeente Hennaarderadeel.

De Tiemersma’s waren sociale mensen. Waar gezelligheid en vertier te vinden was, daar waren zij. Die drang naar gezelligheid en mensen om zich heen hadden zij aangeerfd van hun grootvader Dooitze Theunis Bootsma (1808-1874); die runde ook jarenlang een herberg. De Tiemersma’s namen niet enkel deel aan evenementen, maar zij namen daarin ook vaak het voortouw. Zo organiseerde Johannes Tiemersma Jr. wedstrijden ringrijden op fietsenlxxxiv lxxxv, toneelvoorstellingenlxxxvi en reciteerwedstrijden.lxxxvii Ook zijn broer, mijn overgrootvader Pieter Tiemersma (1873-1947), organiseerde in zijn logement te Wytgaard wedstrijden ringrijden op fietsenlxxxviii, schaats-lxxxix en kaartwedstrijdenxc en cabaret- en toneelvoorstellingen. De wedstrijden werden standaard afgesloten met ‘s avonds Muziek en Bal. Het revue- en cabaretduo duo Krips en Molenaar trad verschillende keren op “op de seal van P. Tiemersma to Wytgaerd”. Zij waren in de jaren rond de Eerste Wereldoorlog immens populair in Friesland. Hun repertoire bestond uit voordrachten en liedjes in het Fries. Grote succesnummers waren de belevenissen van Oept en Kekke, In Spantsje, De Swalkers, en tijdens de mobilisatietijd Piter en Griet nei de Fryske soldaten.xci

De Tiemersma’s konden natuurlijk niet ontbreken bij het in Friesland immens populaire kaatsen!; de volksport van Friesland. Het is een balsport waarbij de spelers met de handpalm zodanig proberen te slaan, dat deze door de tegenpartij niet geldig kan worden geretourneerd. Het spel wordt gespeeld tussen twee ploegen van elk drie spelers, de parturen.xcii

In Wommels was Johannes Tiemersma Jr. betrokken bij de organisatie van kaatswedstrijden. Hij was echter niet een van de meest fanatieke spelers binnen de familie, dat waren mijn overgrootvader Pieter Tiemersma (1873-1947) en diens zwager Thomas Twerda (1867-1955). Zij waren zeker geen onverdienstelijke leden van de kaatsvereniging Wommels. Een ander lid van die kaatsvereniging was Lambertus Krips (1875-), de helft van het voornoemde cabaretduo Krips en Molenaar. De partuur Pieter Tiemersma, Lambertus Krips en P. Wiersma won in 1898 de tweede premie.xciii Pieter Tiemersma heeft lange tijd gekaatst, zo kwam hij in 1910, inmiddels lid geworden van de Nederlandsche Amateurs-Kaatsvereenigingxciv, nog voor onder de oudere spelers. 1910 was blijkens onderstaand krantenartikel ook het jaar dat P. & D. Tiemersma voorstelden de spelregels van het kaatsen te veranderen. Zouden dat de broers Pieter en Dooitze Tiemersma zijn geweest?

Leeuwarder Courant 9 mei 1910

Het kaatsen in Wommels is met name bekend vanwege de jaarlijkse Freule-partij. Die kaatspartij, voor jongens van 14 tot 16 jaar, werd in 1903 voor het eerst gespeeld. De spelen zijn vernoemd naar Clara Jacoba barones de Vos van Steenwijk (1869-1960) die kaatsen een gezonde bezigheid vond voor jongens. Zij was een kleindochter van de grietman Jhr. Idzerd Frans van Eysinga (1794-1870) en een volle nicht van burgemeester Wiardus Willem Hopperus Buma (1865-1934).

De echte sportheld van de Tiemersma’s was Thomas Twerda (1867-1955), echtgenoot van Foekje Tiemersma. Naast de door hem behaalde successen bij verscheidene kaatswedstrijden, maakte hij vooral furore op de fiets. In 1948, 82 jaar oud zijnde, reed hij de Elf en Dertigtocht.xcv Dit was een fietstocht, die langs alle 11 Friese steden en alle Friese 30 grietenijen voerde. Hij fietste 494 kilometer in zes dagen, een wereldprestatie dus!

Hoofdstuk 12: ’12 ambachten, 13 ongelukken’

De bakkerij in Wommels

Pieter Tiemersma werd op 17 mei 1873 geboren als derde zoon van het echtpaar Johannes Tiemersma en Hieke Bootsma. Zijn oudste broer Siebolt Tiemersma overleed toen Pieter drie jaar oud was. Zijn oudere broer Dooitze Tiemersma, hiervoor besproken, was in beginsel voorbestemd om de schilderszaak van vader Johannes Tiemersma over te nemen. Daardoor kon Pieter een ander ambacht kiezen. Op 16-jarige leeftijd werkte hij als bakkersknecht bij Freerk van den Bos in Wommels. Hij was getrouwd met Wybrig Wynia, een zuster van de voornoemde schilder Ulbe Jans Wynia die zijn geluk had gezocht in Amerika. Hij trok ook enige tijd in bij de familie Van den Bos-Wynia. In 1891 woonde en werkte Pieter als bakkersknecht te Tzummarum, in 1892 te Warga, in 1893 wederom te Tzummarum, in 1894 te Wommels en tussen 1895 en 1898 in Oosterend. In Oosterend werkte hij als bakkersknecht bij het echtpaar Klaas Dantuma en Grietje Smeding. Ondanks het onoverkomelijke vroege opstaan, was hij ongetwijfeld regelmatig te vinden in het logement van de familie Heeringa…

Het statige logement lag aan de driesprong te Oosterend en stond onder leiding van het echtpaar Petrus Rintjes Heeringa (1834-1890) en zijn echtgenote Aafke Ates Ypma (1842-1893). Daarnaast was Petrus Rintjes Heeringa veehandelaar. Toen Pieter Tiemersma in Oosterend woonde was het echtpaar Heeringa-Ypma reeds overleden. Het logement werd voortgezet door hun acht kinderen. Trijntje Heeringa (1877-1958), door haar omgeving Nynke genoemd, was de op-een-na jongste van het stel. Zij werd op 16-jarige leeftijd wees en stond sindsdien onder voogdij van haar oudste broer Rintje Heeringa (1862-1937). Toeziend voogd was haar oom Dirk Ates Ypma (1831-1912). Rintje Heeringa verdiende de kost als veehandelaar, terwijl zijn jongere zuster Maaike Heeringa (1867-1928) vermoedelijk aan de leiding stond van het logement. Nynke Heeringa zal eind jaren ’90 ongetwijfeld ook bardiensten hebben gedraaid.

Nynke Heeringa liet eind jaren ’90 haar ogen vallen op de bakkersknecht Pieter Tiemersma. Op 6 mei 1899 trouwden op het gemeentehuis van Hennaarderadeel te Wommels Nynke Heeringa met Pieter Tiemersma en tegelijkertijd haar oudste broer Rintje Heeringa met Jeltje van der Werf! Een dubbelhuwelijk met waarschijnlijk aansluitend een groot feest in hun herenlogement te Oosterend!

Het huwelijk van Pieter en Nynke betekende niet alleen een verhuizing voor Nynke naar Wommels, maar ook voor haar oudere zuster Maaike Heeringa (1867-1928). De toen nog ongehuwde Maaike Heeringa trok namelijk in bij Pieter en Nynke in huis nummer 25a te Wommels31. Op die manier kon het kersverse echtpaar Heeringa-van der Werf zich nestelen in het logement. Maaike Heeringa woonde slechts een half jaar in Wommels en verhuisde toen naar elders.

Nynke was niet zonder reden gezwicht voor de bakkersknecht Pieter; hij was namelijk een hele sportieve, sociale vent met ambitie. In 1898 had Pieter zijn oog laten vallen op de bakkerij van Kooyenga te Wommels. Die bakkerij had Kooyenga nog geen twee jaar eerder laten bouwen.xcvi Op 27 januari 1899 tekende Pieter het huurcontract. De huur bedroeg 234 guldens per jaar. Daarnaast was in de huurovereenkomst de volgende clausule opgenomen: de huurder en verhuurder zijn overeengekomen, dat wanneer gedurende den huurtermijn, de huurder het gehuurde wil koopen, hij daartoe het recht heeft voor een bedrag van hoogstens [3800] gulden en de kosten van overdracht, zoodat de verhuurder of rechtverkrijgenden in dien tijd het gehuurde niet vrijwillig aan iemand anders zullen mogen verkoopen, alles onder voorbehoud van de rechten van den eerste hypothecairen crediteur en eventuele executanten (…).xcvii Pieter liet het daar niet bij zitten en ging op onderzoek uit hoe hij de financiering zou kunnen rondkrijgen. Van zijn vader Johannes Tiemersma leende hij 950 gulden en bij de Spaarbank Hennaarderadeel wist hij een lening van 2.000 guldenxcviii los te krijgen. Op 15 april 1900 stapte hij naar notaris Zijlstra in Wommels en tekende het koopcontract; de brood-, koek- en banketbakkerij was van Pieter! Hij ging al spoedig op zoek naar een bakkersknecht…

Leeuwarder Courant 13 mei 1899

Lang heeft Pieter Tiemersma de bakkerij niet gehad. Op Eerste Kerstdag 1905 bood hij zijn bakkerij te koop aan. Het is mij onduidelijk wat zijn beweegredenen zijn geweest. Lang heeft de bakkerij in ieder geval niet te koop gestaan. Op 3 januari 1906 verkocht hij de bakkerij aan de heer Dirk Annes Risselada voor de som van maar liefst 6.000 gulden. Onbekend waaraan die overwaarde te danken is, wellicht aan de vlotte babbel van overgrootvader Pieter Tiemersma…

Stad Franeker I”

Het echtpaar Tiemersma-Heeringa verhuisde in 1906 met hun oudste dochters Afke (1900-1989) en Hieke (1905-1980) van Wommels naar Harlingen. Zij woonden aldaar op de Heiligeweg (1913). In Harlingen werd het gezin uitgebreid met nog drie dochters, Johanna Maaike (1907-1998), mijn grootmoeder Maaike Foekje (1909-1989) en Foekje Tiemersma (1911-1989). Pieter Tiemersma kocht dat jaar de helft van het stoomschip ‘Stad Franeker I’. Dit schip, ingericht voor het vervoer van 90 passagiers – maar ook voor goederen en veexcix, beoefende sinds 1881 een vaste stoomdienst tussen Harlingen-Franeker-Sneek.c “De dienst zal worden uitgeoefend langs het groote Vaarwater van Harlingen via Franeker, Welsrijp, Winsum, Oosterlittens, Kromwal, Rien en Tirns naar Sneek.” aldus de Leeuwarder Courant van 6 september 1881. De reis van Harlingen naar Sneek nam vier uur en drie kwartier in beslag. Begin 1905 was die route waarschijnlijk ongewijzigd gebleven.

De stoomboot Stad Franeker, varende van Harlingen-Franeker-Sneek v.v., had hedenmorgen bij Welsrijp eenig oponthoud, doordat de praam geladen met goederen achter de boot water schepte, tengevolge waarvan de goederen of verloren gingen of beschadigd werden. Voor eenige kooplieden dekt verzekering wel de schade, maar de kapitein zal er wel niet schadeloos afkomen.” berichtte de Leeuwarder Courant d.d. 5 januari 1905. Mogelijk was de schadevergoeding een reden voor de kapitein om de helft van zijn boot te verkopen, wat Pieter Tiemersma dan als een buitenkansje zag.

De komende zeven jaar stond het schip vermoedelijk onder leiding van kapitein Frans de Jong. Pieter Tiemersma was immers geen echte schipper, maar een ondernemer. Het schip was eenvoudig te verwarren met de stoomschepen “Stad Franeker II” en “Stad Franeker III”. Die schepen voeren van Leeuwarden – via Franeker en Harlingen – door naar Noord-Holland. Onderstaande foto zou gemaakt zijn op de “Stad Franeker III”, met daarop kapitein Frans de Jong en – als ik het goed zie – Pieter Tiemersma (zittende links op de voorgrond).

(coll. Fries Scheepvaart Museum, 2017)

In de koude winters lag geregeld het scheepvaartverkeer stil door ijsvorming. Dit was waarschijnlijk het enige excuus om niet te varen en juist de schaatsen onder te binden. Voor de rest van het jaar werd gevaren door weer en wind. Zich aan Neptunus vertrouwen, brengt vanzelfsprekend een risico met zich mee. Zo ondervond de schipper Drukker begin april 1909: “Harlingen, 2 April. Het beurtschip Koopmans Welvaren, schipper Drukker, van Dokkum naar hier, is bij Dronrijp de stoomboot Stad Franeker I passeerende, door het stooten tegen een paal gezonken.”ci

In 1913 werd het de hoogste tijd voor verandering. Hij bood de Harlinger-boot, d.i. het stoomschip ‘Stad Franeker I’, te koop aan.

Leeuwarder Courant 31 maart 1913



Logement te Wytgaard

Het logement te Wytgaard, tussen 1913 en 1919 eigendom van Pieter Tiemersma (foto: It Haven Pypke, Doarpsblêd foar Wytgaerd)

Op 17 juli 1913 kocht Pieter Tiemersma een logement te Wytgaard van Tjalling Terpstra voor 12.000 gulden.cii Daarmee volgde hij zijn broer Johannes Tiemersma Jr. die al enige jaren een logement in Wommels runde. Een van zijn eerste acties was het plaatsen van nieuwe biljarts.ciii In dit logement organiseerde Pieter de voornoemde evenementen (zoals ringfietsen, biljart-, schaats- en kaartwedstrijden en toneelvoorstellingen). Deze zaak heeft hij zes jaar gehad. In 1919 was het tijd voor iets anders; hij verkocht het logement op 6 oktober 1919 voor 12.000 gulden aan Hinne de Haan. Ondanks haar toendertijd jeugdige leeftijd, heeft Wytgaard grote indruk gemaakt op mijn grootmoeder Maaike Foekje Tiemersma (1909-1989). Haar ouders waren Nederlands-Hervormd, maar het dienstmeisje was – evenals het merendeel van de bevolking van Wytgaard – Rooms-Katholiek. Mijn grootmoeder raakte als jong meisje gefascineerd door de katholieke gebruiken. Hoewel zij zich nooit officieel bekeerd heeft, wenste zij later op haar sterfbed een pastoor te zien.civ

Delicatessezaak aan de Voorstreek te Leeuwarden

Na de verkoop van het logement in 1919, startte hij een nieuwe carriere als winkelier. In Leeuwarden nam hij de zaak in comestibles, fijne vleeswaren, boter, kaas en eieren over van de heer J.Ph. Rodenhuis. De winkel was gevestigd op het adres: Voorstreek 247, telefoonnummer 118. Het was een winkel met veel luxe producten, zoals “sardellenringen, makreel in wijnsaus, kippered herrings, filets de herring, gehaksoorten, galantines, zalm, sardines Philippe & Canaud en andere merken”. De clientèle zal aldus hebben bestaan uit de gegoede bevolking van Leeuwarden. Aan creativiteit en ondernemingslust was bij Pieter Tiemersma nooit gebrek. Zo speelde hij in op de Duitse hyperinflatie van de jaren ’20:

Leeuwarder Courant 28 november 1923

In 1925 kwam na een kleine zes jaar een einde aan de delicatessezaak in Leeuwarden. De zaak bracht niet genoeg geld op en daardoor was Pieter Tiemersma in financiële problemen geraakt. Hoewel ik heb vernomen dat het een faillissement betrof, heb ik daar geen bevestiging van gevonden. Hoe dan ook, de winkel werd helaas gesloten. Op 52-jarige leeftijd moest hij terugvallen op het bakkersvak, welke kneepjes hij gelukkig niet verleerd was. Er brak een sobere tijd aan voor het gezin Tiemersma-Heeringa. De meeste dochters moesten daardoor ook de mouwen uit de handen gaan steken. Zo werkte mijn grootmoeder op 16-jarige leeftijd mee in de bakkerij; hiervoor schaamde zij zich indertijd tegenover haar vriendinnen. Later werkte zij als winkeljuffrouw, evenals enkele van haar zusters. Nynke Tiemersma-Heeringa vulde het gezinsinkomen aan als pianolerares.

Hoofdstuk 13: De oude dag van het echtpaar Tiemersma-Heeringa

Tot 1936 werkte Pieter Tiemersma als bakker, daarna kon het gezin het rustiger aan doen. Die financiële verlichting was wellicht te danken aan enkele ontvangen erfenissen (van kinderloze familieleden32) in de jaren ’30, de kamerverhuur en wellicht een financiële toelage van hun (schoon)kinderen. Daarnaast waren eind 1936 alle kinderen het huis uit. De drie oudste dochters (Afke, Hieke en Johanna Maaike) waren inmiddels getrouwd en de twee jongste dochters (Maaike Foekje en Foekje) waren kinderjuffrouwen in Enschede (bij resp. de families Menko en Van Heek). De Tiemersma’s woonden in Leeuwarden achtereenvolgens op de volgende adressen: Voorstreek 247 (1919-1925), Lijsterstraat 68 (1925-1930), Leeuwrikstraat (1930-1937) en Lijsterstraat 86 (1937-1942).

Sinds 1942 bewoonde het echtpaar Tiemersma-Heeringa een vrijstaand huisje in Rijperkerk, een dorpje even ten oosten van Leeuwarden. Over die periode is mij weinig bekend, behalve dat Pieter Tiemersma zich daar graag met de tuin bezighield. Hij overleed aldaar op 3 december 1947 op 74-jarige leeftijd.

Hij wordt door zijn kleinkinderen herinnerd als een heel vrolijke man die van grappen maken hield. Daarnaast kon hij prachtig beeldend vertellen over bijvoorbeeld Nederlands-Indië, al was hij daar nog nooit geweest. Hij was steevast te herkennen aan een Italiaanse hoed. In de familie wordt aan hem gerefereerd als zijnde “twaalf ambachten, dertien ongelukken”. Maar hij was wellicht juist zijn tijd ver vooruit, tegenwoordig hopt men namelijk ook van de ene naar de andere baan. “De afwisseling is de specerij des levens”cv zal Pieter Tiemersma hebben gedacht. Hij heeft zes jaar een bakkerij geleid, zes jaar gevaren op de ‘Stad Franeker I’, zes jaar een logement gehad, zes jaar een delicatessezaak in Leeuwarden gerund en de laatste tien werkzame jaren – noodgedwongen – het bakkersvak weer opgepakt. Aan ondernemingslust geen gebrek. De financiën kon hij echter wellicht beter overlaten aan zijn echtgenote.

Het om de zes jaren omgooien van het roer zal zijn echtgenote Nynke Tiemersma-Heeringa en moeder Hieke Tiemersma-Bootsma regelmatig zorgen hebben opgeleverd. Daarentegen kon hij wel bij diens ondernemingen op financiële steun rekenen van zijn moeder. Met name de armoede die volgde op de sluiting van de delicatessezaak in Leeuwarden zal echtgenote Nynke Tiemersma-Heeringa veel verdriet hebben gedaan. Zij was een standsbewuste, statige dame die allesbehalve wenste te vervallen tot de kleine luyden. Ondanks de schaarste wist zij zich altijd zeer smaakvol en statig te kleden. Door de bevoorrechte positie die haar familie in Oosterend genoot, was haar de zorg over de minder bedeelden met de paplepel ingegoten. Zo herinnerde zij op latere leeftijd dat zij als kind door haar ouders met soep er op uit werd gestuurd om zieke knechten te ondersteunen.

Het meest centraal in het leven van [Nynke Tiemersma-Heeringa] was de liefde en de eerbied die zij had voor haar ouders en haar ouderlijk huis. Hoewel zij op zeer jeugdige leeftijd haar beide ouders heeft moeten missen en de weelde van ouderliefde te ondervinden reeds spoedig in haar leven plaats heeft moeten maken voor (…) wee; zien we bij [haar] niet alleen plaats voor somberheid, maar een ontwikkeling waarbij de verloren gewaande nog aan de oppervlakte verblijvende levensvreugde wordt omgezet in levenskracht en met grootheid van ernst in een nieuwe diepere vreugde en liefde, welke misschien het best te benaderen is met het woord blijdschap. Dit beeld blijft overheersen in haar gehele levensactiviteit en met name ook op de wijze waarop zij haar kinderen opvoedde en steeds voor gegaan is. Duidelijk treffen wij hierin aan het voortleven van haar ouders. Als 10e generatie opgenomen in het geslachtenboek van de Heeringa’, was zij zich bewust van haar afkomst en heeft ze er steeds naar gestreeft dat bewustzijn op haar kinderen over te dragen. Noblesse oblige, was zij rein van geest en rein op haar lichaam. Zij besteedde veel zorg aan hetgeen haar in haar leven was toevertrouwd. Zij stelde hoge prijs op het vernemen van kennis en op ontwikkeling van kunstzinnigheid. Zelf was zij dol op pianospelen. Beschaving en correctheid waren haar een levensbehoefte. Persoonlijk heeft zij zich tot op de laatste dag geheel opgeofferd aan de belangen en de behoeften van haar kinderen, haar kleinkinderen en haar achterkleinkinderen. Zij wist zich deel van een mensengemeenschap en aanvaardde als vanzelfsprekend en zonder enige terughoudendheid of aarzeling alle consequenties daarvan. Zij was Friezin in hart en nieren, maar kende ook de begrenzing. Liefde en eerbied voor ons vorstenhuis en voor God heeft zij haar gehele leven hoog gehouden.” cvi herinnerde een van haar vijf dochters.

Na het overlijden van haar echtgenoot woonde zij enige jaren zelfstandig in een appartement te Leeuwarden. Vaak verbleef zij voor langere tijd ten huize van haar dochters. De kinderen en kleinkinderen zagen haar altijd graag verschijnen. Het huis werd muzikaal opgeluisterd door haar pianospel en zij kon boeiend verhalen over vroeger. De gezellige, nieuwsgierige en voorkomende aard van haar dochters resulteerden in huwelijken met zeer respectabele mannen. Het comfort en het kansrijke milieu waarin haar dochters en kleinkinderen daardoor verkeerden, zullen haar een groot genoegen zijn geweest.

Hoofdstuk 14: ‘Back to the roots’

In september 1958, aan het einde van haar leven, keerde zij terug naar haar vertrouwde Hennaarderadeel. Zij nam haar intrek in het rusthuis Nij Stapert aan de Van Sminialeane te Wommels. Dit rusthuis werd op 22 januari 1952 feestelijk geopend door de commissaris van de Koningin in Friesland, Mr. H.P. Linthorst Homan. Het was een model-tehuis voor ouden van dagen en de oprichting daarvan stond dientegenvolge in de volle belangstelling. “Het wordt een gebouw met grootste allure en dat, als het er eenmaal staat, de trots van Hennaarderadeel zal zijn; niet alleen omdat men daarmee blijk heeft gegeven iets aan te durven, maar ook en vooral omdat het de drie boerenleenbanken in de gemeente – dus als het ware de inwoners zelf – zijn geweest, die de financiering van dit object mogelijk maakten” schreef de Leeuwarder Courant d.d. 22 maart 1951. In het wooncomplex vond zij aansluiting bij o.m. haar schoonzuster en zwager Twerda-Tiemersma. Nynke Tiemersma-Heeringa overleed te Leeuwarden (niet haar woonplaats Wommels) op 12 november 1958, 81 jaar oud zijnde.

Men ziet in het raam de geharnaste en bereden edelman Agge in gevecht met de eveneens geharnaste, maar inmiddels uit de zadel gelichte jonker Bokke. (…) Op de achtergrond – op een soort balkon – slaat de jonkvrouwe Bertha het toernooi gade.”cvii

De Stapert-sage

Tot slot verdient het glas-in-lood raam in het inmiddels afgebroken rusthuis enige aandacht. Dat glas-in-lood raam verwees namelijk naar de naamgeving van het complex en toevallig ook naar het voorgeslacht van de Tiemersma’s. Het glas-in-lood-raam, gemaakt door kunstenaar Jentsje Popma, was een voorstelling van een oude sage. Eens – zo gaat het verhaal – was er een schone joffer, die Bertha heette en naar wier hand twee jongelieden dongen. De joffer kon maar niet “ut ‘e rie” komen en tenslotte hakte haar papa de knoop door: ze moesten er maar om vechten. Beiden beklommen een paard en eentje werd er verslagen. De overwinnaar moet, toen z’n tegenstander in ‘t zand beet, gezegd hebben “sta-pert” en de grote man bleef hem zo noemen, ter onderscheiding de verslagene als “Val-pert” aanduidend. Zo is – zegt de volksmond – de naam van de vroegere state “Stapert” te Wommels in de wereld gekomen, en daarom ook heette de state aan de andere, de noordkant van ‘t dorp “Valpert”.” Het meest geroemde lid het geslacht Stapert was een broer van voormoeder Tjets Rheen-Stapert, namelijk Cyprianus Stapert (ca. 1515-1578). Hij was ook bekend als Cyprianus Vomelius, verwijzende naar zijn geboortedorp Wommels. Deze rechtsgeleerde, die doceerde aan verschillende Duitse universiteiten, stond in hoog aanzien bij keizer Karel V en werd daarvoor door hem in de adelstand verheven. Wellicht verklaart deze familieband de nieuwsgierige aard van de vijf zusters Tiemersma…


Ik houd mij graag aanbevolen voor correcties en/of aanvullingen. Helaas heb ik zeer weinig foto’s van mijn overgrootouders Tiemersma-Heeringa en hoop van harte dat daar meer van zullen opduiken. In de toekomst hoop ik het onderzoek te hervatten. Onderzoek in het oud-rechterlijk archief van Idaarderadeel zal meer informatie kunnen opleveren omtrent de oudste eigenaren van de Timertsma-zathe te Grouw.

Bijlage 1: inwonend personeel bij familie Johannes Tiemersma en Hieke Bootsma

Bijlage 2: ‘Ze zagen eruit als apen, maar vochten als leeuwen’; Waterloo-ervaringen van Isaak Reitsma (1797-1870)

Bijlage 3: de treurige oude dag van Sytske Reitsma-Hager (1775-1841)

Bijlage 4: genealogie van het in 1891 in mannelijke lijn uitgestorven geslacht Reitsma

Bijlage 5: de Waterloo-ervaringen van Minse Jans Jansma (1792-1849)

Bijlage 6: genealogie van het oude geslacht Tiemersma

Bijlage 7: genealogie van de tweede stam Tiemersma

Bijlage 1: inwonend personeel bij familie Johannes Tiemersma en Hieke Bootsmacviii

Jetze Schengenga, 4 maart 1873-23 maart 1874, verwersknecht

Romkje Jeltes Weyer, 12 mei 1875-12 mei 1876, dienstmeid

Douwe Swart, 12 mei 1876-23 februari 1877, verwersknecht

Lodewijkje Bakker,12 mei 1876-13 mei 1878, dienstmeid (zij was ook een paar jaar dienstmeid bij Petrus Rintjes Heeringa en echtgenote te Oosterend)

Bauke Tacoma, 15 augustus 1876-21 december 1879, verwersknecht

Foekje Hiemstra, 23 mei 1878-13 mei 1879, dienstmeid

Johannes Tuinstra,12 mei 1880-1881, verwersknecht

Douwe Swart, 20 februari 1881-31 december 1881, verwersknecht

Frans Hibma, 12 mei 1883-11 december 1884, verwersknecht

Frans Hibma, 19 mei 1885-14 oktober 1885, verwersknecht

Hendrik Felders, 12 mei 1890-26 maart 1892, verwersknecht

Johannes de Groot, 3 april 1896-8 mei 1899, verwersknecht

Bijlage 2: “Ze zagen eruit als apen, maar vochten als leeuwen…”cix; Waterloo-ervaringen van Isaak Reitsma (1797-1870)

Op 29 mei 1797 werd Isaak Reitsma geboren te Leeuwarden als zoon van slager Pieter Reitsma en Sytske Jacobs Hager. Hij was een oudere broer van voormoeder Foekje Tiemersma-Reitsma. Op 11-jarige leeftijd verloor hij zijn vader, waarna de slagerij aan de St. Jacobsstraat werd voortgezet door zijn moeder en oudere halfbroer Jacob Reitsma (1787-1829/1845). Isaak zal als jongeling een handje hebben geholpen.

Isaak was 16 jaar oud toen Napoleon werd verbannen naar Elba. De zoon van de voormalige stadhouder, de latere koning Willem I, werd in 1813 gehuldigd als souverein vorst van het Koninkrijk der Nederlanden. Johannes Galenus baron van Sytzama (1767-1839) werd op 6 januari 1814 belast met de oprichting van een vrijwillig regiment dragonders te Leeuwarden. Op 11 januari 1814 richtte hij zich in een proclamatie tot de Friezen, die hij opriep “om als Ruiters voor Zijne Koninklijke Hoogheid voor Vaderland en Oranje te strijden”.cx “Wellaan, laat u dus geenszins tegen houden, maar stelt u er eene eer in, om den algemeenen Vyand tot over onze grenzen te vervolgen. Immers ikzelf, welke voorheen onder de Vanen van Oranje dien zelfden Vyand meer dan eens het hoofd mogt bieden, zal u wakkere Vriezen als een geboren Vries, daartoe door zijn koninklijke Hoogheid geroepen, U aanvoeren tegen den Vijand des Vaderlands. Meldt Ulieden dus aan met dien yver, welke Ulieden altoos eigen was: en met die zelfde Geestdrift, welke my bezielt.” De laatste regel van de proclamatie was “Het bureau is te Leeuwarden”.cxi

De inmiddels 17-jarige Isaak voelde zich aangesproken. Hij wendde zich tot het wervingskantoor van de baron Van Sytzama aan de Grote Markt te Leeuwarden. “Gepaard met de werving ging het verzwelgen van niet onaanzienlijke hoeveelheden jenever en op zeker ogenblik greep de baron persoonlijk in. Jan Lavelijn’s drankbedrijf, [alwaar het wervingskantoor tijdelijk was gevestigd, DJ], ging zes weken dicht. De huzaren deden aan de andere kant meer dan drinken alleen. Ze oefenden geducht en dat was nodig ook. Het beslaan van de paarden leerden ze bij een Leeuwarder smid. Sommige dragonders vervielen tot wat wij nu ‘joyriding’ zouden noemen: als ze met hun paard van de smid op weg moesten naar de kazerne namen ze meermalen een route, die tot buiten de stad leidde. Maar na juli 1814 was het ook gebeurd met deze vorm van – praalrijden – . Het Noord-Nederlandsche Regiment Dragonders van Sytzama, voor een deel bestaande uit Friezen, zakte af naar Leiden teneinde de vijand spoediger te kunnen aangrijpen indien dat nodig mocht blijken…”cxii

Eind februari 1815 werd de wereld opgeschrikt; Napoleon ontsnapte van Elba! In maart 1815 keerde hij terug op de Franse troon, waarna de geallieerden hem de oorlog verklaarden. Het ‘Regiment karabiniers no. 3’33 – zoals het regiment Van Sytzama sinds 10 december 1814 werd genoemdcxiii – stond sinds februari 1815 onder leiding van majoor C.M. Lechleitner.cxiv “De brigade werd onderdeel van de divisie-cavalerie, onder commando van luitenant-generaal M.A. Baron Collaert. 12 april bevond het regiment zich te Brain l’Alleud. Het is niet bekend of het regiment een werkzaam aandeel heeft gehad in den slag bij Ligny, bij Quatre Bras in elk geval niet.

18 juni 1815, om 10 uur stond het regiment bij Waterloo op den rechtervleugel in de 2de linie. Het nam eerst een defensieve flankstelling in en sloeg alle aanvallen af. Toen echter de Fransen voorwaarts rukten ging het tot den tegenaanval over: het regiment viel de beroemde kurassiers van Milhaud aan en bleek overwinnaar.

Na afloop had het 3e regiment zeer zware verliezen geleden: 32 dooden en 39 gekwetsten! De regimentscommandant , luitenant-kolonel Lechleitner was zwaar gewond door een granaatscherf aan de rechterdij. Hij commandeerde zijn regiment tot bloedverlies dit onmogelijk maakte; werd naar Brussel gebracht en is daar 24 juni 1815 overleden. Het regiment vervolgde den vijand tot Parijs. 29 november 1815 begon de terugtocht naar het moederland.”cxv De door o.a. Isaak Reitsma verslagen Franse generaal der cavalerie Edouard Jean-Baptiste Milhaud (1766-1833) zou over het regiment van Lechleitner hebben gezegd: “Ze zagen eruit als apen, maar vochten als leeuwen…”cxvi

Voor zijn krijgsverrichtingen kreeg Isaak, evenals zijn latere zwager Siebolt Taekeles Tiemersma, op 5 november 1817 een gratificatie van 29 gulden en 10 ½ cent.cxvii Het is mij onduidelijk hoe lang hij als dragonder heeft gediend. Het eervolle bestaan van ruiter werd helaas uiteindelijk verruild voor een bedelaarsbestaan. In 1839 vestigde hij zich, op vrijwillige basis, als kolonist in de bedelaarskolonie Ommerschans. De Ommerschans maakte deel uit van de Maatschappij van Weldadigheid. In 1862 huwde hij met de 35 jaar jongere Roelfien Weitering (1832-na 1870). Hij was op dat moment slager te Norg en zij was een kolonistendochter. Beiden hadden tevoren de kolonie verschillende keren verlaten. Zij ‘deserteerde’ tweemaal als tiener. Een paar jaar na hun huwelijk bleken zij weer een zwervend bestaan te leiden; in januari 1869 woonde Isaak te Groningen en zijn echtgenote – tot voor kort – in Assen. Vermoedelijk vanwege haar zwangerschap keerde zij terug naar kolonie. In het derde gesticht van Veenhuizen beviel zij op 22 januari 1869 van een zoon: Roelof. Roelof Reitsma werd 9 maanden oud; hij overleed aldaar op 2 oktober 1869. Op 26 mei 1870 overleed Isaak Reitsma als kolonist / ‘verpleegde’ in het derde gesticht te Veenhuizen.

Op 27 juni 1871 overleed Johannes Hendricus Reitsma (1807-1871) in het tweede gesticht te Veenhuizen. Hij was een ongehuwde, jongere broer van Isaak. Hij was de laatste mannelijke telg van het geslacht Reitsma die helaas ook aan lagerwal was geraakt. Een treurige getijding die voormoeder Foekje Tiemersma-Reitsma (1801-1892) veel verdriet zal hebben gedaan. De familiegeschiedenis Reitsma stond haaks op de positieve ontwikkeling die de familie Tiemersma doormaakte; zij wisten juist in de negentiende eeuw de armoede te ontsteigen…

Bijlage 3: de treurige oude dag van Sytske Reitsma-Hager (1775-1841)

Eind jaren ’30 van de negentiende eeuw leek het armoedige lot der familie Reitsma onafwendbaar. Tot het overlijden van Clara Tjallinga van Eysinga-Aebinga van Humalda (1756-1830) was Sytske Reitsma-Hager een van haar inwonende dienstbodes op het Van Eysinga-huis aan de Koningstraat te Leeuwarden. De eerstvolgende jaren (1831-1836) oefende zij geen beroep uitcxviii cxix cxx en was zij nog in de mogelijkheid om een zoon, de horlogemaker Abraham Reitsma, 700 gulden uit te lenen. Na het overlijden haar zoon Abraham Reitsma (1799-1836) en schoondochter Trijntje Reitsma-Klomp (1787-1837) zal dat geld als sneeuw voor de zon zijn verdampt. In 1839 was zij bolloopster te Leeuwardencxxi; zij ging met een mand brood langs de deuren.

30 oktober 1839 verscheen zij voor de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden. Gehoord de voordragt van den Heer

Substitutut Officier Mr. J.N. Van Beyma, gehoord de getuigen door denzelven geproduceerd, gelet op de conclusie van den Heer Substitut Officier luidende (fo:) Mede gelet op het geen door en vanwege de beklaagde hier tegen en tot hare verdere verdediging is aangevoerd. Overwegende dat het uit de onder eede afgelegde verklaringen der getuigen Elisabeth Jelles de Vries en Johannes Feenstra alsmede uit de volledige bekentenis van de beklaagde ter dezer teregtstelling is gebleken: dat zij zich op den 19 October heeft begeven naar de woning van de eerste getuige en aldaar van de wand in de woonkamer arglistiglijk heeft weggenomen een zilveren horologie en dito ketting en cachetten toebehoorende aan den zoon van genoemde eerste getuige en hetzelve vervolgens voor de som van twaalf guldens aan den tweeden getuige heeft verkocht en zich die gelden toegeeigend. (…) Regtdoende in naamen vanwege den Koning verklaart de persoon van Sytske Hager schuldig aan eenvoudige diefstal. Veroordeelt de alzoo schuldig verklaarde tot eene gevangenzetting in een verbeterhuis voor den tijd van een jaar en in de kosten der procedure. Gelast dat het stuk van overuiging aan den eigenaar of regthebbende zal worden ter handgesteld. Aldus in het openbaar en met geopende deuren uitgesproken den dertigsten october achttien honder negen en dertig, tegenwoordig de Heeren Mr. D.J.A. Baron van Harinxma thoe Slooten, fungerend president, S.W.H.A. Van Beyma thoe Kingma en A.G. Wijckerheld Bisdom, regters, J.N. Van Beyma Substitut Officier, G.E. Le Maire, Substitut Griffier.”cxxii Dit zal niet enkel een klap in het gzicht zijn geweest van voormoeder Sytske Reitsma-Hager, maar tevens voor haar schoonzoon, de politieagent Siebolt Taekeles Tiemersma!

De 64-jarige Sytske Reitsma-Hager werd ondergebracht in het Huis van Burgerlijke en Militaire Verzekering dat tussen 1824 en 1892 was gevestigd in de Kanselarij aan de Tweebaksmarkt te Leeuwarden. Blijkens het bevolkingsregister van was zij op dat moment de oudste van 15 vrouwelijke gevangenen.cxxiii Zij werd overigens ouder geschat dan dat zij in werkelijkheid was, volgens de rechtzaak en het bevolkingsregister was zij 68 jaar oud in plaats van werkelijk 64 jaar oud. Wellicht hoopte zij door haar gevorderde leeftijd op strafverlaging.

In 1840 werd zij vrijgelaten en nam zij vermoedelijk haar intrek ten huize van haar ongehuwde zoon Albert Reitsma (1804-1847) te Leeuwarden. Op 10 januari 1841 overleed Sytske Reitsma-Hager op 65-jarige leeftijd.

Bijlage 4: genealogie van het in 1891 uitgestorven geslacht Reitsma

Ondanks de treurige getijding van de familie Reitsma in de negentiende eeuw, mag de familie terugkijken op een meer waardige afstamming. Evenals de familie Tiemersma is de familienaam Reitsma via vrouwelijke lijn toegekomen aan de stam waartoe voornoemde Foekje Tiemersma-Reitsma behoorde.

Generatie I

Job Douwes, lakenkoper en ouderling (1639) te Marrum, overleden aldaar 25 december 1665, huwde Leeuwarden 12 november 1637 met Hebelke Jetses, gedoopt Leeuwarden 8 maart 1620 als dochter van Jetze Pabeus.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Geertje Jobs, gedoopt Marrum-Westernijkerk 12 maart 1640, huwde Oenkerk/Giekerk/Wyns 17 februari 1661 met Claes Sytses.

  • Jetse Jobs Ritsma, volgt II-A
  • Lioets Jobs, gedoopt Marrum/Westernijkerk 10 december 1643, huwde (met attestatie van Oenkerk/Giekerk/Wyns 26 februari 1670) met Arien Haringhs, mr. chirurgijn te Oudkerk.
  • Pieter Jobs, gedoopt Marrum-Westernijkerk 26 juli 1646.
  • Isack Jobs Ritsma, volgt II-B
  • Petrus Jobs, gedoopt Marrum-Westernijkerk 9 februari 1651.
  • Daniel Jobs, gedoopt Marrum-Westernijkerk 10 april 1653.

Generatie II

II-A Jetse Jobs Ritsma, gedoopt Marrum-Westernijkerk 1 januari 1642, huwde voor 1668 met Jatje Petri Monsma (zuster van notaris Rombertus Petri Monsma te Ferwerd en burger-hopman Bernardus Petri Monsma).

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Jobus Ritsma, procureur-fiscaal van Het Bildt, huwde 1e St. Jacobiparochie 20 januari 1715 met Claaske Lammerts, huwde 2e: St. Annaparochie 5 november 1699 met Rinske Baarda. Uit beide huwelijken werden kinderen geboren.

  • Heiltien Ritsma, huwde Lemmer/Follega/Eesterga 21 oktober 1708 met Sikke Sybrens, mr. bakker te Lemmer.
  • Daniel Ritsma, gedoopt Leeuwarden 26 februari 1682, jong overleden.
  • Daniel Ritsma, gedoopt Leeuwarden 22 oktober 1684, jong overleden.
  • Gertie Ritsma, gedoopt Leeuwarden 18 december 1687.
  • Daniel Ritsma, gedoopt Leeuwarden 3 juli 1689.

II-B Isack Jobs Ritsma, gedoopt Marrum-Westernijkerk 16 april 1648, winkelier (o.a. in kleding) te Marrum (o.a. 1694-1699), winkelier (1701), sinds 1702/1703 schoolmeester te Itens, overleden voor 1715, huwde 1e met Johanna N.N. (vermeld 1693), huwde 2e Leeuwarden 24 november 1701 met Trijntje Freerks Bodenhuys, afkomstig uit Leeuwarden.

Uit het eerste huwelijk:

  • Hendrik Isaacs Ritsma, gedoopt Marrum-Westernijkerk 23 juli 1690, schoolmeester en organist te Itens tot 1717 en sindsdien te Weidum, huwde Itens 26 december 1716 met Trijntje Jans Koevoet, gedoopt Rauwerd 20 november 1682, dochter van Jan Jansen Koevoet en Grietje Jans. Uit dit huwelijk werd een zoon Isaak Reitsma (1717-) geboren.

  • Job Isaacs Ritsma, gedoopt Marrum-Westernijkerk 25 oktober 1691
  • een zoon, geboren Marrum 26 augustus 1693. In het ‘Memoryboeck van de vrouwens’ van de vroedvrouw Catharina Schrader staat genoteerd: “1693 den 26 augustus smorgens ten 8 uren hebbe ick Johana Isack Jopes vrouw tot Merum helpen verlossen van een jongen soon. En all is well gewest. De Heere Jesus Christus wij lof enn eehr danck geseit in ewigheid.” Tussen 29 januari 1692 en 16 februari 1694 is een hiaat in het doopboek van Marrum-Westernijkerk en daardoor geen doop vindbaar.
  • Magdalena Isaacs Ritsma, volgt III
  • Ljutske Isaacs Ritsma, gedoopt Franeker 21 april 1700.

Uit het tweede huwelijk:

  • Debora Isaacs Ritsma, gedoopt Leeuwarden 10 november 1702, jong overleden
  • Debora Isaacs Ritsma, gedoopt Itens in 1705.

Generatie III
Magdalena Isaacs Ritsma, gedoopt Marrum-Westernijkerk 20 februari 1698, overleden na 6 oktober 1767, huwde Leeuwarden 17 november 1726 met Pieter Bottes, mr. grofsmid te Leeuwarden (1726, 1749).

Quotisatiekohieren 1749: Pytter Bottes, West-Keimpemaespel, mr. smid, 3 volwassenen, aanslag 29-9-0, verhoging 5. Jonker Plettenberg woonde “in de kost bij Pytter Bottes”.34

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Isaak Reitsma, volgt IV

Generatie IV

Isaak Reitsma, gedoopt Leeuwarden 14 oktober 1735, extraordinaris bode der Gedeputeerde Staten van Friesland 1753-, overleden voor 2 februari 1807, huwde Rijperkerk 5 januari 1755 met Aaltje Alberts van der Weide, gedoopt Leeuwarden 21 september 1731, begraven aldaar 2 februari 1807, dochter van slager Albert Tjeerds van der Weide en Catharina Cornelis Jouwsma.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Johanna Hendrica Reitsma, gedoopt Leeuwarden 3 oktober 1755, overleden aldaar 10 september 1827, huwde Leeuwarden 17 oktober 1779 met Hendrik van Gingers, leermakersgezel te Leeuwarden (1779).
  • Pieter Reitsma, volgt V
  • Catharina Reitsma, gedoopt Leeuwarden 29 januari 1762.

Generatie V

Pieter Reitsma, gedoopt Leeuwarden, Westerkerk, 1 juni 1759, mr. vleeshouwer in de Kleine Hoogstraat (1787), en sinds 1789 in de St. Jacobsstraat aldaar, overleden Leeuwarden 31 oktober 1808, begraven Huizum 3 november 1808, huwde 1e: Leeuwarden, Westerkerk, 22 mei 1784 met Martha Willems, overleden in augustus 1795, huwde 2e: Leeuwarden, Westerkerk, 12 februari 1797 met Sytske Jacobs Hager, geboren/gedoopt Berlikum 2/26 maart 1775, mr. vleeshouwerse te Leeuwarden 1808-1816, dienstbode bij Clara Tjallinga van Eysinga-Aebinga van Humalda (1829), bolloopster (1839), overleden Leeuwarden 10 januari 1841, dochter van arbeider Jacob Harmens Hager en Foekje Dirks.

Uit het eerste huwelijk werden geboren (hij liet op 14 maart 1792 en 29 september 1793 kisten bestellen voor twee jong overleden kinderen):

  • Isack Botte Reitsma, geboren/gedoopt Leeuwarden 14 februari/17 maart 1786, overleden in 1792 of 1793.
  • Jacob Reitsma, geboren/gedoopt Leeuwarden 13 november/ 7 december 1787, mr. slager (1811), slagersknecht te Leeuwarden (1829), overleden voor 1845, huwde 1e Leeuwarden, Westerkerk, 24 juni 1810 met Anna Schut, geboren/gedoopt Leeuwarden 11 mei / 5 juni 1789, overleden Groningen 6 mei 1829, dochter van Wouter Halbes Schut en Maryke Ulbes, huwde 2e Leeuwarden 31 mei 1829 met Jacoba Maria Wittermans, geboren/gedoopt Leeuwarden 14 januari / 8 februari 1801, overleden Leeuwarden 11 maart 1845, dochter van Nicolaas Johannes Wittermans en Hillegonda Frederica du Bois. Uit het eerste huwelijk werd enkel een jongoverleden zoon Pieter Reitsma (1812-1812) geboren.

  • Joukje Reitsma, geboren/gedoopt 25 juni / 17 juli 1789, overleden in 1792 of 1793.

Uit het tweede huwelijk werden geboren:

  • Isaak Reitsma, geboren / gedoopt Leeuwarden 29 mei / 16 juni 1797, kurassier / dragonder in dienst van Z.M. De Koning der Nederlanden (1815, 1816), kolonist te Ommerschans (1839, 1840, 1841), slager te Norg (1862), kolonist te Veenhuizen (1870), overleden Veenhuizen 26 maart 1870, huwde Norg 15 mei 1862 met Roelfien Weitering, geboren Assen 27 maart 1832, koloniste te Veenhuizen, overleden na 1870, dochter van Jan Harms Weitering en Etje Gerrits Vlieger. Uit dit huwelijk werd enkel een jong overleden zoon Roelof Reitsma (1869-1869) geboren.

  • Abraham Reitsma, geboren / gedoopt Leeuwarden 14 januari / 15 februari 1799, horlogemakersknecht (1815), laatstelijk horlogemaker, overleden Leeuwarden 28 januari 1836, huwde Leeuwarden 6 april 1831 met Trijntje Klomp, geboren / gedoopt Stiens 29 januari / 15 april 1787, horlogemaakster (1831), overleden Leeuwarden 4 september 1837, dochter van Rients Berends Klomp en Fokeltje Wiltjes Bakker. Dit huwelijk bleef kinderloos.

  • Foekje Reitsma, geboren / gedoopt Leeuwarden 19 april / 14 mei 1801 , dienstbode te Leeuwarden (1815, 1823) en te Wommels (1825-1827), overleden Wommels 11 mei 1892, huwde Hennaarderadeel 3 mei 1827 met Siebolt Taekeles Tiemersma, geboren / gedoopt Wommels 16 december 1796 / 5 januari 1797, soldaat (1812-1817), dienstknecht (1827), politieagent (1828-1848), ijtiger der botervaten (1854-1861), overleden Wommels 26 juni 1861, zoon van Taekele Gerryts Tiemersma en Richtje Sjoerds Beista.

  • Albert Reitsma, geboren / gedoopt Leeuwarden 26 april / 6 juni 1804, arbeider (1841), laatstelijk slepersknecht te Leeuwarden, overleden aldaar 1 maart 1847. Ongehuwd.

  • Johannes Hendricus Reitsma, geboren / gedoopt Leeuwarden 8 februari / 4 maart 1807, horlogemaker te Leeuwarden (1830), laatstelijk kolonist te Veenhuizen, overleden aldaar 27 juni 1871. Ongehuwd.

Bronnen: voornamelijk www.allefriezen.nl en www.alledrenten.nl

Bijlage 5: de Waterloo-ervaringen van Minse Jans Jansma (echtgenoot van Johantje Tiemersma)

Minse Jans Jansma werd op 26 februari 1792 te Franeker geboren als zoon van de leerlooier Jan Pieters en Marijke Klazes Janzen. Hij was zeven jaar oud toen zijn vader op 12 januari 1800 overleed. Door het vroegtijdig wegvallen van zijn vader heeft hij op jonge leeftijd de handen uit de mouwen moeten steken. Daardoor heeft hij nooit leren schrijven. In maart 1814, 22 jaar oud zijnde, werd hij ingeloot voor de Nationale Militie. In tegenstelling tot voornoemde Isaak Reitsma werd hij verplicht om in dienst te gaan. In 1815 werd hij ingedeeld in het bataljon Infanterie Nationale Militie No. 1.cxxiv Dit was hetzelfde bataljon waarin Siebolt Taekeles Tiemersma was ingedeeld. Voor de krijgsverrichtingen van dit bataljon verwijs ik naar mijn schrijven over Siebolt Taekeles Tiemersma. Ook Minse Jans Jansma werd beloond met een Waterloo gratificatie.cxxv

In de tweede helft van 1815 keerde Minse Jans Jansma huiswaarts alwaar hij werd geconfronteerd met het overlijden van zijn moeder; zij overleed op 27 april 1815. Hij werd vervolgens boerenknecht te Zweins, een klein dorpje ten oosten van Franeker. In Franeker zal ontmoette hij de enige zuster van Siebolt Taekeles Tiemersma, namelijk de dienstbode Johantje Taekeles Tiemersma (1790-1838). Zij trouwden 16 mei 1819 te Franeker. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren. Op 5 februari 1849 overleed Minse Jans Jansma op 56-jarige leeftijd.

Bijlage 6: ervaring van een politiedienaar uit Wommels

Bron achtergrond Van Velzen: gereformeerdekerken.info (2017)



Ds. Symon van Velzen (1819-1896)

Ds. Symon van Velzen (1819-1896) “werd in november 1834 hervormd predikant in het Friese Drogeham. De orthodoxe opvattingen van Van Velzen vormden de aanleiding dat hij bij zijn hervormde collega’s steun zocht voor voor een verzoek aan de Algemene Synode om de belijdenisgeschriften (de Drie Formulieren van Enigheid) verbindend te verklaren en ’op te treden tegen ontrouwe leraren en de getrouwe dienaren te beschermen’. De belijdenisgeschriften werden, sinds in 1816 het Algemeen Reglement voor het bestuur van de Nederlandsche Hervormde Kerk van kracht geworden was, nauwelijks nog gehandhaafd. Zijn collega’s hielden zich echter afzijdig, zodat hij op eigen houtje het betreffende verzoek bij de Algemene Synode indiende. Dit had tot gevolg dat de heren van de Synode zich beledigd achtten door dat ‘naar inhoud en vorm onvoegzame’ geschrift. De classis Dokkum stelde een (door van hogerhand geleide) kerkelijke procedure tegen Van Velzen in, die zich na zijn schorsing nog geruime tijd voortsleepte.

Op 15 november 1835 deelde Van Velzen vanaf de kansel mee dat hij in het vervolg de Evangelische Gezangen niet meer zou laten zingen; door de Algemene Synode was het zingen van minstens één gezang tijdens de kerkdienst verplicht gesteld. Vandaar dat de Classis hem op 9 december dat jaar provisioneel schorste met verlies van traktement. Op 11 december scheidde Van Velzen zich toen af van de hervormde kerk. Hij werd vervolgens benoemd tot Afgescheiden predikant van Leeuwarden, met als werkterrein de gehele provincie Friesland.”cxxvi

De politiedienaren Egbert Gatzes Struiksma en voorvader Siebolt Taekeles Tiemersma mengden zich in een geheime godsdienstige bijeenkomst van de afgezette dominee Van Velzen:

Tresoar, Hennaarderadeel T-13-19, inv. nr. 1 informatieboeken 1803-1810:

Procesverbaal houdende verklaring van den veldwachter J.G. van Loon te Lutkewierum, omtrent de ongeoorloofde godsdienstige bijeenkomst op de Heide onder Lutkewierum op den 2 October 1836.

Op heden den vierden October eenduizend achthonderd zesendertig, des voormiddags ten negen ure, compareerde voor ons Jonkheer Idsert Frans van Eysinga, grietman van Hennaarderadeel, wonende te Wommels, geadsisteerd met onzen secretaris, in onze grietenij-kamer te Wommels, Jan Glastra van Loon veldwachter te Lutkewierum en aldaar woonachtig, welke verklaarde, in gevolge zijn van ons bekomen en last om een wakend oog te houden op de ongeoorloofde Godsdienstige gezelschappen of vergaderingen dat hij zich op het gerucht, op zondagmorgen den tweeden October jl. zich weder een groot getal persoonen bijeen vind ten huize van Freerk Meintes Miedema, boer op de Heide onder Lutkewierum, daarheen had begeven, en aldaar een groot getal persoonen bijeen vond, wordende aldaar eene godsdienstige redevoering gedaan door den afgezette predikant Van Velsen, de comparant hem eenige ogenblikken gehoord hebbende en zijnen naam vragende, bekwam geen antwoord; ten tweede male hiernaar vragende, werd door hem gevraagd uit welke orders hij kwam, antwoorde de comparant, namens het Bestuur van Hennaarderadeel, waarop de Heer Van Velsen zeide hem niet meer te willen storen, waarop de comparant is weggegaan.

De comparant des namiddags van dien dag omstreeks twee ure zich in gezelschap van de policiedienaars Egberts Gatzes Struiksma en Sijbolt Teekeles Tiemersma, weder naar de huizinge van Freerk Meintes Miedema begeven hebbende, en weder een groot getal persoonen bijeen zijnde, heeft de comparant den Heer Van Velsen verzocht op te houden met spreken ende vergadering uiteen te doen gaan, waarop Van Velsen zeide: dezen morgen hebt gij mij gestoord en nu alweder?

Hierop de policiedienaar Egbert Gatzes Struiksma aan Van Velsen gevraagd hebbende, of hij dan dacht voort te gaan met spreken, heeft Van Velsen geantwoord ja, waarop dezelfde policiedienaar zeide dat de Heer Grietman op reis was om daar te komen, heeft Van Velsen geantwoord, dat zullen wij afwachten.

Voor verklaarde de comparant gezien te hebben dat de predikant een bef voor had; als ook dat twee persoonen met een steene kop rondgingen om aalmoezen in te zamelen; hebbende hij comparant van eenige persoonen als van Sjoerd Jetzes Vsser verwer, Sjoerd Minnes Feitsma timmerknegt en Ale Rienks Brouwer slagter, allen te Lutkewierum woonachtig, die ook in de vergadering van den voormiddag geweest waren, horen zeggen dat er toen drie kinderen gedoopt waren.

De comparant niets meer van de zaak wetende, verklaarde het bovenstaande waarheid te zijn, en heeft deze na voorlezing met ons en onzer secretaris geteekend.”

In 1839 verhuisde Van Velzen naar Amsterdam. In 1854 werd Van Velzen benoemd tot docent aan de pas opgerichtte (gereformeerde) Theologische School in Kampen. Deze arbeid zette hij tot 1891 voort, overigens in 1883 met enige verlichting van zijn taken. Van Velzen had veel invloed in de Kerken van de Afscheiding.

Tussen 1881 en 1885 was voorvader Ds. Willem Jan Goossen Aalders (1837-1900) Nederlands-Hervormd predikant te Kampen. Hij raakte aldaar, en vanaf 1885 te Amsterdam, verwikkeld bij de ernstige kerkscheuring binnen de Nederlands-Hervormde Kerk (de doleantie). Hierdoor zullen Aalders en Van Velzen elkaar goed hebben gekend; zij stonden lijnrecht tegenover elkaar.

Bijlage 6: genealogie van het oude geslacht Tiemersma

Generatie I

Aesge Boyens, boer te Tzum, in 1587-1588 pachter van Gerland van Heemstra, overleden tussen 1603 en 1620, huwde met Trijn Claesdr., overleden Tzum in 1620. Uit haar boedelscheiding blijkt dat zij een huis bezat te Tzum. Dat huis was gedekt met rode pannen. Daarnaast behoorde tot de inboedel. o.a. een ‘predickstoel’.

Uit dit huwelijk:

Generatie II

Boyen Aesges, boer op Sanlaen te Oosterend (1619) en te Tzum (1643), overleden in 1646, huwde met Rixt Tiebbes, dochter van Tiebbe Taeckles en Aath Abbes.

Uit dit huwelijk:

  • Buwe Boyensz., vermeld 1624

  • Abbe Boyensz., boer te Oosterend, overleden in of voor 1643.

  • Taeckle Boyensz., volgt III

Generatie III

Taeckle Boyensz., boer te Burgwerd (stemnr. 17, 1640 en 1698), huwde met Taetske Tiebbes, dochter van Tiebbe (Tymertsma). Zij was in 1640 samen met haar broers/zusters eigenaar van de zathe Tymertsma te Grouw.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • verm. Sierck Taeckeles, boer op Sanlaen te Oosterend (1698)

  • Tiebbe Taeckeles Tiemersma, volgt IV

Generatie IV

Tiebbe Taeckeles Tiemersma, boer te Burgwerd en Wommels, overleden tussen 1670 en 1678, huwde Wommels 22 november 1663 met Acke Ofkes Rheen, gedoopt Wommels 16 januari 1642, overleden tussen 1704 en 1718, dochter van Ofke Seerps Rheen en Bauck Juwsdr. Juwinga. Hij was mede-eigenaar van de Tymertsma-zathe te Grouw, zij was mede-eigenaar van zathes Sippens, Stapert en (Wester)Letens te Wommels.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Boyen Tiebbes Tiemersma, gedoopt Burgwerd/Hichtum/Hartwerd 18 december 1664, boer te Wommels, overleden in 1717 of 1718, huwde 1e Wommels 15 oktober 1693 met Pytrick Jacobs, huwde 2e Wommels 29 juli 1707 met Aafke Annes, huwde 3e Wommels 11 maart 1714 met Reinsck Willems. Uit dit huwelijk nageslacht. De achternaam Tiemersma raakte in onbruik. Een deel van zijn nageslacht noemde zich Hanenburg.

  • Seerp Tiebbes Tiemersma, gedoopt Oosterend 21 januari 1666.

  • Taetske Tiebbes Tiemersma, gedoopt Oosterend 12 januari 1668, jong overleden.

  • Jouw Tiebbes Tiemersma, gedoopt Oosterend 14 februari 1669, boer op Sippens te Wommels (1698, 1728), huwde met Pietje Jans. Uit dit huwelijk drie dochters, waaronder Foekjen Jouws Tiemersma die in 1723 huwde met Jacob Thomas Sippens.

  • Taekele Tiebbes Tiemersma, volgt V

  • Taetske Tiebbes Tiemersma, gedoopt Oosterend 24 maart 1672, huwde met Rintje Jans, boer te Wommels (1718) en op Tymertsma-zathe te Grouw (1728)

  • Ofke Tiebbes Tiemersma, gedoopt Oosterend 28 april 1679.

Generatie V

Taekele Tiebbes Tiemersma, gedoopt Oosterend 30 oktober 1670 (?)35, boer op Sippens (1723-1725), overleden tussen 10 oktober 1725 en 2 april 1727, huwde Wommels 12 mei 1700 met Tettie Ruurds, gedoopt Nijland in 1679, overleden tussen 6 april 1727 en 5 juni 1735, dochter van Ruurd Watses en Gerbrich Piers. Zij hertrouwde Wommels 6 april 1727 met Jentie Martens Blinxma, boer op Sippens te Wommels (1728) en later te Hartwerd (1750).

Hij was mede-eigenaar van de zathes Tymertsma te Grouw, Stapert (tot 1718) en Sippens te Wommels.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Tiebbe Taekeles Tiemersma, koopman en diaken te Wommels, overleden aldaar 4 december 1778, huwde Wommels 24 januari 1723 met Aaltje Ritskes. Uit dit huwelijk werd enkel een jong overleden zoon geboren: Taekele (1724-ca. 1724)

  • Johannes Taekeles Tiemersma, schipper te Wommels, huwde Wommels 31 mei 1734 met Brechtje Hayes, gedoopt Wommels 13 juni 1706, dochter van Haye Pieters. Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren, waarvan de stam Tiemersma niet werd voortgezet.

  • Pier Taekeles Tiemersma, gedoopt Wommels 25 augustus 1709, jong overleden.

  • Pier Taekeles Tiemersma, gedoopt Wommels 1 januari 1711, overleden voor 1727.

  • Gerbrich Taekeles Tiemersma, huwde met Gerrit Andries. Zij volgt in de genealogie van de tweede stam Tiemersma

  • Acke Taekeles Tiemersma, gedoopt Wommels 21 mei 1716, begraven Bolsward 7 juni 1796, huwde Wommels 16 maart 1738 met Jan Hendriks Koevoet, mr. timmerman te Bolsward, overleden voor 1792.

Voornaamste bronnen:

www.allefriezen.nl

D.J. Van der Meer, Boerderijenboek Hennaarderadeel 1511-1698

Proclamatieboeken Hennaarderadeel

Bijlage 7: genealogie van de tweede stam Tiemersma

Generatie I

Andries Sipckes, schuitmaker te Beetgum (1626), later mr. schuitmaker te Dronrijp (1658), lidmaat aldaar 1658, huwde (ondertrouw gerecht Leeuwarden 18 februari 1626) met Carstie Gerryts, afkomstig uit Berlikum, lidmaat te Dronrijp 1658.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Sipke Andries, volgt II-A

  • Gerrit Andries, volgt II-B

Generatie II

II-A Sipke Andries, mr. (schuitmaker?) te Dronrijp (1664, 1669), lidmaat aldaar 1658 (wonende bij de brug en de molen), huwde Dronrijp 4 januari 1663 met Trijntje Jans, lidmaat Dronrijp augustus 1663.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Tjitske Sipkes, gedoopt Dronrijp 29 januari 1664.

  • Andries Sipkes, gedoopt Dronrijp 11 oktober 1665.

  • Jacob Sipkes, gedoopt Dronrijp 23 mei 1669 (huwde mogelijk met Tjiedts Jelmers?)

  • Gerrit Sipkes, gedoopt Dronrijp 27 november 1670.

II-B Gerrit Andries, geboren circa 1630 (schatting), mr. schuitmaker en hellingbaas te Wommels sinds 1662, overleden tussen 1669 en 1671, huwde Dronrijp 14 april 1661 met Dieuwke Tjerks, overleden na 1686, een zuster van Symen Tjerks (mr. timmerman te Wommels) en Jacob Tjerks (mr. schoenmaker te Dronrijp).

Uit dit huwelijk:

  • Antje Gerrits, gedoopt Dronrijp 23 februari 1662.

  • Janke Gerrits, gedoopt Wommels 7 augustus 1663, huwde 10 januari 1682 met Wybren Taeckes, afkomstig uit Wommels. Lidmatenregister Herv. Gem. Dronrijp: op 29 juli 1688 ingekomen uit Wommels: Wybren Taekes en Janke Gerrits.

  • Tjerk Gerrits, gedoopt Wommels 10 december 1665, vermoedelijk overleden voor juni 1698, huwde 20 april 1690 met Catharina Menzinga, afkomstig uit Wommels. Lidmatenboek Leeuwarden: Catharina Mensinga op 2 juni 1698 ingekomen uit Wommels.

  • Andries Gerrits, volgt III-A

  • Dirk Gerrits, volgt III-B

Generatie III

III-A Andries Gerrits, gedoopt Wommels 10 november 1667, mr. timmerman, diaken (1709, 1710) en ouderling te Wommels (1724, 1730), overleden tussen 1734 en 1744, huwde Wommels 7 januari 1703 met Sipkjen Goslings, gedoopt Heeg 3 september 1682, overleden Wommels 16 juni 1754, dochter van Goslick Pieters, mr. bakker te Wommels, en Anck Haytses.

Andries Gerrits woonde aan de Kaatsbaan te Wommels (vermeld als naastligger 1706, 1708, 1713). De erfgenamen van Symen Tjerks, waaronder diens neef Andries Gerrits, verkochten op 26 februari 1721 ‘een sekere huisinge en hovinge cum annexis in de buiren te Wommels aan de trekvaart’ voor 98 goudguldens.cxxvii Op 21 mei 1721 kochten Andries Gerrits en zijn echtgenote Sipkjen Gosliks een ‘sekere huisinge en erve cum annexis aan de trekvaart te Wommels’ van secretaris Fedderus van der Sluys voor 222 goudguldens.cxxviii

Omschrijvinge van familien in Friesland, 1744: vermeld te Wommels: de weduwe van Andries Gerritsz.

Quotisatiekohieren 1749: Wommels, de weduwe van Andries Gerritsz., 3 volwassenen, ‘onder eede op 500 £‘, aanslag 23-15-0.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Dieucke Andries, gedoopt Wommels 5 juli 1705, huwde in 1746 met Anthonie Gerrits, mr. koperslager (1722, 1746) en wolkammer te Wommels (1749). Hij was weduwnaar van Anskjen Jans.

  • Gerrit Andries, volgt IV-A

  • Wipkjen Andries, gedoopt Wommels 31 oktober 1710.

  • Tjerk Andries, volgt IV-B

  • Goslich Andries, gedoopt Wommels 25 april 1717

  • Kerstie Andries, gedoopt Wommels 27 augustus 1719, overleden na 1796, huwde Wommels 8 september 1754 met Jan Hoites, mr. uurwerkmaker afkomstig uit Sneek (1754). In 1796 werd de weduwe van Jan Hoites in een ‘arme kamer’ onderhouden.

  • Anschie Andries (tweeling met voorgaande), gedoopt Wommels 27 augustus 1719. In 1754 werd, op verzoek van haar moeder, Gerrit Andries aangesteld tot curator over zijn zuster Anschie Andries, ‘innocent en buiten staat haar zelf en haar goederen te besturen’.

III-B Dirk Gerrits, gedoopt Wommels 14 november 1669, huwde 1e Wommels 4 december 1694 met Lijsbeth Dirks, afkomstig uit Wommels, huwde 2e Wommels 7 juni 1705 met Uilkien Hessels, afkomstig uit Wommels.

Uit het tweede huwelijk werden geboren:

  • Dieuwke Dirks, gedoopt Wommels 8 augustus 1706

  • Trijntje Dirks, gedoopt Wommels 25 maart 1708

  • Gerrit Dirks, gedoopt Wommels 15 juni 1710.

Generatie IV

IV-A Gerrit Andries, geboren Wommels verm. circa 1704, mr. timmerman te Wommels, diaken aldaar ( 1739, 1741), overleden tussen 1754 en 1765, huwde Wommels 30 augustus 1733 met Gerbrich Taekeles Tiemersma, gedoopt Wommels 12 november 1713, overleden na 1778, dochter van Taekele Tiebbes Tiemersma en Tettie Ruurds.

In 1727 werden de heren Laes Wybes Hiemenga en Tjebbe Taekeles Tiemersma aangesteld tot voogden over de minderjarige zusters Gerbrich en Akke Taekeles Tiemersma.

Gerrit Andries en zijn echtgenote kochten in 1737 ‘drie vierde parten huisinge, hovinge en erve cum annexis’ (‘waarvan de egteluiden proclamanten voor de overige vierde part reeds eijgenaars zijn’) gelegen aan de westzijde van de terp. De verkopers waren Tjebbe Taekeles, Johannes Taekeles en Akke Taekeles Tiemersma; broers en zuster van Gerbrich Taekeles Tiemersma. Dit huis was afkomstig van hun grootvader Ruurd Watses.

In 1740 verkocht Gerbrich Taekeles Tiemersma met haar broers en zuster land in de zathe Westerlittens te Wommels.

In 1745 kochten Gerrits Andries en zijn echtgenote het huis ten westen van bovengenoemde huis. Die ‘dubbele huizinge en hovinge’ was gelegen aan de trekvaart en werd voor 191 goudguldens gekocht van de erven Heertie Heerts.

In 1766 verkocht Gerbrich Taekeles Tiemersma, inmiddels weduwe van Gerrit Andries, voor 2.400 goudguldens haar aandeel in de zathe Sippens aan bijzitter Jacob Thomas Sippens. Jacob Thomas Sippens was gebruiker van de zathe en ‘welcke de overige sathe toebehoort’.

In 1775 kwam Gerbrich Taekeles Tiemersma voor als eigenaresse van verschillende graven te Wommels.

In 1778 was Gerbrich Taekeles Tiemersma mede-erfgenaam van haar broer Tjebbe Taekeles Tiemersma.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Andries Gerrits Tiemersma, gedoopt Wommels 4 maart 1736, jong overleden

  • Andries Gerrits Tiemersma, volgt V-A

  • Tetje Gerrits Tiemersma, geboren Wommels 26 augustus 1743, overleden Hennaarderadeel 5 december 1813, huwde Wommels 1 april 1770 met Ynte Broers Kingma, geboren/gedoopt Wommels 8 / 12 juli 1733, mr. timmerman en winkelier aldaar, overleden tussen 28 september 1794 en 5 januari 1795, zoon van Broer Yntes Kingma en Grietje Hendriks.

  • Sipkjen Gerrits, geboren Wommels 15 september 1746, overleden aldaar 14 januari 1811, huwde Wommels 11 juli 1773 met Ate Gatses, mr. timmerman te Wommels, overleden aldaar 1 juli 1807, zoon van Gadze Taedes en Maryke Ates.

  • Taekele Gerrits Tiemersma, volgt V-B (vermoedelijk in mannelijke lijn uitgestorven in de 20e eeuw)

IV-B Tjerk Andries, geboren/gedoopt Wommels 11 / 13 augustus 1713, timmerman aldaar, overleden tussen 1782 en 1791, huwde Wommels 1 maart 1739 met Sjeuke Anes, afkomstig uit Wommels, overleden tussen 1793 en 1796.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Symen Tjerks, gedoopt Wommels 25 december 1739, jong overleden.

  • Nieske Tjerks, geboren/gedoopt Wommels 7/9 augustus 1744.

  • Symen Tjerks, gedoopt Wommels 14 juli 1748.

  • Wipkjen Tjerks, geboren/gedoopt Wommels 23/25 februari 1753.

Generatie V

V-A Andries Gerrits Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 14/15 april 1740, mr. timmerman (1788) en later visser te Wommels (1811), overleden Wommels 8 november 1816, huwde Wommels 3 februari 1765 met Foekje Johannes Born, geboren/gedoopt Bolsward 17/26 maart 1744, overleden Wommels 20 februari 1816, dochter van Johannes Andries Born en Mayke Jans.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Gerrit Andries Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 27 juli 1767cxxix/8 augustus 1768, belastingmeter op turf aldaar, overleden Wommels 29 september 1857.

  • Maike Andries Tiemersma, gedoopt Wommels 11 november 1770, overleden Bolsward 10 juni 1822, huwde Bolsward 31 mei 1797 met Jan Tjepkes Spoelstra, gedoopt Bolsward 25 maart 1763, stadsdienaar aldaar, overleden Bolsward 1 augustus 1819, zoon van Tjepke Jans en Akke Everts.

  • Gerbrich Andries Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 19/28 februari 1773, overleden aldaar 9 november 1851, huwde 1e Hennaarderadeel 18 december 1811 met Sake Ypes Ypma, gedoopt Wommels 5 september 1756, arbeider (1811), politiedienaar (1829) en laatstelijk wederom arbeider aldaar, overleden Wommels 7 januari 1831, zoon van Ype Dirks en Trijntje Sakes, weduwnaar van Trijntje Minnes, huwde 2e Hennaarderadeel 12 december 1835 met Jan Sjerps Wynia, geboren Spannum 20 januari 1782cxxx, arbeider te Wommels, overleden aldaar 10 februari 1850, zoon van Sjerp Wynzens en Ymkjen Jans, weduwnaar van Luitsken Jans Bakker.

  • Johannes Andries Tiemersma, volgt VI-A

  • Tjibbe Andries Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 27 december 1777/11 januari 1778, overleden voor 1811.

  • Elizabeth Andries Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 21 maart/2 april 1780, overleden Woudsend 19 september 1856, huwde Woudsend 21 mei 1809 met Abraham Gerbens Faber, geboren/gedoopt IJlst 25 september/2 oktober 1785, grofsmid te Woudsend, overleden aldaar 27 september 1854, zoon van Gerben Abrahams Faber en Marijke Pieters Meyers.

  • Dieuwke Andries Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 11/27 oktober 1782, overleden aldaar 2 oktober 1856, huwde Hennaarderadeel 30 april 1809 met Egbert Gadzes Struiksma, geboren Wommels 23 augustus 1768, politiedienaar aldaar, overleden Wommels 6 januari 1849, zoon van Gadze Taedes en Willemke Andries, weduwnaar van Pierkjen Hessels Olingius en Apolonia Gerrits Hiemstra.

  • Gerrit Andries Tiemersma, geboren/gedoopt 11/27 oktober 1782 (tweeling met voorgaande), jong overleden.

  • Gerrit Andries Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 31 maart/10 april 1785, jong overleden.

  • Gerrit Andries Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 20 mei/10 juni 1787.

V-B Taekele Gerrits Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 24/30 november 1749, koopman te Workum 1790-1793 en Wommels (1793), laatstelijk arbeider aldaar, overleden Wommels 10 juli 1807, huwde Wommels 4 februari 1781 met Richtje Sjoerds Beista, geboren/gedoopt Kubaard 28 april/8 mei 1763, overleden Blessum 28 januari 1836, dochter van Sjoerd Sybolts en Johantje Harmens.

Op 4 augustus 1789 ingeschreven te Workum en verhuisde 3 februari 1793 wederom naar Wommels.

Taekele Gerrits Tiemersma kocht in 1791 ‘een huis met bleek en tuin’ ten zuiden van de Nauwe of Kromme Steeg tussen de trekvaart en de terp. Verkoper was zijn zuster Tetje Kingma-Tiemersma. Op dat moment werden twee kamers verhuur aan Eibert Gatses en Harmen Sjoerds; hun huurperiode liep tot resp. mei 1792 en mei 1793. Dit is het vaker aangehaalde ‘stamhuis der Tiemersma’s in Wommels’. In 1832 was het eigendom van de weduwe Richtje Tiemersma-Beista.

In 1792 verkocht Taekele Gerrits Tiemersma tezamen met zijn zusters Tetje en Syptien Gerrits en zijn tante Akke Taekles Tiemersma in het totaal 13 pondematen in een zathe te Wommels.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Gerrit Taekeles Tiemersma, volgt VI-B (in mannelijke lijn uitgestorven in 1881)

  • Sjoerd Taekeles Tiemersma, volgt VI-C (in mannelijke lijn uitgestorven in 1900)

  • Tjibbe Taekeles Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 25/27 januari 1788, soldaat 33e regt. lichte infanterie, laatste bericht afkomstig uit Stettin 16 januari 1812, officieel vermist sinds eind 1814.

  • Gerben Taekeles Tiemersma, volgt VI-D (vermoedelijk in mannelijke lijn uitgestorven in 20e eeuw)

  • Dirk Taekeles Tiemersma, volgt VI-E (in mannelijke lijn uitgestorven in 1898)

  • Siebolt Taekeles Tiemersma, volgt VI-F (in mannelijke lijn uitgestorven in 1998)

  • Johannes Taekeles Tiemersma, volgt VI-G (in mannelijke lijn uitgestorven in 1899)

  • Johantje Taekeles Tiemersma, geboren/gedoopt Workum 24 januari/7 februari 1790, dienstmeid te Franeker (1819), overleden Franeker 26 december 1838, huwde Franeker 16 mei 1819 met Minse Jans Jansma, geboren/gedoopt Franeker 26 februari/28 maart 1792, soldaat (1814/1815), boerenknecht te Zweins (1819), laatstelijk arbeider te Franeker, overleden aldaar 5 februari 1849, zoon van Jan Pieters en Marijke Klazes Janzen.

Generatie VI

VI-A Johannes Andries Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 24/28 mei 1775, koopman, schipper en kastelein aldaar, overleden Wommels 18 juli 1857, huwde Wommels 21 februari 1802 met Ymkje Gerrits Hiemstra, geboren/gedoopt 13/17 mei 1778, overleden aldaar 13 mei 1859, dochter van Gerrit Heerts Hiemstra en Maria Hannebuth.

Johannes Andries huwde in 1802 onder de naam “van der Schaaf” en liet ook onder die naam zijn eerste kind dopen. Johannes Andries verklaarde, in verband met het huwelijk van zijn dochter Foekje in 1829, ‘in het doopboek [van 1802] voorkomende met de familienaam van Van der Schaaf, deszelfs familienaam veranderd hebbende, die van Tiemersma voor zich en zijne nakomelingen heeft aangenomen.’

Als kastelein organiseerde hij te Wommels wedstrijden ringrijderij en harddraverij.

Uit dit huwelijk werd geboren:

  • Foekje Johannes van der Schaaf (later ook: Tiemersma), geboren/gedoopt Wommels 22/27 juni 1802, overleden Lutkewierum 27 juni 1830, huwde Hennaarderadeel 13 mei 1829 met Pieter Hilbrants Bruinsma, geboren Lollum 28 mei 1796, boerenknecht te Wommels (1829) en Waaxens (1835), overleden Hennaarderadeel 30 januari 1871, zoon van Hibrand Jelles en Willemke Johannes Noordhof, hertrouwde Hennaarderadeel 24 oktober 1835 met Fokeltje Minnes Wiersma.

  • Gerrit Johannes Tiemersma, volgt VII-A (in mannelijke lijn uitgestorven in 1886)

  • Andries Johannes Tiemersma, volgt VII-B

  • Maria Johannes Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 6/20 september 1807, overleden Deinum 22 december 1878, huwde Hennaarderadeel 16 oktober 1850 met Fopke Jans Fopma, geboren Britswerd 31 oktober 1811, schipper te Wommels, overleden Deinum 17 januari 1902, zoon van Jan Fopkes Fopma en Trijntje Klazes van der Valk, weduwnaar van Ruurdje Ages Feitsma.

  • Pieter Johannes Tiemersma, volgt VII-C (mogelijk in mannelijke lijn uitgestorven in de 20e eeuw)

  • Michiel Johannes Tiemersma, geboren Wommels 31 december 1813, schipper aldaar, laatstelijk koopman te Hijlaard, overleden aldaar 12 juni 1868, huwde 1e Hennaarderadeel 19 maart 1836 met Gerritje Harmens Abma, geboren Terzool 8 november 1815, overleden Wommels 13 september 1865, dochter van Harmen Freerks Abma en Wypkjen Tjeerds Kingma, huwde 2e Baarderadeel 23 mei 1867 met Gerbrig Oepkes de Roos, geboren Oosterend 1 september 1832, overleden Scharnegoutum 16 mei 1910, dochter van Oepke Willems de Roos en Anna Aurelius de Gavere. Deze huwelijken bleven kinderloos.

  • Apolonia Johannes Tiemersma, geboren Wommels 23 augustus 1817, overleden Welsrijp 15 februari 1870, huwde Hennaarderadeel 6 november 1846 met Thomas Annes Bergsma, geboren Goënga 23 november 1818, koopman te Welsrijp, overleden aldaar 6 december 1877, zoon van Anne Thomas Bergsma en Sjoerdje Johannes Prom.

VI-B Gerrit Taekeles Tiemersma, gedoopt Wommels 3 juli 1781, timmermansknecht te Zurich en Pingjum, overleden aldaar 3 augustus 1861, huwde 1e Arum 11 september 1812 met Hiltje Simmer, geboren Leeuwarden 15 april 1781, overleden Pingjum 12 februari 1818, dochter van Hendrik Coenraads Simmer en Trijntje Bavius, huwde 2e Wonseradeel 17 juli 1819 met Hinke Wallinga, geboren Pingjum 16 juli 1789, overleden Zurich 23 november 1860, dochter van Pier Pieters Wallinga en Trijntje Klazes.

Uit het eerste huwelijk werd geboren:

  • Richtje Gerrits Tiemersma, geboren Pingjum 3 oktober 1815, overleden aldaar 11 oktober 1815.

Uit het tweede huwelijk werden geboren:

  • Taekele Gerrits Tiemersma, geboren Pingjum 27 maart 1820, timmerknecht te Zurich (1850), laatstelijk kalkbrandersknecht te Workum, overleden aldaar 17 oktober 1881, huwde Workum 18 mei 1851 met Adriaantje Abrahams Hoekzema, geboren Workum 9 december 1826, overleden Franeker 9 februari 1890, dochter van Abraham Jacob Rintjes Hoekzema en Hendrikje Wyntjes Kleistra. Dit huwelijk bleef kinderloos.

  • Pier Gerrits Tiemersma, geboren Zurich 18 maart 1821, overleden aldaar 8 augustus 1830.

  • Richtje Gerrits Tiemersma, geboren Pingjum 5 juli 1823, overleden Zurich 12 oktober 1831.

  • Klaas Gerrits Tiemersma, geboren Zurich 27 december 1825, overleden aldaar 11 maart 1826.

VI-C Sjoerd Taekeles Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 3/15 januari 1786, laatstelijk dagloner te Winsum, overleden aldaar 20 september 1822, huwde Oosterend 23 oktober 1810 met Syke Berends, geboren Winsum circa 1789, laatstelijk arbeidster aldaar, overleden Winsum 13 maart 1829, dochter van Berend Harmens en Johanneke Feddes.

Uit dit huwelijk werd geboren:

  • Johanneske Sjoerds Tiemersma, geboren Uitwellingerga 11 maart 1813, overleden aldaar 23 november 1900, huwde Hennaarderadeel 19 november 1845 met Hendrik Uiltjes Hoekstra, geboren Terhorne circa 1790, boer te Oosterend (1845), koemelker te Akkrum (1850), laatstelijk sluispachter te Nieuwezijlen, overleden aldaar 14 november 1853, zoon van Uiltje Bropers Hoekstra en Ybeltje Eeltjes Spoelstra, weduwnaar van Pietje Baukes Kuipers.

VI-D Gerben Taekeles Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 28 mei/3 juni 1792, arbeider en visser, overleden Deinum 6 november 1853, huwde 1e Hennaarderadeel 5 juni 1819 met Tjitske Broers Boonstra, geboren Baard 6 juli 1794, overleden Blessum 7 februari 1839, dochter van Broer Broers Boonstra en Impje Gerbens, huwde 2e Menaldumadeel 11 oktober 1843 met Dieuwke Douwes Wiersma, geboren Oosterlittens 19 augustus 1814, overleden Dronrijp 23 november 1899, dochter van Douwe Annes Wiersma en Baukje Jentjes Schuurmans.

Uit het eerste huwelijk werden geboren:

  • Broer Gerbens Tiemersma, geboren Blessum 5 augustus 1820, schoenmakersknecht te Jorwerd (1839), overleden Blessum 27 februari 1839.

  • Richtje Gerbens Tiemersma, geboren Blessum 30 januari 1823, overleden aldaar 25 juli 1823.

  • Richtje Gerbens Tiemersma, geboren Blessum 24 juli 1824, overleden aldaar 12 april 1831.

  • Taekele Gerbens Tiemersma, geboren Blessum 28 februari 1827, overleden aldaar 24 februari 1834.

  • Ymke Gerbens Tiemersma, geboren Blessum 27 augustus 1830, overleden aldaar 6 juli 1831.

  • Ymke Gerbens Tiemersma, volgt VII-D (vermoedelijk in mannelijke lijn uitgestorven in de 20e eeuw)

  • Rigtje Gerbens Tiemersma, geboren Blessum 8 november 1835, overleden Deinum 8 januari 1902, huwde Menaldumadeel 13 mei 1863 met Klaas Jacobs Feitsma, geboren Deinum 17 september 1836, boerenknecht te Hijlaar (1863), overleden Deinum 14 november 1920, zoon van Jacob Ruurds Feitsma en Lolkje Rinzes van Tuinen.

  • Taekele Gerbens Tiemersma, geboren Blessum 7 februari 1839, overleden aldaar 10 februari 1839.

Uit het tweede huwelijk werden geboren:

  • Taekele Gerbens Tiemersma, geboren Blessum 30 juni 1845, laatstelijk arbeider te Deinum, overleden aldaar 10 oktober 1880, huwde Menaldumadeel 9 april 1874 met Hinke Jacobs Feitsma, geboren Deinum 2 december 1834, overleden aldaar 6 februari 1880, dochter van Jacob Ruurds Feitsma en Lolkje Rinzes van Tuinen, weduwe van Haantje Broers Boonstra. Dit huwelijk bleef kinderloos.

  • Baukje Gerbens Tiemersma, geboren Blessum 31 juli 1843, overleden Deinum 1 mei 1917, huwde Menaldumadeel 19 februari 1885 met Jentje Hiemstra, geboren Deinum 20 september 1830, arbeider aldaar (1885), overleden Deinum 21 februari 1922, zoon van Klaas Lutizens Hiemstra en Willemke Jentjes Groustra.

VI-E Dirk Taekeles Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 19 oktober/2 november 1794, arbeider te Wommels (1820, 1834) en tuinman te Leeuwarden (1847), overleden Wommels 7 april 1889, huwde Hennaarderadeel 20 augustus 1819 met Klaaske Rients Hiemenga, geboren/gedoopt Kubaard 26 december 1795, overleden Wommels 13 april 1886, dochter van Rients Jans Hiemenga en Murkjen Klazes.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Taekele Dirks Tiemersma, geboren Wommels 11 februari 1820, overleden aldaar 10 november 1834.

  • Murkje Dirks Tiemersma, geboren Wommels 28 januari 1821, overleden aldaar 18 februari 1821.

  • Rients Dirks Tiemersma, geboren Wommels 22 januari 1822, diensknecht bij Jhr. Cornelis van Eysinga te Leeuwarden (1849), laatstelijk arbeider te Wommels, overleden aldaar 6 juli 1884.

  • Tjibbe Dirks Tiemersma, geboren Wommels 11 april 1823, jong overleden.

  • Murkje Dirks Tiemersma, geboren Wommels 23 april 1824, overleden aldaar 5 november 1830.

  • Rigtje Dirks Tiemersma, geboren Wommels 6 november 1825, overleden aldaar 21 mei 1826.

  • Tjibbe Dirks Tiemersma, geboren Wommels 20 april 1827, overleden aldaar 12 mei 1828.

  • Rigtje Dirks Tiemersma, geboren Wommels 11 november 1828, overleden aldaar 13 december 1828.

  • Richtje Dirks Tiemersma, geboren Wommels 15 augustus 1830, verhuisde na het overlijden van haar ouders naar Kimswerd, overleden aldaar 24 november 1898.

VI-F Siebolt Taekeles Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 16 december 1796/5 januari 1797, soldaat (1812-1817), dienstknecht (verm. op de Sminia-State) (1827), politiedienaar te Wommels (1828-1848), ijtiger der botervaten te Wommels (1854-1861), overleden aldaar 26 juni 1861, huwde Hennaarderadeel 3 mei 1827 met Foekje Pieters Reitsma, geboren/gedoopt Leeuwarden 19 april/14 mei 1801, dienstmeid te Leeuwarden (1815, 1823), dienstmeid verm. op de Sminia-State te Wommels (1825-1827), concierge aldaar (1860-ca. 1877), overleden Wommels 11 mei 1892, dochter van Pieter Reitsma en Sytske Jacobs Hager.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Pieter Siebolts Tiemersma, geboren Wommels 5 maart 1828, timmermansknecht aldaar, overleden Wommels 1 maart 1853.

  • Richtje Siebolts Tiemersma, geboren Wommels 19 september 1830, overleden aldaar 25 januari 1915, huwde Hennaarderadeel 4 mei 1860 met Johannes van der Woude, geboren Oudeschoot 27 september 1822, secretaris van Hennaarderadeel, overleden Wommels 5 november 1900, zoon van Jacob Johannes van der Woude en Jeltje Jochems de Boer. Dit huwelijk bleef kinderloos.

  • Tjibbe Siebolts Tiemersma, volgt VII-E (in mannelijke lijn uitgestorven in 1904)

  • Taekele Siebolts Tiemersma, geboren Wommels 24 juli 1836, timmermansknecht, overleden aldaar 5 oktober 1857.

  • Johannes Siebolts Tiemersma, geboren Wommels 8 februari 1839, overleden aldaar 24 februari 1839.

  • Johannes Siebolts Tiemersma, volgt VII-F (in mannelijke lijn uitgestorven in 1998)

  • Johanna Siebolts Tiemersma, geboren Wommels 30 april 1846, winkelierster aldaar (1893, 1897), overleden Wommels 29 mei 1924, huwde Hennaarderadeel 16 mei 1863 met Eeuwke Tjerks Mensonides, geboren Bolsward 4 mei 1834, timmermansknecht te Wommels, overleden aldaar 3 december 1890, zoon van Tjerk Sjoerds Mensonides en Grietje Lolkes de Groot.

  • Gerrit Siebolts Tiemersma, volgt VII-G (in mannelijke lijn uitgestorven in 1954)

VI-G Johannes Taekeles Tiemersma, geboren Wommels/gedoopt Wommels 9/24 november 1799, boerenknecht te Blessum (1827), arbeider te Hijlaard (1833), overleden Franeker 19 maart 1867, huwde Menaldumadeel 30 mei 1827 met Baukje Meinderts Wybenga, geboren Oosterlittens 7 augustus 1801, overleden Marssum 16 augustus 1863, dochter van Meindert Wybes Wybenga en Antje Tjeerds van Tuinen.

Uit dit huwelijk werd geboren:

  • Rixtje Johannes Tiemersma, geboren Hijlaard 1 juni 1833, overleden Leeuwarden 9 december 1899, huwde Leeuwarden 26 juli 1862 met Feike Gerrits Vuist, geboren Surhuizum 17 december 1820, arbeider te Huizum (1862), overleden Leeuwarden 8 februari 1902, zoon van Gerrit Feikes Vuist en Geeske Sienes Bos.

Generatie VII

VII-A Gerrit Johannes Tiemersma, geboren/gedoopt Wommels 8/18 maart 1804, schipper en koopman aldaar, overleden Wommels 2 februari 1886, huwde Hennaarderadeel 17 maart 1843 met Marijke Michiels Hiemstra, geboren Edens 29 juni 1801, overleden Welsrijp 1 maart 1887, dochter van Michiel Gerrits Hiemstra en Antje Aukes.

Uit dit huwelijk werd geboren:

  • Johannes Gerrits Tiemersma, geboren Wommels 26 februari 1845, overleden aldaar 17 september 1858.

VII-B Andries Johannes Tiemersma, geboren Wommels 22 december 1805, bakkersknecht te Oosterend (1829), soldaat (1830/1831, t.t.v. de Belgische Opstand), winkelier te Wommels (1834), laatstelijk koopman te Deinum, overleden aldaar 22 januari 1852, huwde Hennaarderadeel 10 augustus 1833 met Anna Ages Feitsma, geboren Oosterend 4 juni 1813, overleden Deinum 16 mei 1845, dochter van Age Ruurds Feitsma en Antje Jelles Kuindersma.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Johannes Andries Tiemersma, volgt VIII-A

  • Antje Andries Tiemersma, geboren Wommels 4 februari 1836, overleden aldaar 2 augustus 1875, huwde Hennaarderadeel 20 februari 1861 met Durk Tjerks Wyma, geboren Nijland 1 oktober 1836, timmermansknecht te Wommels (1861), overleden aldaar 25 september 1901, zoon van Tjerk Durks Wyma en Uilkjen Uilkes Wiersma.

  • Age Andries Tiemersma, geboren Wommels 6 maart 1838, overleden aldaar 12 november 1838.

  • Age Andries Tiemersma, volgt VIII-B

  • Gerrit Andries Tiemersma, volgt VIII-C

  • Michiel Andries Tiemersma, volgt VIII-D (in mannelijke lijn uitgestorven in 1937)

VII-C Pieter Johannes Tiemersma, geboren Wommels 18 mei 1810, koopman aldaar, overleden Wommels 17 september 1887, huwde 1e Hennaarderadeel 2 april 1858 met Grietje Egberts van der Zee, geboren Achlum 1 januari 1834, overleden Wommels 2 februari 1868, dochter van Egbert Willems van der Zee en Akke Aukes Wiersma, huwde 2e Hennaarderadeel 23 maart 1870 met Hendrika Pieters Herrema, geboren Boer 9 oktober 1841, overleden Hennaard 30 juli 1913, dochter van Pieter Gerrits Herrema en Geeske Hendriks Keuning.

Uit het eerste huwelijk werden geboren:

  • Ymkjen Pieters Tiemersma, geboren Wommels 23 februari 1859, overleden aldaar 28 mei 1859.

  • Ymkjen Pieters Tiemersma, geboren Wommels 3 september 1860, overleden aldaar 18 oktober 1866.

  • Akke Pieters Tiemersma, geboren Wommels 3 mei 1862, overleden Franeker 21 augustus 1948, huwde Barradeel 16 mei 1889 met Pieter Jukema, geboren Sexbierum 26 september 1860, overleden Franeker 13 november 1935, zoon van Ane Jelles Jukema en Jetske Pieters Anema.

  • Johannes Pieters Tiemersma, geboren Wommels 13 juni 1863, overleden aldaar 14 juli 1863.

  • Maria Pieters Tiemersma, geboren Wommels 8 september 1864, overleden aldaar 18 oktober 1866.

  • Johannes Pieters Tiemersma, geboren Wommels 7 januari 1866, overleden aldaar 28 november 1866.

  • Johannes Pieters Tiemersma, volgt VIII-E

  • Egbert Pieters Tiemersma, geboren Wommels 23 september 1867, overleden aldaar 12 juli 1868.

Uit het tweede huwelijk:

  • Pieter Pieters Tiemersma, geboren Wommels 18 juli 1871, laatstelijk van boerebedrijf, overleden Hennaard 13 november 1907.

  • een levenloos kind, Wommels 1 november 1873.

  • Gerrit Pieters Tiemersma, geboren Wommels 22 oktober 1874, overleden aldaar 17 maart 1875.

  • Ymkje Pieters Tiemersma, geboren Wommels 2 mei 1876, overleden aldaar 5 oktober 1876.

  • Ymkje Pieters Tiemersma, geboren Wommels 18 maart 1879, overleden Spannum 26 november 1950, huwde Hennaarderadeel 9 juli 1919 met Heere Hoekstra, geboren Kubaard 17 augustus 1866, koemelker aldaar (1919), overleden Hennaarderadeel 22 maart 1958, zoon van Bouwe Heeres Hoekstra en Jitske Sjoerds Ypma.

VII-D Ymke Gerbens Tiemersma, geboren Blessum 13 september 1832, arbeider te Deinum, overleden aldaar 18 mei 1876, huwde Menaldumadeel 10 augustus 1863 met Pietje Jans Smits, geboren Marssum 31 augustus 1836, overleden Franeker 11 augustus 1925, dochter van Jan Tjitzes Smits en Fokeltje Pieters Wijnema.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Gerben Ymkes Tiemersma, volgt VIII-F (vermoedelijk in mannelijke lijn uitgestorven in de 20e eeuw)

  • Jan Ymkes Tiemersma, volgt VIII-G (in mannelijke lijn vermoedelijk in 1927 uitgestorven)

  • Tjitske Ymkes Tiemersma, geboren Blessum 21 maart 1865, huwde Menaldumadeel 6 oktober 1887 met Sije van Sinderen, geboren Ternaard 21 juni 1856, grofsmid te Hijlaard, overleden aldaar 16 maart 1894, zoon van Steven Sijes van Sinderen en Eeltje Simens Hoekstra.

  • Fokeltje Tiemersma, geboren Deinum 12 augustus 1866, overleden Wommels 1 december 1948, huwde Wonseradeel 13 april 1895 met Foeke Dirks Dijkstra, geboren Wommels 4 maart 1858, laatstelijk werkman aldaar, overleden Wommels 25 juni 1922, zoon van Dirk Dirks Dijkstra en Bottje Jans Wynia.

VII-E Tjibbe Siebolts Tiemersma, geboren Wommels 22 juni 1833, 1e klerk ter secretarie en winkelier te Wommels, plaatsvervangend-secretaris van Hennaarderadeel 1887-1898, laatstelijk brievengaarder te Wommels, overleden aldaar 13 januari 1904, huwde 1e Hennaarderadeel 8 juni 1861 met Antje Ferwerda, geboren Tzum 9 april 1830, overleden Wommels 31 mei 1893, dochter van Johannes Jacobs Ferwerda en Tietje Jans Hoekstra, huwde 2e Hennaarderadeel 9 mei 1900 met Rinske Bijlsma, geboren Wommels 6 juni 1839, overleden aldaar 15 oktober 1929, dochter van Sytse Dirks Bijlsma en Minke Harmens Abma.

Tjibbe Tiemersma was medefinancier van de Cooperatieve Zuivelfabriek te Warns waarvan Hero Bousema directeur werd.

Uit het eerste huwelijk werden geboren:

  • Foekje Tiemersma, geboren Wommels 13 september 1863, overleden aldaar 18 december 1866.

  • Johannes Tiemersma, geboren Wommels 29 juni 1865, overleden aldaar 11 december 1866.

VII-F Johannes Siebolts Tiemersma, geboren Wommels 5 februari 1843, schilder en eigenaar van verfwinkel te Wommels, overleden aldaar 27 januari 1901, huwde Wommels 16 mei 1868 met Hieke Dooitzes Bootsma, geboren Kubaard 12 maart 1845, overleden Huizum 5 februari 1923, dochter van Dooitze Theunis Bootsma en Jeltje Johannes Twerda.

Johannes Siebolts Tiemersma kocht op 19 maart 1869 het huis met verfwinkel van Jan Foekes Wynia.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Siebolt Tiemersma, geboren Wommels 19 augustus 1869, overleden aldaar 7 april 1876.

  • Dooitze Tiemersma, geboren Wommels 1 december 1870, soldaat (1890-1897), schilder te Joure (1897-1900), schilder te Amsterdam (1901), concierge van het Protestants Weeshuis te Nijmegen (1901-1904), vader van het Diaconie-Armenhuis te Gorinchem (1904-1906), vader van het Burgerweeshuis te Leeuwarden (1906-), overleden aldaar 10 april 1928, huwde Haskerland 17 juni 1897 met Trijntje Dijkstra, geboren Joure 18 mei 1869, weesmoeder te Leeuwarden, overleden aldaar 4 maart 1932, dochter van Jan Dijkstra en Pietje Blaauw. Dit huwelijk bleef kinderloos.

  • Foekje Tiemersma, geboren Wommels 23 maart 1872, overleden aldaar 24 augustus 1872.

  • Pieter Tiemersma, volgt VIII-H (in mannelijke lijn uitgestorven in 1998)

  • Johannes Tiemersma, geboren Wommels 18 november 1874, aanvankelijk mr. schilder te Wommels (-1906), sinsdien logementhouder in ‘It Bierhus’ aldaar, overleden Wommels 24 augustus 1917, huwde Hennaarderadeel 21 mei 1902 met Joukje Noordenbos, geboren Wommels 1 september 1878, dochter van Petrus Noordenbos en Gerbrig Fopma. Dit huwelijk bleef kinderloos.

  • Foekje Tiemersma, geboren Wommels 20 januari 1876, overleden aldaar 20 juli 1954, huwde Wommels 1 oktober 1898 met Thomas Twerda, geboren Wommels 19 september 1867, winkelier en boer op ‘Terpen op Britsaerd’ te Wommels, commissaris Spaarbank Hennaarderadeel, kerkvoogd Nederlands-Hervormde Gemeente te Wommels, overleden Sneek 8 juni 1955, zoon van Johannes Twerda en Jetske Hiemstra, weduwe van Rienke Sieswerda.

  • Siebelt Tiemersma, geboren Wommels 29 maart 1878, overleden aldaar 16 juli 1878.

VII-G Gerrit Siebolts Tiemersma, geboren Wommels 17 april 1848, ambtenaar ter secretarie van Hennaarderadeel, overleden Wommels 11 oktober 1903, huwde Wommels 23 mei 1877 met Geertje Zelle, geboren Wommels 1 oktober 1850, overleden Warns 31 juli 1905, dochter van Johannes Elzert Lodema Zelle en Tjitske van der Els.

Geertje Tiemersma-Zelle was een achternicht van de vader van Margaretha Geertruida Zelle (1876-1917), alias ‘Mata Hari’

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Tjitske Tiemersma, geboren Wommels 27 maart 1878, overleden Glimmen (gem. Haren) 12 juli 1941, huwde Hennaarderadeel 28 maart 1900 met Hero Bousema, geboren Aduard 5 april 1875, directeur zuivelfabriek te Warns en laatstelijk te Hoogezand, overleden Glimmen 6 december 1953, zoon van Yle Bousema en Jantje Gaikema, hertrouwde met met Eefke Koers.

  • Siebolt Tiemersma, geboren Wommels 28 november 1881, directeur postkantoor laatstelijk te Emmen en referendaris der Posterijen, Telegrafie en Telefonie (eervol ontslagen 1934), overleden Glimmen 10 april 1954.

Generatie VIII

VIII-A Johannes Andries Tiemersma, geboren Wommels 6 december 1834, koopman te Deinum (1857) en laatstelijk te Ee, overleden aldaar 8 juni 1892, huwde 1e Hennaarderadeel 28 januari 1857 met Fokje Jans Westra, geboren Jelsum 21 december 1834, overleden Deinum 12 december 1861, dochter van Jan Sikkes Westra en Aafke Tjeerds Kaastra, huwde 2e Menaldumadeel 16 oktober 1862 met Hiltje Klazes Andringa, geboren Menaldum 19 januari 1839, overleden Huizum 29 maart 1912, dochter van Klaas Andries Andringa en Antje Wybes Anema.

Uit het eerste huwelijk werden geboren:

  • Andries Tiemersma, volgt IX-A

  • Aafke Tiemersma, geboren Deinum 28 mei 1859, overleden aldaar 23 juli 1859.

  • Fokje Tiemersma, geboren Deinum 3 december 1861, overleden Oosterend 17 juli 1935, huwde Oostdongeradeel 3 september 1898 met Willem Kamminga, geboren Oosterend 2 oktober 1855, koopman aldaar, overleden Oosterend 10 mei 1908, zoon van Oege Willems Kamminga en Hiske Meintes van den Berg.

Uit het tweede huwelijk werden geboren:

  • Klaas Tiemersma, volgt IX-B (in mannelijke lijn uitgestorven in 1937)

  • Gerrit Tiemersma, volgt IX-C (waarschijnlijk in mannelijke lijn uitgestorven)

  • Antje Tiemersma, geboren Deinum 12 november 1866, overleden aldaar 5 oktober 1867.

  • Michiel Tiemersma, geboren Deinum 27 juni 1868, overleden aldaar 6 september 1868.

  • Antje Tiemersma, geboren Deinum 19 februari 1870, overleden aldaar 28 mei 1870.

VIII-B Age Andries Tiemersma, geboren Wommels 15 juni 1839, koopman laatstelijk te Deinum, overleden aldaar 20 april 1879, huwde Hennaarderadeel 20 februari 1861 met Ytje Lykeles Memerda, geboren Vrouwenparochie 7 mei 1842, overleden Deinum 29 december 1922, dochter van Lykele Tjitzes Memerda en Rinske Taekes Boersma.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Andries Tiemersma, geboren Deinum 7 juni 1863, emigreerde in 1891 naar de Verenigde Staten van Amerika.

  • Lykele Tiemersma, geboren Deinum 28 mei 1865, bakkersknecht aldaar, overleden Deinum 8 juni 1881.

  • Anna Tiemersma, geboren Deinum 18 juni 1866, overleden aldaar 30 mei 1879.

  • Rinske Tiemersma, geboren Deinum 6 maart 1868, overleden Menaldumadeel 29 november 1954, huwde Menaldumadeel 22 november 1888 met Jochum Bosch, geboren Deinum 16 maart 1864, veehouder aldaar, overleden Deinum 21 juli 1934, zoon van Tjeerd Sijes Bosch en Rigtje Jochums Rijpma.

  • Johannes Tiemersma, volgt IX-D

  • Taeke Tiemersma, volgt IX-E

  • Gerrit Tiemersma, geboren Deinum 31 juli 1872.

  • Tjitske Tiemersma, geboren Deinum 12 oktober 1873, overleden aldaar 5 april 1875.

  • Tjitske Tiemersma, geboren Deinum 6 mei 1877, kaaskoopman aldaar, overleden Deinum 1 september 1926.

VIII-C Gerrit Andries Tiemersma, geboren Deinum 3 februari 1841, koopman en schipper, laatstelijk werkman, overleden Amsterdam 30 mei 1899, huwde Hennaarderadeel 10 mei 1862 met Aagje Nannes Wagenaar, geboren Sneek 30 april 1844, overleden Sneek 12 januari 1899, dochter van Nanne Wagenaar en Trijntje Boersma.

Uit dit huwelijk werd geboren:

  • Andries Tiemersma, geboren Wommels 24 januari 1863.

VIII-D Michiel Andries Tiemersma, geboren Deinum 3 april 1843, aanvankelijk schipper te Wommels, later koopman te Hijlaard en Deinum, huwde Hennaarderadeel 2 mei 1863 (gescheiden Leeuwarden 10 februari 1874) met Sytske Nannes Bosma, geboren Hijlaard 9 januari 1845, overleden Weidum 11 februari 1888, dochter van Nanne Tjeerds Bosma en Aagje Jans Miedema, zij hertrouwde Baarderadeel 24 februari 1877 met Folkert Martens Tjepkema.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Andries Tiemersma, geboren Hijlaard 4 mei 1863, overleden aldaar 6 mei 1863.

  • Andries Tiemersma, geboren Hijlaard 31 maart 1864, overleden aldaar 11 april 1864.

  • Antje Tiemersma, geboren Hijlaard 10 april 1865, overleden aldaar 13 oktober 1865.

  • Anna Tiemersma, geboren Hijlaard 19 november 1866, overleden Ee 21 april 1937, huwde Baarderadeel 8 april 1896 met Jelle Hendriks Wiersma, geboren Oosterlittens 1 oktober 1867, boerenknecht aldaar, overleden Jouswier 8 juni 1958, zoon van Hendrik Tietes Wiersma en Jeltje Jelles de Boer.

VIII-E Johannes Pieters Tiemersma, geboren Wommels 23 september 1867, koopman aldaar, huwde Hennaarderadeel 28 mei 1891 met Sybrigje Jorritsma, geboren Kubaard 8 maart 1872, overleden Heerlen 14 maart 1949, dochter van Jorrit Wybrens Jorritsma en Trijntje Baukes Boschma.

Uit dit huwelijk werd geboren:

  • Pieter Tiemersma, geboren Wommels 11 januari 1892.

VIII-F Gerben Ymkes Tiemersma, geboren Deinum 26 oktober 1868, houtzagersknecht (1903) en later melkslijter te Hoorn (1925), overleden aldaar 4 maart 1945, huwde Hoorn 29 mei 1903 met Aaltje Schagen, geboren Opperdoes circa 1866, overleden Hoorn 7 januari 1928, dochter van Pieter Schagen en Marijtje de Vries.

Uit dit huwelijk werd geboren:

  • Marijtje Tiemersma, geboren Hoorn circa 1904, huwde Hoorn 24 september 1925 met Jacob Masereeuw, geboren Medemblik circa 1900, adjunct-commies bij het kadaster (1925), zoon van Pieter Masereeuw en Aagje de Vries.

VIII-G Jan Ymkes Tiemersma, geboren Blessum 26 september 1863, boerenknecht (1896) en laatstelijk vrachtrijder te Boxum, overleden aldaar 20 oktober 1927, huwde Menaldumadeel 21 mei 1896 met Pietje Elzinga, geboren Marssum 17 augustus 1868, overleden Boxum 27 januari 1942, dochter van Tjerk Ruurds Elzinga en Adriaantje Sakes de Vries.

Uit dit huwelijk werd geboren:

  • een levenloos kind, 3 november 1897.

VIII-H Pieter Tiemersma, geboren Wommels 17 mei 1873, achtereenvolgens bakker te Wommels (1899-1906), mede-eigenaar stoomschip Stad Franeker I (1906-1913), logementhouder te Wytgaard (1913-1919), eigenaar delicatessezaak te Leeuwarden (1919-1925), laatstelijk bakker aldaar, overleden Rijperkerk 3 december 1947, huwde Oosterend 6 mei 1899 met Trijntje ‘Nynke’ Heeringa, geboren Oosterend 1 januari 1877, overleden Leeuwarden 12 november 1958, dochter van Petrus Rintjes Heeringa en Aafke Ates Ypma.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Afke Tiemersma, geboren Wommels 6 december 1900, overleden 4 januari 1989, huwde Leeuwarderadeel 10 september 1926 met Mr. Menno Douwe de Jong, geboren Drachten 2 oktober 1898, gemeentesecretaris te Bandoeng, laatstelijk administrateur ter gemeentesecretarie van Leeuwarden, overleden aldaar 21 januari 1953, zoon van Lieuwe Jans de Jong en Lieuwkjen Anskes de Jong.

  • Hieke Tiemersma, geboren Wommels 2 april 1905, overleden 27 december 1980, huwde Leeuwarden 25 mei 1932 met Willem Dirk Duyf, geboren Oegstgeest 3 mei 1903, ondernemer op Terschelling, overleden West-Terschelling 8 oktober 2001, zoon van Ane Jan Duyf en Maria Catharina Roggeveen.

  • Johanna Maaike Tiemersma, geboren Harlingen 29 mei 1907, overleden Leeuwarden 3 juni 1998, huwde 10 april 1935 met Adrianus Roelof van der Velde, geboren Leeuwarden 1 maart 1888, boekhandelaar aldaar, overleden Leeuwarden 18 december 1955, zoon van Rinze van der Velde en Margaretha Martha van der Linden.

  • Maaike Foekje Tiemersma, geboren Harlingen 31 juli 1909, overleden Enschede 2 juli 1989, huwde Leeuwarden 21 december 1938 met Pier Jan Gijsbert Aalders, geboren ondern. Tanah Radja (Asahan, Sumatra’s Oostkust) 28 januari 1909, laatstelijk luitenant-kolonel en districtscommandant der Rijkspolitie Friesland, overleden Leeuwarden 17 augustus 1961, zoon van Jan Gijsbert Aalders en Christina Helena Harmanna Schaafsma.

  • Foekje Tiemersma, geboren Harlingen 13 september 1911, overleden Enschede 4 november 1989, huwde Leeuwarden 16 juli 1942 met Helmich August van Heek, geboren Enschede 18 november 1899, textielfabrikant Gebrs. Van Heek, overleden Enschede, h. Schuttersveld, 12 mei 1979, zoon van Nicolaas Gijsbertus van Heek en Anna Catharina ter Kuile, gescheiden echtgenoot van Herta Maria Theresia von Teichgräber.

Generatie IX

IX-A Andries Tiemersma, geboren Deinum 9 november 1857, koopman aldaar, later kaashandelaar te Leeuwarden, overleden ‘s-Gravenhage 30 augustus 1924, huwde Het Bildt 6 mei 1880 met Antje Lont, geboren St. Annaparochie 26 november 1858, overleden Leeuwarden 28 mei 1935, dochter van Beert Lont en Maaike Koopmans.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Maaike Tiemersma, geboren Deinum 10 februari 1881, huwde Leeuwarden 18 mei 1906 met Jan Sytsma, geboren Gerkesklooster 22 maart 1883, veehouder aldaar, zoon van Hendrik Pieters Sytsma en Hiltje Jans Oosterhoff.

  • Johannes Tiemersma, geboren Deinum 7 juli 1883, kaashandelaar te Leeuwarden, huwde aldaar 8 mei 1906 met Grietje Sytsma, geboren Gerkesklooster 19 april 1885, dochter van Hendrik Pieters Sytsma en Hiltje Jans Oosterhoff.

  • Fokje Tiemersma, geboren Deinum 4 februari 1888, huwde Leeuwarden 10 september 1912 met Ds. Pieter de Bruyn, geboren Vlaardingen circa 1889, predikant, zoon van Johannes de Bruyn en Francina Maria Visser.

  • Beert Tiemersma, geboren Huizum 26 oktober 1892, kaashandelaar te Leeuwarden, koopman te Alkmaar (1936), verbleef in 1912 korte tijd in Transvaal (Zuid-Afrika), huwde Franeker 7 oktober 1914 met Geertje Nammensma, geboren Franeker 16 april 1892, dochter van Sjoerd Nammensma en Eelkje Viersen.

  • Sietske Tiemersma, geboren Huizum 6 maart 1897, huwde Barradeel 29 september 1921 met Gerrit Nammensma, geboren Sexbierum 20 oktober 1895, landbouwer aldaar, overleden Barradeel 2 maart 1949, zoon van Jan Nammensma en Geertrui Elisabeth Koudenburg.

  • Beert Tiemersma, geboren Deinum 2 maart 1885, overleden aldaar 16 april 1886.

  • Bertha Tiemersma, geboren Deinum 15 januari 1890, overleden aldaar 6 augustus 1890.

IX-B Klaas Tiemersma, geboren Deinum 25 augustus 1863, koopman te Ee, overleden Murmerswoude 15 oktober 1924, huwde Oostdongeradeel 11 november 1899 met Minke Andringa, geboren Menaldum 26 februari 1875, overleden Leeuwarden 5 februari 1939, dochter van Andries Klazes Andringa en Dieuwke Pieters Stapensea.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Dieuwke Tiemersma, geboren Ee 8 oktober 1905, overleden aldaar 24 juli 1906.

  • Dieuwke Tiemersma, geboren Ee 27 april 1907, overleden Leeuwarden 14 oktober 1937.

IX-C Gerrit Tiemersma, geboren Deinum 23 september 1865, achtereenvolgens schipper te Ee, kaashandelaar en handelsvertegenwoordiger te Leeuwarden, overleden aldaar 26 mei 1937, huwde Kollumerland 18 augustus 1888 met Reintje Hibma, geboren Pietersbierum 19 september 1867, overleden Leeuwarden 9 november 1932, dochter van Reinder Jans Hibma en Antje Sybes Sybesma.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Anna Tiemersma, geboren Oudewoude 3 september 1888, overleden Leeuwarden 28 december 1963, huwde Leeuwarderadeel 7 mei 1913 (gescheiden Leeuwarden 7 januari 1926) met Tjeerd IJsselstein, geboren Warga 24 oktober 1886, veehouder te Wirdum, overleden Sneek 20 december 1939, zoon van Sjerp IJsselstein en Sjoerdje Kaastra.

  • Hiltje Tiemersma, geboren Ee 5 januari 1893.

  • Fedtje Tiemersma, geboren Ee 1 juli 1899, overleden Leeuwarden 7 april 1901.

IX-D Johannes Tiemersma, geboren Deinum 15 april 1869, brandwacht te Amsterdam (1895), overleden Franeker 15 maart 1932, huwde 1e Amsterdam 25 september 1895 met Antje Poelstra, geboren Harlingen 22 maart 1874, dochter van Sjoerd Poelstra en Anna Nijkamp, huwde 2e Amsterdam 27 april 1922 met Helena Maria Johanna Rogier, geboren Amsterdam 4 mei 1879, dochter van Antonius Petrus Rogier en Johanna Catharina de Haay.

Uit het eerste huwelijk werd geboren:

  • Anna Tiemersma, geboren Amsterdam 26 mei 1897.

IX-E Taeke Tiemersma, geboren Deinum 30 oktober 1870, koopman aldaar, overleden Deinum 9 maart 1947, huwde Menaldumadeel 8 juni 1899 met Hinke Hettema, geboren Berlikum 17 maart 1872, overleden Menaldumadeel 9 maart 1954, dochter van Roelof Walles Hettema en Wytske Ages Feitsma.

Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Wytske Tiemersma, geboren Deinum 15 mei 1900, overleden Leeuwarden 26 september 1958.

  • Age Tiemersma, geboren Deinum 5 augustus 1901.

  • Ytje Anna Tiemersma, geboren Deinum 13 november 1905.

1Friesland werd voorheen gescheiden door drie kwartieren: Westergo, Oostergo en Zevenwouden. Westergo lag ten westen van de Middelzee, Oostergo ten oosten daarvan en ten zuiden en zuidoosten lag het kwartier Zevenwouden.

2Ook Doetgumervaart genoemd (Schotanus 1718)

3Het is niet geheel zeker dat Symen Tjerks haar broer was, echter lijkt dit zeer waarschijnlijk aangezien hij eveneens afkomstig was uit Dronrijp. In dit familieverhaal noem ik hem de broer van Dieuwke Tjerks.

4Resp. Idzerd van Sminia (1689-1754), echtgenote Tjallinga Edonia van Sminia-van Eysinga (1690-1733) en hun kinderen Anna Maria (1719-1775), Wytske Apollonia (1724-1785) en Tjalling Edo van Sminia (1716-1767)

5Deze villa brandde, na enige jaren leeg te hebben gestaan, in 1969 af.

6De gemeente Littenseradeel is op 1 januari 1984 door fusie van de voormalige gemeenten Baarderadeel en Hennaarderadeel.

7Kadaster Wommels, sectie A, nrs. 649 en 648

8Er woonde in Wommels namelijk nauwelijks familie van de uit Dronrijp afkomstige Gerrit Andries en Dieuwke Tjerks.

9In 1749 waren haar kinderen Dieuwke, Gerrit en Tjerk Andries al gehuwd. Haar twee dochters Anskie en Kerstie waren toen met zekerheid in leven en ongehuwd. Over haar andere twee kinderen, Wipkjen en Goslick, is mij behalve hun doop niets verder bekend.

10Een pondemaat is een oude Friese vlaktemaat. In 1813 werd de pondemaat uniform vastgesteld op 3674, 36 m2.

11In 1788 verkocht

12In 1746 verkocht haar broer Tjebbe Taekeles Tiemersma 26 ¼ pondematen land in de zathe Timertsma.

13Petrus van Asperen (1810-1870) was een zoon van Gabe van Asperen (1766-1826, koopman en burgemeester van Grouw) en Fietje Rintjes Tania (1773-1815). Fietje Rintjes Tania was in eerste echt gehuwd met Jan Willems Heeringa (1769-1797, boer op de Heeringa-State Rauwerd). Fietje Rintjes Tania en Jan Willems Heeringa waren de overgrootouders van Trijntje Tiemersma-Heeringa (1877-1958).

14Hij koos het 16e bataljon Jagers

15Minse Jans Jansma (1792-1849) trouwde in 1819 met Johantje T. Tiemersma (1790-1838), de enige zuster van Siebolt T. Tiemersma.

16Isaak Reitsma (1797-1870) was een oudere broer van Foekje Tiemersma-Reitsma (1801-1892)

17Alias Moriaansteegje / Mariansteegje

18Gosling van der Weide (1751-1834) was een achterneef van Pieter Reitsma (1759-1808).

19Voorheen wijk H, no. 36

20Pieter Albert Feit (Leeuwarden 1763-Den Helder 1827), ongehuwde zoon van Harmen Feit en Johanna Wybrandus Eekhout.

21Bij de verkoop van haar vaste goederen in 1815 en 1816 kwam hij namelijk niet voor als mede-eigenaar. Dit in tegenstelling tot haar kinderen.

22Op 3 juni 1827 werden Sytske Jacobs Reitsma-Hager en Pietje Lourens op belijdenis aangenomen als lidmaten der Hervormde Gemeente te Leeuwarden. Toevallig waren zij in 1830 allebei inwonende dienstbodes bij de douariere Aebinga van Humalda.

23Bevolkingsregister Leeuwarden 1829: inwonende dienstboden Sytske Hager, 54, Berlikum; Elisabeth Bakker, 38, Akkerwoude; Pietje Louwrens, 30 Oudwoude; Aaltje van der Woude, 24, Leeuwarden.

24Dit is het zogenaamde Hoekster-achterom, westzijde (tussen de huidige Wijdesteeg en Hoeksterpad)

25Een boerenknecht in Wommels kon op een van de vele boerderijen werkzaam zijn. Een dienstknecht verwijst eerder naar een herenhuis en daarvan was er slechts 1 in Wommels: de Sminia-State. Het dienstverband van Siebolt Taekeles Tiemersma bij de grietman Van Eysinga is niet geheel zeker, doch zeer waarschijnlijk.

26Ondanks dat Sytske niet een biologische dochter van Siebolt Taekeles Tiemersma was (anders had hij haar – zoals in die gevallen vaak voorkwam – bij het huwelijk erkend), testeerde hij dat zij een kindsdeel zou ontvangen wanneer hij zou komen te overlijden.

27Gerhardus Arnoldus Baars werd 3 december 1804 te Waverveen geboren als zoon van Wicher Arnoldus Baars en Anna Petronella Mentz. Zijn vader werd rond 1805 aangesteld tot onderwijzer te Bolsward. Op 4 juli 1829 huwde hij met Hieke Sjoerds Algera (1808-1844) uit Wommels. G.A. Baars was tussen 1827 en 1829 onderwijzer te Wommels en sinds 1829 te Ferwoude. Mijn zwager Auke Adema stamt af van schoolmeester Baars via de geslachten Adema-Bruinsma-Burry-Hakkema-de Vries-Baars.

28Kadaster Wommels: Sectie A, nr. 29

29Zijn vermogen bedroeg ten tijde van diens overlijden 3.438 gulden.

30Thomas Twerda huwde in 1898 met Foekje Tiemersma (1876-1954), een dochter van Johannes Tiemersma en Hieke Bootsma.

31“Eene huizinge, waarin bakkerij, met hok en erf, aan den grindweg te Wommels, ten kadaster bekend gemeente Wommels sectie A nummer 1066.” (Tresoar; Notarieel Archief; notaris K. Gorter, rep. 140095, akte 1, 3 januari 1906)

32Dooitze Tiemersma (1870-1928) en echtgenote Trijntje Tiemersma-Dijkstra (1869-1932), Johannes Tiemersma Jr. (1874-1917) en echtgenote Joukje Noordenbos (1878-?) en Rintje Heeringa (1862-1937).

33De naam van het regiment is verschillende malen veranderd. In 1816 kreeg de formatie de naam Afdeeling Kurassiers no. 3.

34Zou jonker Plettenberg identiek zijn aan Hans Willem van Plettenberg (1732-1800), zoon van Hendrick Casimir van Plettenberg en Petronella Agatha van Amama.

35Kanttekening in doopboek “dopeling is overleden”. Zou kunnen duiden op jong overlijden, echter heb ik geen andere doop van een zoon Taekele gevonden.

iA.J. Van der Aa, “Het Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden” (1839-1851) (http://vanderaa.tresoar.nl/index.php?sub=Menaldumadeel, 2016)

iiiA.J. Van der Aa, “Het Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden” (1839-1851) (http://vanderaa.tresoar.nl/index.php?sub=Menaldumadeel, 2016)

viDe Volkskrant, “Trekschuit en trekvaart” (28 december 2002) (http://www.volkskrant.nl/archief/trekschuit-en-trekvaart~a625294/, 2016)

viiiA.J. Van der Aa, “Het Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden” (1839-1851) (http://vanderaa.tresoar.nl/index.php?sub=Menaldumadeel, 2016)

ixH.W. Kuipers em J.E. Valkema, “De Boalserter trekdyk” (1983)

xW. Eekhoff, “Friesland; handboekje voor reizigers door Friesland” (1840)

xiJ. Miedema, “Om de Wommelser Suderhaven hinne (III), ca. 1660-1690”

xiiJ. Miedema, “Om de Wommelser Suderhaven hinne (III), ca. 1660-1690”

xivH.W. Kuipers, “Ned. Hervormde Kerk Wommels” (1972)

xvH.W. Kuipers, “Ned. Hervormde Kerk Wommels” (1972)

xviP. Cuperus, e.a., “Friese dorpen; enkele karakterschetsen” (1981)

xviiJ. Miedema, “Wommels ten zuiden van de Nauwe of Kromme Steeg (1685-1832) (http://files.webklik.nl/user_files/2010_11/187690/Wommels_ten_zuiden_van_de_Nauwe_Steeg_2.pdf, 2017)

xviiiJ. Miedema, “Wommels ten zuiden van de Nauwe of Kromme Steeg (1685-1832) (http://files.webklik.nl/user_files/2010_11/187690/Wommels_ten_zuiden_van_de_Nauwe_Steeg_2.pdf, 2017)

xixA.J. Van der Aa, “Het Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden” (1839-1851)

xxA.J. Van der Aa, “Het Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden” (1839-1851)

xxiH. de Walle, “Friezen uit vroeger eeuwen” (http://www.walmar.nl/inscripties.asp, 2016)

xxiiProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 49, 24 februari 1706

xxiiiProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 49, 27 april 1713

xxivProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 49, 26 februari 1721

xxvProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 49, 21 mei 1721

xxviiJ. Miedema, “Langs de Trekvaart in Wommels (1620-1832) (http://www.webklik.nl/user_files/2010_11/187690/klaaikluten_nr3-_2010def.pdf, 2016)

xxviiiP. Schouten e.a., “Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van alle volkeren; XXVste deel. Behelzende de Beschryving der Vereenigde Nederlanden; En wel in ‘t byzonder van Friesland” (1788) (http://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=dpo%3A886%3Ampeg21%3A0158&query=sippens&page=1&coll=boeken, 2016)

xxix“Naamregister der leeden, steden en regeering (etc.)” (1781), (http://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=dpo%3A2838%3Ampeg21%3A0182&query=sippens&coll=boeken, 2016)

xxxProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 50, Jacobi 1729

xxxiProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 50, 26 februari 1733

xxxiiProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 50, 8 april 1742

xxxiiiProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 52, 31 mei 1766

xxxivProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 50, 14 augustus 1740

xxxvProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 53, 1792

xxxixGazette de Frise = Vriesche courant 20 maart 1811 (kranten.delpher.nl, 2016)

xliiiRotterdamsche Courant 6 januari 1814 (kranten.delpher.nl, 2016)

xlivRotterdamsche Courant 9 mei 1815 (kranten.delpher.nl, 2016)

lSumatra-Courant 8 november 1881 (kranten.delpher.nl, 2016)

liSumatra-Courant 8 november 1881 (kranten.delpher.nl, 2016)

liiiNederlandsche Staatscourant 15 december 1815 (kranten.delpher.nl, 2016)

livMilitaire Stamboek

lvHuwelijksakte Siebolt T. Tiemersma en Foekje P. Tiemersma, Hennaarderadeel 1827, akte 3 (zoekakten.nl, 2016)

lviiNederlandsche Staatscourant 23 juli 1817 (kranten.delpher.nl, 2016)

lviiiTresoar; Notarieel Archief; notaris J.C. Kutsch, Leeuwarden II, rep. 076095, akte 60, 8 februari 1812

lixTresoar; Notarieel Archief; notaris D. Fockema, Leeuwarden IV, rep. 76008, akte 90, 19 juni 1815

lxTresoar; Notarieel Archief; notaris J.C. Kutsch, Leeuwarden II, rep. 076096, akte 675, 28 juni 1811

lxiTresoar; Notarieel Archief; notaris J.C. Kutsch, Leeuwarden II, rep. 076096, akte 675, 28 juni 1811

lxiiTresoar; Notarieel Archief; notaris D. Fockema, Leeuwarden IV, rep. 76008, akte 90, 19 juni 1815

lxiiiTresoar; Notarieel Archief; notaris D. Fockema, Leeuwarden IV, rep. 76008, akte 90, 19 juni 1815

lxivTresoar; Notarieel Archief; notaris D. Fockema, Leeuwarden IV, rep. 76008, akte 90, 19 juni 1815

lxvTresoar; Notarieel Archief; notaris D. Fockema, Leeuwarden IV, rep. 78008, akte 69, 15 mei 1816

lxviGeboorteakte Sytske Pieters, Leeuwarden 7 september 1823 (www.allefriezen.nl, 2017)

lxviiHuwelijksakte Tiemersma-Reitsma, Hennaarderadeel 1827, akte 3 (zoekakten.nl, 2017)

lxviiiLeeuwarder Courant 18 mei 1827 (kranten.delpher.nl, 2017)

lxixGeboorteakte Pieter Tiemersma, Hennaarderadeel 1828 (www.allefriezen.nl, 2017)

lxxTresoar, Informatieboeken Hennaarderadeel, T13-19, 1803-1810 (http://viewer.tresoar.nl/toon.php?id=9017&p=143, 2016)

lxxiCitaat schoolopziener R.J. Romar, 1829; in: J.G. Geertsma, “Meesterwerk; de historie van het openbaar onderwijs in Wommels” (1994), p. 67

lxxiiG.J. Geertsma, “Meesterwerk; de historie van het openbaar onderwijs in Wommels” (1994)

lxxiiiGeboorteakte Tjerk Mensonides, Hennaarderadeel 1866 (www.allefriezen.nl, 2017)

lxxivBevolkingsregister Hennaarderadeel 1860-1870 (www.zoekakten.nl, 2017)

lxxvTresoar; Notarieel Archief; notaris K.R. de Jong, rep. 140057, akte 43, 19 maart 1869

lxxviLeeuwarder Courant 9 april 1869 (kranten.delpher.nl, 2016)

lxxviiiDe Tijd, 18 augustus 1900 (www.kranten.delpher.nl, 2017)

lxxixStadsarchief Amsterdam; overgenomen delen 1892-1920 (afgedane gezinskaarten) (www.amsterdam.nl/stadsarchief, 2017)

lxxxNieuwsblad van Friesland; Hepkema’s Courant, 12 maart 1904 (kranten.delpher.nl, 2017)

lxxxiH. Bokma, “Rabobank Wommels definitief dicht”, 31 oktober 2014 (www.skille.nl, 2017)

lxxxiiTresoar; Notarieel Archief; diverse testamenten en boedelscheidingen

lxxxiiiTresoar; Notarieel Archief; diverse testamenten en boedelscheidingen

lxxxivLeeuwarder Courant 30 augustus 1907 (kranten.delpher.nl, 2017)

lxxxvLeeuwarder Courant 31 augustus 1908 (kranten.delpher.nl, 2017)

lxxxviLeeuwarder Courant 7 december 1908 (kranten.delpher.nl, 2017)

lxxxviiLeeuwarder Courant 16 januari 1911 (kranten.delpher.nl, 2017)

lxxxviiio.a. Leeuwarder Courant 18 mei 1915 (kranten.delpher.nl, 2017)

lxxxixo.a. Leeuwarder Courant 22 januari 1917 (kranten.delpher.nl, 2017)

xcNieuwsblad van Friesland, 29 oktober 1913 (kranten.delpher.nl, 2017)

xciiiLeeuwarder Courant 15 augustus 1898 (kranten.delpher.nl, 2017)

xcivo.a. Leeuwarder Courant 16 augustus 1909 (kranten.delpher.nl, 2017)

xcvDe Heerenveensche koerier 2 september 1948 (kranten.delpher.nl, 2017)

xcviLeeuwarder Courant 8 april 1897 (kranten.delpher.nl, 2017)

xcviiTresoar; Notarieel Archief; notaris J. Zijlstra te Wommels, rep. 140085, akte 7, 27 januari 1899

xcviiiTresoar; Notarieel Archief; notaris J. Zijlstra te Wommels, rep. 140086, akte 48, 2 mei 1900

xcixLeeuwarder Courant 6 september 1881 (kranten.delpher.nl, 2017)

cLeeuwarder Courant, 6 september 1881 (kranten.delpher.nl, 2017)

ciHet Nieuws van den Dag, 5 april 1909 (kranten.delpher.nl, 2017)

ciiTresoar; Notarieel Archief; notaris D. Burgy te Roordahuizum, rep. 115091, akte 4319, 17 juli 1913

ciiiLeeuwarder Courant 21 augustus 1913 (kranten.delpher.nl, 2017)

civGesprek CBA, ca. 2014

cvH. Braak, “Tijdschrift voor onderwijzers, en ter bevordering der huiselijke opvoeding” (1837)

cviFamiliearchief Aalders, begrafenisrede Trijntje Tiemersma-Heeringa.

cviiLeeuwarder Courant 14 januari 1952 (kranten.delpher.nl, 2017)

cviiiBevolkingsregister Hennaarderadeel (www.zoekakten.nl, 2017)

cixLeeuwarder Courant; hoofdblad van Friesland, 12 december 1963 (kranten.delpher.nl, 2017)

cxLeeuwarder Courant; hoofdblad van Friesland, 12 december 1963 (kranten.delpher.nl, 2017)

cxiLeeuwarder Courant; hoofdblad van Friesland, 12 december 1963 (kranten.delpher.nl, 2017)

cxiiLeeuwarder Courant; hoofdblad van Friesland, 12 december 1963 (kranten.delpher.nl, 2017)

cxiiiHet Vaderland; staat- en letterkundig nieuwsblad, 10 januari 1929 (kranten.delpher.nl, 2017)

cxivHet Vaderland; staat- en letterkundig nieuwsblad, 10 januari 1929 (kranten.delpher.nl, 2017)

cxvHet Vaderland; staat- en letterkundig nieuwsblad, 10 januari 1929 (kranten.delpher.nl, 2017)

cxviLeeuwarder Courant; hoofdblad van Friesland, 12 december 1963 (kranten.delpher.nl, 2017)

cxviiiHuwelijksakte Abraham Reitsma en Trijntje Klomp, Leeuwarden 6 april 1831 (www.allefriezen.nl, 2017)

cxixTresoar; Notarieel Archief; notaris Fockema, Leeuwarden, rep. 78074, akte 310, 12 oktober 1832

cxxOverlijdensakte Abraham Reitsma, Leeuwarden 1836 (www.allefriezen.nl, 2017)

cxxiTresoar; Rolboeken, Tg. 18-02, inv. nr. 82, rolnr. 291, 30 oktober 1839 (rolboeken.tresoar.nl, 2017)

cxxiiTresoar; Rolboeken, Tg. 18-02, inv. nr. 82, rolnr. 291, 30 oktober 1839 (rolboeken.tresoar.nl, 2017)

cxxiiiBevolkingsregister Leeuwarden 1839 (www.allefriezen.nl, 2017)

cxxivStadsarchief Amsterdam; Waterloo gratificaties (

cxxvStadsarchief Amsterdam; Waterloo gratificaties (

cxxviiProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 49, 26 februari 1721

cxxviiiProclamatieboek Hennaarderadeel, inv. nr. 49, 21 mei 1721

cxxixRegistre Civique Dronrijp

cxxxHuwelijksbijlagen Wynia-Bakker, Hennaarderadeel 1815, akte 9 (zoekakten.nl, 2017)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*